zondag 24 november 2024

Kunstenaarschap

De Vlaamse auteur Stefan Hertmans (1951) heeft een veelzijdig oeuvre op zijn naam staan. Naast romans schreef hij essays, poëzie, theaterstukken en een libretto. De roman Oorlog en terpentijn (2013) bezorgde hem een groot lezerspubliek, dat hij sindsdien wist te behouden met de romans De bekeerlinge (2016) en De opgang (2020). Een regelmatig terugkerend thema in zijn werk is het kunstenaarschap: de rol die beeldende kunst kan spelen in de samenleving of, meer toegespitst, de betekenis die het kan hebben in een mensenleven. In Oorlog en terpentijn verwerkte hij dat onvergetelijk in het verhaal over zijn grootvader, die de herinnering aan zijn jaren als frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog de rest van zijn leven in balans wist te houden door te schilderen. 

In het onlangs verschenen Dius geeft Hertmans aan dat thema een andere draai. Het verhaal wordt verteld door Anton, een man van begin dertig die kunstfilosofie doceert aan een kunstacademie in een grote Belgische provinciestad. Je zou hem maatschappelijk geslaagd kunnen noemen: een mooi huis in het oude centrum van de stad, een vaste baan, een vriendin met wie hij al jaren samenwoont en een zekere mate van aanzien. Het enige in dat beeld wat schuurt is zijn proefschrift, waarin hij is vastgelopen. 

En dan staat op een dag een van zijn studenten voor de deur. Egidius de Blaeser, door iedereen Dius genoemd. Net twintig, als student en aankomend kunstenaar veelbelovend maar meestal niet in staat aan het lesprogramma deel te nemen volgens de daarvoor geldende regels. Een eenling. Maar enthousiast en met geloof in zichzelf, wat van veel andere studenten niet kan worden gezegd. Dius biedt Anton zijn vriendschap aan en, in meer praktische zin, een werkplek om in afzondering aan zijn proefschrift te kunnen werken. Die plek blijkt een enigszins ruïneus gildehuis te zijn, in het park van een verlaten kasteel, op het Vlaamse platteland nabij de grens met Nederland. Dius heeft daar zijn atelier, Anton krijgt er een bureau. In de chaos, zo anders dan zijn streng en spartaans ingerichte studeerkamer thuis, blijkt hij langzaamaan juist beter te kunnen nadenken. Hij laat iets los, en daardoor komt er iets los. 

Een kunstenaar en een kunstfilosoof, een man van de praktijk en een theoreticus. De combinatie ligt niet voor de hand, maar de tegenstelling geeft Hertmans alle gelegenheid om zijn boodschap te brengen. Als in een ideeënroman, wat dit in feite is. Vanaf zijn bureau Dius aan het werk ziend, die koortsachtig het ene na het andere schilderij maakt, zich inspirerend op enkele werken van de Italiaanse renaissanceschilder Vittore Carpaccio, terwijl muziek door de ruimte schalt, komt Anton tot wezenlijke inzichten over hun relatie: 

´Meer dan eens zat ik hem te observeren; een mens die niet past in zijn tijd maar die op een of andere manier de uitdrukking belichaamt van alles wat deze tijd ontbeert – ook de muziek die hij beluisterde, elke dag weer: muziek die men nu onmogelijk nog kon maken omdat de historisch geworden omstandigheden ons definitief ontbreken – emoties van een verdwenen wereld van voor de industriële revolutie – aria’s, fuga’s, koralen, sonates, passacaglia’s, sarabandes, bourrees en halleluja’s, harmonieën die nu nog slechts beluisterd kunnen worden als herinnering aan andere tijden. Maar Dius, krachtig omdat hij naïef was, luisterde niet historisch sentimenteel; hij ademde op een natuurlijke manier mee. Zijn wereld was het tegengif voor mijn vermoeide gedachten, moe als ik was van alle modieuze praatjes van studenten en collega’s op de academie. Zeker, er was een soort liefde tussen ons ontstaan – de liefde die twee mannen onvoorwaardelijk voor elkaar kunnen koesteren, ook al houden ze van vrouwen – een vorm van energie gecombineerd met de kinderlijke illusie van vrijheid.´

Dius is, vergeleken met zijn medestudenten, voor Anton ook een verademing. Steeds vaker moet deze constateren dat de opvattingen die hij in zijn colleges probeert over te brengen domweg niet landen. Zo ook wanneer hij een naakt van de zestiende-eeuwse schilder Agnolo Bronzino bespreekt: ´Het was alsof de vulgariteit die de pornografie over hun bewustzijn had gespannen, het hun onmogelijk maakte om nog onbevangen toe te kijken en te beseffen hoe mensen in vroeger eeuwen gestalte gaven aan het feit dat begeerte ook elegantie en culturele verfijning kon uitstralen

Dit is kernachtig geformuleerd, hier is een schrijver aan het werk in wiens oeuvre essays en poëzie minstens een even grote rol spelen als romans. En dan heb ik het niet over mooi schrijven, maar over helder formuleren.

