Nu was er voor Russische schrijvers in de negentiende en twintigste eeuw genoeg aanleiding om in hun werk kritiek op de maatschappij te uiten. Het Rusland van de tsaren werd gekenmerkt door een grote maatschappelijke en sociale ongelijkheid. En nadat de eerste euforie van de revolutie voorbij was, bleek ook de socialistische heilstaat een vorm van dictatuur te zijn. Daarin werd van schrijvers, componisten en beeldende kunstenaars verlangd dat zij als een soort ‘ingenieurs van de ziel’ uitsluitend werk zouden leveren dat een positieve uitwerking zou hebben op het volk. Veel kunstenaars gaven daaraan toe en werden daarvoor beloond met roem en privileges. Maar anderen weigerden categorisch.
De dichter Anna Achmatova (1889-1966) was zo iemand. De revolutie van 1917 en het daaropvolgende communistische regime betekenden voor haar een grote mate van onvrijheid. Dat ze zich toch liet inspireren door beroemde voorgangers als Shakespeare, Lord Byron en W.H. Auden en zich tevens een grote mate van artistieke onafhankelijkheid toe-eigende stond haaks op het cultuurbeleid van de partij. Haar poëzie was geliefd, wat haar een zekere onaantastbaarheid gaf. Stalin durfde haar niet aan te pakken, maar voor haar geliefden had hij geen ontzag. Haar eerste echtgenoot werd in 1921 gefusilleerd, haar tweede man verdween in een strafkamp, haar zoon zat in de jaren dertig en aan het einde van de jaren veertig gevangen en een van haar beste vrienden, de dichter Osip Mandelstam, verdween in 1938 spoorloos. Maar Anna Achmatova was verknocht aan Rusland, dus ze weigerde naar het buitenland te vluchten: ’Ik ben destijds bij mijn volk gebleven / Daar waar zich mijn volk, helaas, bevond.’
Op een van zijn wandelingen door Sint-Petersburg ontdekt Brokken een recent geplaatst, monumentaal standbeeld van Achmatova. Het staat aan de Opstandingskade, langs de rivier de Neva, pal tegenover de beruchte Kresty-gevangenis waar Achmatova’s zoon gevangen zat. In het Russisch Museum wordt hij getroffen door haar portretten. Hij bezoekt haar appartement, nu een klein museum. En hij licht toe hoe verliefd hij op haar was, op haar voornaamheid, haar mythe én op ‘de kracht waarmee ze met een paar woorden de deur kon openen van zowel hoofd als hart.’ Hij citeert poëzie van haar, onder andere een passage uit de befaamde Noordelijke Elegieën, geschreven in Leningrad in februari 1945. Regels die je doen begrijpen waarom zij in Rusland een grote dame is.
Ik weid uit over Achmatova omdat Brokken dat ook doet. Haar leven (of: haar lot) ligt hem na aan het hart. Maar er is veel meer in deze bundel. Sint-Petersburg is bezaaid met huizen van schrijvers, componisten en kunstenaars. Soms verbaast Brokken zich daarover, bijvoorbeeld wanneer hij zich realiseert dat Dostojevski, Toergenjev, Gogol en Tsjaikovski in dezelfde straat hebben gewoond. Een andere keer verzucht hij: ‘In deze stad laat ik me voortdurend afleiden; bij iedere stap komt een boektitel bij me op of zingt een melodie door mijn hoofd. Het feest der herkenning, noemen ze dat, maar het is bijna gekmakend. Ik zou op één en hetzelfde moment vijf dingen willen doen.’
Die overvloed weerspiegelt zich in deze bundel, die ruim dertig korte en soms iets langere stukken bevat. Vladimir Nabokov komt aan bod, maar ook de kwaliteit van de wijn uit de Krim. Brokken mijmert over de relatie tussen de modernist in spé Igor Stravinsky en zijn leermeester, de traditionele Nikolai Rimski-Korsakov, maar belicht ook het levenslange steekspel tussen Dmitri Sjostakovitsj en Jozef Stalin. En dan zijn er de interessante weetjes, zoals die over de dood van Dostojevski: hij werd getroffen door een hersenbloeding, toen hij onder zijn bureau kroop om de dop van zijn vulpen op te rapen. Dat is sterven in het harnas, zou je zeggen. En de foto van het bureau krijg je er bij Brokken bij.
Voor mij ligt het genoegen waarmee ik deze stukken las niet alleen in het reeds genoemde, maar misschien vooral in de ontdekkingen die ik deed. Ik had nog nooit gehoord van Andrej Bely, romanschrijver, dichter en een ‘adembenemende’ performer, een ‘fantastische gek […], een soort J.M.A. Biesheuvel in het kwadraat.’ Zijn tomeloze verliefdheid, omstreeks 1907, op de echtgenote van zijn collega-schrijver Aleksandr Blok en de manier waarop beide heren die situatie aanpakten is zó Russisch….. En dan is daar het laatste verhaal in de bundel, over Nina Berberova (1901-1993). Zij schreef biografieën van grote Russen en, na haar vlucht naar het westen, romans over de Russische ballingen. Na de Tweede Wereldoorlog woonde zij in de Verenigde Staten. Brokken ontmoette haar, bijna. Een ontwapenend stuk.
Wat voor Brokken begon als een studiereis voor zijn roman De kozakkentuin, om wat plekken te bezoeken die in dat boek voorkomen, is uitgemond in een kleine literaire kunstreisgids van Sint-Petersburg. Brokken is enthousiast, put uit een groot reservoir aan kennis over Russische schrijvers en - dat is misschien wel het belangrijkste - neemt de tijd om rustig rond te dwalen en alles in zich op te nemen. Heel af en toe lijkt het alsof Brokken op een bedevaart is. Een heel persoonlijke, een tocht langs dat wat hem inspireert. Voor wie binnenkort naar Sint-Petersburg afreist: met een goede plattegrond, deze bundel en stevige wandelschoenen kom je een heel eind. Het is eens wat anders dan het Winterpaleis.