Op 25 juni 1975 schreef
Heere Heeresma vanuit zijn huis in de Ardèche een brief aan de uitgever Bert Bakker.
Na een korte terechtwijzing aan het adres van de uitgever over diens
besluiteloosheid lezen we daarin de volgende passage: ’[…] maar ten eerste heb
ik zo mijn eigen tempo en in de 2e plaats ben jij zowel als ik
ronduit gebaat bij een snelle konkretisering van onze voornemens i.v.m.
herdrukken en nieuw werk. Jij weet dan waaraan je toe bent en kan dan rustig je
plannen met mijn boeken ontplooien, en
ik kan […] mij volledig konsentreren op het werk dat ik voor je onder handen
heb’. Dit lijkt een vrij normale correspondentie tussen een auteur en zijn
uitgever, maar in Bleib gesund!, de zojuist verschenen bloemlezing uit de
brieven van Heeresma, zijn opvallend veel van dergelijke brieven te vinden. Ze
tonen een auteur die voortdurend op zoek is naar betere uitgeefdeals, die met
zijn oeuvre leurt als ware het pure handelswaar.
Nu was het oeuvre van
Heeresma halverwege de jaren zeventig misschien ook wel het spreekwoordelijke
goudmijntje. Met zijn vroege poëzie had hij geen succes geboekt, maar een
handvol romans en bundels met korte verhalen die hij vanaf 1962 publiceerde
werden mateloos populair: Een dagje naar het strand (1962), Geef die mok eens
door, Jet! (1968), Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp (1972) en Zwaarmoedige
verhalen voor bij de centrale verwarming (1973) beleefden herdruk na herdruk,
werden vertaald en in enkele gevallen ook verfilmd. Daarna viel de productie een
beetje stil, belangrijk nieuw werk bleef uit. Heeresma was dus wel gedwongen
bij steeds andere uitgevers naar geld te zoeken, waarbij hij ze zijn oude
successen én nieuw werk dat ‘in de maak was’ als lokkertjes voorhield. Het
lukte hem meer dan eens om grote voorschotten los te krijgen. Hij ontving die
het liefst in contanten, cash in het
handje zogezegd, want hij hield zich bij voorkeur verre van officiële
instanties. De belastingdienst, bijvoorbeeld.
Enigszins onaangepast
was Heeresma wel. Dat hij geen belasting wilde betalen, is daar maar één aspect
van. Dat weigerde hij trouwens niet uitsluitend om financiële redenen. Hij
wilde ook gewoon niet met zijn hele handel en wandel bij de overheid geregistreerd
staan. Om dezelfde reden zag hij lange
tijd af van een telefoonaansluiting. En gebruik van het internet was natuurlijk
volstrekt ondenkbaar. Maar per brief was hij uitstekend bereikbaar. In zijn boeken
liet hij altijd zijn postbusnummer in Amsterdam vermelden – 10579 – en die bus
leegde hij eens in de week. Brieven van lezers werden, als hij daar tijd voor
had, steevast beantwoord.
Hij trok soms
opmerkelijke consequenties uit zijn teruggetrokken manier van leven. In een
brief van 9 augustus 1984 aan Ischa
Meijer luidt het: ‘Lieve Iesj! Helaas, te laat dus tevergeefs. Tien, pakweg,
zeven jaar geleden zou ik nog op je uitnodiging voor een interview in Vrij
Nederland ingegaan zijn maar nu is het inmiddels zoals ik eerder tegen Adriaan
van Dis mocht getuigen: “Wat zal ik in uw speelkwartier? Geef mij daarvoor één
goede reden”. Want, nietwaar, voor mijn oeuvre behoef ik het niet meer te doen.
Dat bestaat inmiddels, gelijk een perpetuum mobile, om zichzelfs wille. En de
lust die zovelen onder ons weer aanzet tot een persoonlijke manifestatie in
pers en omstreken, nâh, is me wezensvreemd’. Ik ben benieuwd wat zijn uitgever
daarvan vond.
Naarmate hij ouder werd
raakte Heeresma meer geïnteresseerd in geloofszaken. Dat had hij van huis al
meegekregen, zijn in de oorlog gestorven vader was godsdienstleraar. Samensteller Hein
Aalders heeft voor zijn ruime selectie ook brieven over dat onderwerp
opgenomen. Dat is even vreemd om te lezen – het is een Heeresma die je niet
kent. Dat geldt ook voor andere persoonlijke zaken. Waar hij in de brieven aan
vakgenoten en uitgevers vaak zijn gebruikelijke houding aanneemt – resoluut,
formulerend vanuit ingenomen standpunten, speels uitdagend, soms kort door de
bocht, woordgrapjes – daar liggen de zaken in zijn privéleven gevoeliger,
genuanceerder.
Gerard Reve kondigde
jarenlang zijn ultieme boek aan, zonder haast te maken dat ook daadwerkelijk te
schrijven. Dat was Het boek van het violet en de dood. Ook Heeresma heeft
decennialang zo’n droomboek gehad: Kaddisj voor een buurt. Dat zou moeten gaan over
zijn jeugd in Amsterdam-Zuid, waar hij in 1932 werd geboren en waar hij veel
van zijn Joodse vriendjes en kennissen in de oorlog weggevoerd zag worden. Dat
boek kwam er uiteindelijk in 2005, onder de titel Een jongen uit plan zuid. Het
bleek een aangename verrassing. De vroege Heeresma van de ironische, komische maar
soms ook wat melige romans en verhalen bleek te hebben plaatsgemaakt voor een
auteur die volgens een van de recensies ‘indringend verhaalt […] over onze
geschiedenis die ook de zijne is: onnavolgbaar, met een taalvirtuositeit die de
lezer van de eerste regel af aan bij de strot grijpt’. […] Er zitten diepe
lessen in dit ontroerende juweeltje van Heere Heeresma’. Deze late waardering,
op een moment dat vrijwel niemand meer iets van hem had verwacht, deed Heeresma
goed. Een fotokopie van de hier geciteerde recensie stuurde hij trots aan
vrienden. Met erbij de mededeling dat hij ervan ‘ondersteboven was gegaan’.
Heeresma had als auteur
een heel uitgesproken, uiterst persoonlijke toon. Hij was altijd zichzelf, zou
je kunnen zeggen. Zelfs als hij iets speelde, dan nog was het meestal een
aangezette, gecultiveerde versie van zichzelf. Uit de brieven in Bleib gesund!
komt hij naar voren als een energieke man, een optimist, een levensgenieter. De
jonge Heeresma was op een gegeven moment niet meer welkom in de Haagse Bodega
De Posthoorn, waar hij in dronken toestand bitterballen tegen de schilderijen kwakte.
De oude Heeresma reed in Hilversum in zijn scootmobiel naar de plaatselijke
supermarkt om er ingeblikt voedsel te kopen. En vond dat hij maar bofte, dat het
met hem wel erger gesteld had kunnen zijn. Met zijn relativerend vermogen was
niets mis.