Stefan Hertmans / Dius / 320 blz / De Bezige Bij, 2024

zondag 17 november 2024

Poetins meest volhardende vijand

Op 16 februari jongstleden werd Aleksej Navalny vermoord. Over bewijs daarvoor beschikken we niet, maar de officiële mededeling van de Russische autoriteiten dat hij na een wandeling overleed aan een hartstilstand klinkt weinig geloofwaardig, zeker na de voorgeschiedenis. De laatste maanden van zijn leven zat Navalny gevangen in strafkolonie IK-3, bijgenaamd ‘Poolwolf’, op tweeduizend kilometer noordoostelijk van Moskou. Een gure, onherbergzame plek, tegen de poolcirkel aan. Zijn stoffelijk overschot werd pas na lang aandringen overgedragen aan zijn familie, wat het bepalen van een doodsoorzaak -  bijvoorbeeld door gif – bemoeilijkt. De begrafenis in Moskou werd, ondanks tegenwerking door de autoriteiten, een drukbezochte publieke steunbetuiging. En daarmee is het verhaal nog niet af. Sinds 2020 blijkt Navalny namelijk aan een autobiografie te hebben geschreven, die enkele weken geleden wereldwijd werd gepubliceerd. 

Waarom begint een man van net 43 jaar aan het schrijven van zijn autobiografie? Heel simpel: zijn omgeving, en dan met name de anticorruptie-organisatie waar hij de voorman van was, drong er met klem op aan. De medewerkers aan het RosPil-project zagen misschien duidelijker dan hun chef zelf dat de activiteiten die hij ontplooide weleens zouden kunnen uitlopen op een langdurige gevangenisstraf, of erger. Een autobiografie zou in zo’n situatie het gedachtengoed van Navalny en zijn projecten in zekere zin ‘levend’ kunnen houden. 

De directe aanleiding om zijn leven tot dan toe te boekstaven is een maar nét mislukte moordaanslag. In augustus 2020 wordt Navalny tijdens een vlucht van Tomsk naar Moskou onwel en verliest het bewustzijn. Na een tussenlanding in Omsk wordt hij daar in het ziekenhuis opgenomen, waar onderzoeken niets opleveren. Zijn staf wantrouwt de situatie, wat ook geldt voor Westerse politici als Angela Merkel en Emmanuel Macron. Navalny is immers al tweemaal eerder slachtoffer geweest van een aanslag. Na flinke druk van vooral Merkel gaan de Russen uiteindelijk akkoord met het overbrengen van Navalny naar Berlijn. Daar treffen artsen in Navalny’s bloed en urine sporen aan van Novitsjok. Het gif waarmee de FSB, de Russische geheime dienst, bij voorkeur tegenstanders vermoordt. 

In Patriot. Mijn verhaal begint Navalny bij die spectaculaire aanslag op zijn leven, om daarna terug te gaan naar zijn jeugd en zijn eerste bemoeienissen met politiek. Navalny senior is legerofficier en verhuist iedere paar jaar met zijn gezin naar een nieuwe kazernestad. Aleksej is daardoor vertrouwd met de militaire aspecten van de Russische staat. Tijdens zijn studie rechten in Moskou wordt hij zich voor het eerst bewust van de misstanden in de Russische maatschappij, met name de onbeschaamde zelfverrijking van een kleine elite over de ruggen van de massa heen. Dat doet hem besluiten zich te specialiseren in de juridische  aspecten van aandelen en bedrijfsfinanciën. Met een klein groepje medestanders van het eerste uur kopen ze kleine partijtjes aandelen van bedrijven die het eigendom zijn van oligarchen, waardoor ze inzage krijgen in de financiële stukken en daarover tijdens aandeelhoudersvergaderingen vragen kunnen stellen. Als een luis in de pels.

