Onlangs was de Vlaamse auteur Griet Op de Beeck te gast bij een van
mijn favoriete radioprogramma’s, Nooit
meer slapen. Na middernacht, wanneer de wereld tot rust is gekomen, wordt
daar de tijd genomen om met gasten uitvoerig te praten over hun nieuwe boeken,
theaterproducties, films en andere projecten. Op de Beeck was er ter
gelegenheid van het verschijnen van haar bundel Gij nu. Daarin beschrijft ze in vijftien verhalen de lotgevallen
van mensen die zich op een dieptepunt in hun leven bevinden. Of, zoals ze het
zelf zei, ze probeert ‘met die vijftien mensen mee in hun donkere hoeken te
kruipen’. Dat het er in de verhalen niet altijd vrolijk aan toe gaat, beaamde
ze grif. Desondanks kan ik het boek, na lezing, geen somber boek noemen.
Integendeel, eigenlijk spat de levenslust er af. En dat heeft alles te maken
met de door de auteur gekozen insteek.
De bundel is misschien het best te omschrijven als ‘variaties op een
thema’. Dat thema is steeds dat een persoon door omstandigheden in de
verdrukking dreigt te raken. Soms gebeurt dat in het heden, soms heeft dat lang
geleden al plaatsgevonden. Nu eens is het een enkele gebeurtenis, dan weer een
al langer bestaande, dagelijks voortdurende ellende. De personages hebben het
gevoel alleen te staan, zonder hulp. Ze realiseren zich dat ze actie moeten
ondernemen, maar hoe dat moet en of ze dat wel durven?
Een rechttoe-rechtaan voorbeeld van deze opzet is het openingsverhaal. Hoofdpersoon
is Marcel, 81 jaar oud en getrouwd met de wat jongere Colette. Ze maken samen
een cruise die hen door hun kinderen is aangeboden bij hun vijftigjarig
huwelijksfeest. Wanneer Colette een aanbidder krijgt, een bejaarde ex-piloot
met een vlotte babbel, wordt Marcel zich pijnlijk bewust van zijn
tekortkomingen, zoals zijn leeftijd en zijn minder snelle baan en babbel.
Tekortkomingen waarvan hij zich tot dan niet echt bewust was maar die Colette misschien
al heel lang wél ervaren heeft. Voor zijn gevoel staat zijn vermeende
huwelijksgeluk van een halve eeuw in één klap op het spel. Wanneer hij op een
avond zijn vrouw aan de reling treft in een romantisch onderonsje met de piloot,
gaat hij in een opwelling over tot drastische actie. Probleem opgelost, of
heeft hij juist een probleem voor zichzelf gecreëerd?
De verhaallijn is in de andere verhalen vaak complexer. Want wat is de
uitweg voor de jonge vrouw die haar loopbaan heeft opgegeven om thuis haar
tienjarige zoon, lichamelijk en geestelijk zwaar gehandicapt, te verzorgen? Wat
moet de verpleger van middelbare leeftijd doen die het steeds minder kan verwerken
om de ongeneeslijk zieke kinderen die hij verzorgt te zien overlijden? En wat is
de oplossing voor de negenjarige Jessica, door wiens schuld haar oudere
broertje bij een fietsongeluk om het leven komt en die daarom door haar moeder
wordt verstoten?
Niet alle verhalen hebben zo’n zwaar onderwerp als de hierboven
genoemde. Mijn favoriet onder de lichtere is het verhaal van Kathleen, die haar
vriend vergezelt naar een chique diner bij diens baas. Om daar in de toiletpot
een drol van enorme afmetingen te vinden. Ze wil er niet voor worden aangezien
die te hebben geproduceerd, maar krijgt hem ook niet doorgespoeld. Wat dan? Of
anders wel het verhaal van Harry, wiens neergang in het leven begint met het
overlijden van Beppie, de pekinees van de buren.
Kiezen voor een vorm waarbij je varieert op een thema betekent dat je
als schrijver het onderwerp op veel manieren kunt aanvliegen. En als je dan de
vijftien verhalen bij elkaar plaatst zoals hier, zonder afzonderlijke titels en
typografisch min of meer in elkaar overlopend, versterk je de indruk dat de
verhalen bij elkaar horen en eigenlijk één groot verhaal vormen. De meeste
verhalen bestaan uit vier korte hoofdstukken, waarin het vertelperspectief kan
wisselen en de tijd verspringen. Daardoor past soms een heel leven in twintig
bladzijden. Dat strakke format per verhaal is, als ik een minpuntje moet
noemen, ook mijn enige bezwaar. Na een handvol verhalen te hebben gelezen gaat
de indeling nogal gedwongen overkomen.
Griet Op de Beeck kan overtuigend in de geest kruipen van haar
personages. Dat liet ze eerder zien in haar debuut Vele hemels boven de zevende en het grote publieke succes Kom hier dat ik u kus. Ditmaal moest ze
vijftien keer een karakter gestalte geven, en dan nog wel op de korte baan. Dat
dit is gelukt komt ook door de inhoudelijke overtuiging van Op de Beeck die aan
de verhalen ten grondslag ligt. Zij vindt dat wij ons leven goeddeels zelf in
de hand hebben, dat het slagen ervan in belangrijke mate afhangt van de acties
die wij daartoe ondernemen. De meeste van haar personages realiseren zich dat
ook en komen in actie. Soms stellen ze het uit, of moeten er door vrienden op worden
gewezen: Gij nu. Het is lang niet altijd duidelijk of het lukt. Gij nu is dan ook geen zelfhulpboek, het
is literatuur. Met een positieve inslag.