Die terugblik op zijn vroege maatschappijkritische jaren vond ik heel verhelderend. Het nieuws zo’n beetje volgend had ik wel een indruk van het Rusland van die jaren, maar Navalny stelt dat op enkele punten grondig bij. Zo had ik bij Boris Jeltsin altijd een beeld van een wat goedmoedige man die op essentiële momenten op de barricaden klom om de hardliners een hak te zetten. Een man die in hart en ziel een democraat was, zeker in de jaren dat hij aan het bewind was. Een man die in de ochtend hard werkte, maar tegen lunchtijd een fles wodka liet aanrukken en iets om daarbij te eten. Navalny schetst heel scherp Jeltsins banden met zijn oude kliek van voormalige communistische vrienden, met wie hij nooit helemaal brak, met wie hij uit persoonlijk gewin schimmige zaakjes bleef bekonkelen. 

De strijd tegen de corruptie wordt gaandeweg Navalny’s grote klus. Hij richt in 2010 het RosPil-project op, komt door crowdfunding aan geld voor het opzetten van een professionele organisatie en gaat oligarchen aan het kruis spijkeren. Filmt met behulp van drones hun achter hoge hekken verborgen paleizen, publiceert hun bankrekeningen, brengt hun banden met Vladimir Poetin in kaart en maakt dat alles wereldkundig via internet en de sociale media. Al snel, binnen enkele jaren, gaat het Kremlin reageren. Arresteert hem, zet hem een paar weken gevangen, doorzoekt zijn huis, vindt daar ‘bewijs’ voor nieuwe misdaden, waarna hij opnieuw gevangen wordt gezet. Maar hij blijft onverstoorbaar door Rusland reizen, mensen toespreken, zijn medewerkers kandidaat stellen voor lokale verkiezingen, zichzelf voor de presidentsverkiezingen. Dit laatste wordt geweigerd, waarop hij een slim stemadvies uitbrengt: stem wat je wilt, maar NIET op Poetin. Dat heeft effect, in 2012 noemt de Wall Street Journal Navalny de man die door Poetin het meest wordt gevreesd.

Had Navalny achteraf gezien niet kunnen vermoeden hoe zijn leven zou aflopen? Hij wordt vaak genoeg gewaarschuwd. In februari 2015 nog door zijn vriend Boris Nemtsov, die vice-premier is geweest onder Jeltsin. Nemtsov drukt Navalny op het hart voorzichtig te zijn, desnoods Rusland te verlaten. Tien dagen later wordt Nemtsov zelf door onbekenden vermoord, op straat, een paar honderd meter van het Kremlin. En in de jaren erop krijgt Navalny tot twee keer toe een zuur in zijn gezicht gegooid, in pogingen hem blind te maken. Hij wist dus hoe het kon aflopen.

En toch stapt hij na zo’n vijf maanden Berlijn in het vliegtuig naar Moskou. Nauwelijks hersteld van de Novitsjok, omringd door tientallen journalisten, fotografen en cameraploegen. Allen gefocust op de onvermijdelijke arrestatie. In Berlijn is Angela Merkel nog bij hem op bezoek geweest, heeft anderhalf uur naast zijn bed gezeten als een duidelijk signaal dat zij zijn kruistocht steunt. Het mag niet baten.

De tweede helft van Navalny’s verhaal heeft de vorm van een ietwat onregelmatig bijgehouden dagboek; in de gevangenis beschikt hij niet altijd over pen en papier, soms ook worden zijn teksten in beslag genomen voordat hij ze aan een van zijn advocaten heeft kunnen meegeven. Het leven in de gevangenis is gruwelijk, niets wordt nagelaten om hem geestelijk te slopen. Steeds weer wordt hij geconfronteerd met nieuwe beschuldigingen, waarna hij in een showproces extra gevangenisstraf krijgt. Aan het einde staat de teller op 31,5 jaar opsluiting. Familiebezoek wordt gefrustreerd, onder andere door hem steeds verder van Moskou te plaatsen of een nieuwe verblijfplaats gewoon een maandje of zo te verzwijgen.   

En toch blijf je lezen. Dat komt mede door de lichte toon die hij weet te bewaren. Op 4 juli 2023, zijn verjaardag, schrijft hij, nadat hij eerst heeft laten weten dat hij deze dag vanzelfsprekend liever bij zijn gezin en zijn strijdmakkers zou vieren, en vervolgens heeft vastgesteld dat het vast ooit goed zal komen met Rusland: ´Tot het zover is beschouw ik mijn situatie niet als een zware last of een juk, maar als een taak die verricht moet worden. Elk werk heeft zo zijn onplezierige kantjes, nietwaar? […] Mijn voornemen voor het afgelopen jaar was om niet onbeschoft en bitter te worden en mijn ontspannen houding niet op te geven: dat zou immers het begin zijn van mijn nederlaag. Dat ik daarin ben geslaagd, was alleen maar mogelijk dankzij jullie steun.´

Aleksej Navalny / Patriot. Mijn verhaal / Vertaald uit het Engels door Frans Reusink / 518 blz / Atlas Contact, 2024

zondag 10 november 2024

En de Nobelprijs voor Literatuur 2024 gaat naar ...

Het heeft iets van een jaarlijks terugkerend, onveranderlijk ritueel. Wanneer in oktober wordt bekendgemaakt aan wie de Nobelprijs voor Literatuur is toegekend, moet ik bijna altijd vaststellen dat ik van die auteur nog nooit iets heb gelezen. Dat was het geval met de Noor Jon Fosse in 2023, met de Française Annie Arnaux in 2022 én met een heel rijtje schrijvers daarvóór. Ik moet teruggaan tot 2017, met Kazuo Ishiguro (onder andere Remains of the Day) en de Canadese Alice Munro in 2013 om weer namen te treffen die ook in mijn boekenkast voorkomen. Vroeger kon ik mij heel druk maken om het ‘onrecht’ dat mijn nooit uitverkoren favoriete schrijvers - Murakami, Roth, Updike - werd aangedaan, tegenwoordig pak ik het slimmer aan. Ik ga gewoon wat boeken lezen van die Nobelprijswinnaar die ik nog niet ken, dan merk ik vanzelf of de prijs terecht is. Bij Jon Fosse was er absoluut geen klik, maar Annie Arnaux was een openbaring. Een aanrader.

Dit jaar past in de traditie. Han Kang (1970), een schrijfster uit Zuid-Korea, mag in december in Stockholm de prijs in ontvangst nemen. Ik had nog nooit iets van haar gelezen, ofschoon ze de afgelopen jaren meerdere internationale literaire prijzen ontving. De onovertroffen Openbare Bibliotheek bleek haar oeuvre gewoon op de plank te hebben, dus ben ik maar eens begonnen met een dun boekje.  

De titel ervan is Wit, de uitvoering is in het wit, en de inhoud is een beschrijving van witte objecten en verschijnselen. Waarom dat? In het eerste van de ruim zestig korte teksten zegt Kang er dit over: 'In het voorjaar, toen ik had besloten te schrijven over alles wat wit is, maakte ik om te beginnen een lijst: Bakerwindsels / Babyhemdje / Zout / Sneeuw / IJs / Maan / Rijst / Golven / Magnolia / Witte vogel / ‘Wit lachen’ / Blanco papier / Witte hond / Wit haar / Lijkwade. Bij elk woord dat ik noteerde sloeg er een golf van onrust door me heen. Ik voelde dat ik dit boek móést schrijven, dat ik erdoor zou veranderen, dat het ook zelf zou veranderen, en wel in een soort witte zalf die op een zwelling wordt aangebracht, een verband dat op een wond wordt gelegd. Dat had ik nodig.'

Doorlezend ga je langzaamaan begrijpen waarom ze schrijft wat ze schrijft, en waarom ze dat ziet als een half-therapeutische exercitie. Ze had namelijk ooit, toen zijzelf er nog niet was, een ouder zusje. Heel even maar, want het meisje stierf twee uur na de geboorte. Haar ouders woonden op het platteland, ver weg van medische voorzieningen. Een jaar later herhaalde zich dit, nu met een jongetje. En omdat dit zusje en broertje stierven, is zij er gekomen. Anders was ze er niet geweest. Dat is wat ze, beginnend met bakerwindsels en een babyhemdje, van zich af wil schrijven. In het wit. 'Was je maar niet opgehouden met ademen. Dan was jou al dit leven gegund in plaats van mij, de ik die dan nooit zou zijn geboren. Was het jou maar gegund om resoluut voorwaarts te gaan, met je eigen ogen en je eigen lichaam, met je rug naar die donkere spiegel gekeerd.'

De teksten zijn kort, vaak niet meer dan een halve bladzijde. Soms is het een beschrijving, vaker een gedachte of overweging. Ze gaan over de geboorte, hoe het meisje en de jongen zouden hebben geleefd. Ze kruipt in hun huid. Leeft voor hen. Kijkt voor hen. De bijzondere belevingswereld van Kang voelt voor jou als lezer als een soort hypnose. Een zuigende werking. Je blijft doorlezen. Maar je zou ook voorzichtig kunnen doseren, iedere dag een handvol teksten lezen. Als prozagedichten. Dat kunnen ze hebben.

Naast Wit zijn drie romans van Kang momenteel in het Nederlands verkrijgbaar. Die heb ik inmiddels al in huis, zult u begrijpen. Met dank aan de Nobelprijs voor Literatuur.

Han Kang / Wit / Vertaald uit het Engels door Marijke Versluys / 145 blz / Nijgh & Van Ditmar, 2017

donderdag 7 november 2024

Met moeder naar Parijs

De reeks privé-domein is in de jaren zestig opgezet om lezers een kijkje te gunnen in de ziel van schrijvers. In het zojuist verschenen 328e deel lukt dat uitzonderlijk goed. Auteur ervan is de Vlaming Bart Moeyaert, die zijn sporen vooral verdiende met boeken voor kinderen, van kleuters tot young adults. In Een ander leven neemt hij je mee naar zijn vroegste jeugd, het gezin waarin hij opgroeide, zijn lastige tienerjaren waarin hij steeds duidelijker voelde dat hij op mannen viel. Ook zijn ontwikkeling tot schrijver komt ruim aan bod. Hij hanteert, ook voor de wat moeilijker onderwerpen, een lichte toon, zijn stijl van schrijven is zonder meer soepel.

Tot zover wat ook de meeste anderen, indien uitgenodigd zo’n autobiografie te leveren, zouden doen. Maar Moeyaert is een creatieveling, kiest daarom voor een ietwat speelse structuur. Omdat zijn moeder in zijn verhaal een bepalende rol speelt, weeft hij door het boek het verslag van een kort reisje naar Parijs dat hij zijn moeder midden jaren negentig aanbood. Enkele dagen lang wandelden ze al kletsend door die stad, zijn moeder ondanks haar zeventig jaren nog opvallend kwiek en nieuwsgierig. Het was voor haar de eerste keer dat zij zo’n grote cultuurstad bezocht. Opgegroeid met een alleenstaande moeder die dienstmeid was op een groot kasteel, zaten dit soort uitstapjes er voor haar niet in. En daarna, jong getrouwd en zeven zoons op de wereld gezet, een druk huishouden bestierend, evenmin. Haar man, Moeyaert senior, was een onderwijsinspecteur die – met de beste bedoelingen - het gezin strak aan de teugels hield. Zij sprak hem nooit tegen, ofschoon zij zijn corrigerende maatregelen tegenover de kinderen vaak te hard vond.

Het memoir zit vol bijzondere en ontroerende momenten. Zo realiseert Moeyaert zich, slenterend door Parijs en luisterend naar het opgetogen commentaar van zijn moeder, ineens: ‘Ik heb er nooit aan gedacht dat je ook vragen kunt stellen over een ander leven, het leven dat iemand niet heeft geleid. Het is mogelijk dat mijn moeder me ooit al eens in bedekte termen heeft verteld dat ze bepaalde keuzes heeft laten liggen Dan moet ik die waarheid hebben verdrongen. ”Ik had een ander leven gewild” is een mededeling die je van je moeder niet wil horen, laat staan wil onthouden.’

Bart Moeyaert / Een ander leven / 353 blz / privé-domein 328 / De Arbeiderspers, 2024

zondag 3 november 2024

De macht aan de dommen ?

Over enkele dagen mogen de Amerikanen bepalen wie hun nieuwe president wordt. Het is dus weer feest, al maandenlang gaat het in de media over bijna niets anders. Nu is het deze keer wel heel spannend. Niet alleen is het in veel staten een nek-aan-nek race, ook spelen er buiten de Verenigde Staten allerlei zaken – een oorlog aan de oostelijke rand van Europa, om maar een dwarsstraat te noemen – waarvoor de uitslag grote gevolgen kan hebben. En er is bij een groot deel van de Amerikaanse kiezers angst. Donald Trump is immers al eens president geweest, en heeft toen laten zien dat hij voor het ambt in geen enkel opzicht is gekwalificeerd. En ditmaal slaat hij in de media ronduit dreigende taal uit. Enfin, we gaan het zien ….

De Verenigde Staten zijn altijd al het land geweest van de superlatieven. Vroeger waren die uitingen wat vriendelijker. Het was ‘het land van de onbegrensde mogelijkheden’. In de VS ‘kon een krantenjongen het tot miljonair brengen’. Nu, zoveel jaar later, is het allemaal wat minder vriendelijk. Het onderscheid tussen rijk en arm is gigantisch, grote groepen inwoners vallen in veel opzichten buiten de boot, leven aan de rand van de samenleving. Daarbij is de politiek er nooit een geweest van de ‘nuances’. In de VS kent het politieke leven maar heel weinig tinten grijs, de verhoudingen zijn eerder zwart-wit. Wrang genoeg in meer dan een opzicht.

Zo’n maatschappij kan voor een schrijver een fantastische inspiratiebron zijn. Als weinig anderen heeft Lionel Shriver (1957) dat de afgelopen decennia laten zien. Of het nu ging over obesitas (Big Brother, 2013), de waanzinnig hoge medische kosten en dito verzekering (So Much for That, 2010)  of de wijdverbreide verslaving aan de triathlon en andere duursporten  (The Motion of the Body Through Space, 2020), ze schreef er romans over. In haar bekendste boek kroop ze in de huid van de moeder van een schoolschutter: We Need to Talk About Kevin (2003). Haar stijl: warm, menselijk, met een flinke dosis venijn en humor. Wat ontbreekt is enige vorm van ontzag voor de gevestigde orde. Ze wordt door collega’s ook wel de activist onder de schrijvers genoemd.

Nu zou je denken dat ze Trump eens op de korrel had kunnen nemen. Maar dat vond ze vast iets te simpel en voorspelbaar. Nee, ze koos een andere route. In het dit voorjaar verschenen Mania, vertaald als Waanzin, schept ze een Verenigde Staten waar omstreeks 2011 onder grote delen van de bevolking het besef groeit dat het in de maatschappij oneerlijk is verdeeld. En dat wordt veroorzaakt doordat er een onderscheid wordt gemaakt tussen slimme mensen en mensen die dat niet zijn, die voor het gemak als ietwat – of regelrecht - dom worden beschouwd. Wanneer iedereen in geestelijk opzicht gelijk zou zijn, ontstaat een veel eerlijker maatschappij is de gedachte. De beweging die ‘Geestelijke Gelijkwaardigheid’ propageert groeit als kool. Ze maakt het leven van heel veel mensen immers prettiger. 

Om iedereen gelijk te laten zijn, moet je een norm vaststellen. Het zou heel verheven zijn om iedereen ‘slim’ te laten zijn. Maar dat werkt niet, dat gaat velen niet lukken. Wanneer je de norm op ‘dom’ vastpint is dat probleem er niet. De slimmen zullen het weliswaar niet leuk vinden, maar zullen geen probleem hebben volgens het ‘domme’ niveau te leven. En om de zaak netjes te handhaven benoem je wat inspecteurs aan en moedig je het verklikken van ongewenst gedrag aan. Een beetje zoals bij de voormalige Stasi.

Die strakke lijn wordt tot in het spraakgebruik doorgetrokken. Zo zijn alle woorden die gerelateerd kunnen worden aan een verschil in geestelijk vermogen in de nieuwe wereld streng verboden. Als het écht noodzakelijk is om bijvoorbeeld het woord ‘dom’ te gebruiken, fluister je met de hand voor de mond ‘het d-woord’. Veel mensen die in de fout gaan omdat ze de regels iets te laks hanteren – veelal de voormalige slimmerds - moeten op les om de duizenden ongewenste woorden en termen af te leren. Een voorbeeldje: wanneer mensen niet langer een ‘groot licht’ kunnen zijn, kunnen automobilisten die term vanzelfsprekend ook niet meer hanteren. Dat wordt dan ‘vérstraler’.  Shriver moet zich kostelijk hebben vermaakt met het bedenken van de eindeloze rij voorbeelden en het verslag van die cursus. 

Hoe moeilijk het leven wordt voor diegenen die de gelijkwaardigheidsbeweging afwijzen, merkt Shrivers hoofdpersoon, Pearson Converse. Zij is docent Engels aan een kleine Universiteit in Voltaire, Pennsylvania. Gefrustreerd door het gedrag van haar studenten, die de lessen saboteren omdat ze in de nieuwe maatschappij hun diploma toch wel krijgen, want examens bestaan om voor de hand liggende redenen niet meer, besluit ze een grapje uit te halen. Op de leeslijst zet ze een roman van Fjodor Dostojevski, De idioot. Dat had ze nooit moeten doen, vanaf dat moment bevindt haar leven zich in een neerwaartse spiraal. Haar beste vriendin daarentegen, die het motto Go With the Flow hanteert, maakt als een goeroe van het nieuwe denken razendsnel carrière in de media, om te eindigen als anchor bij het eveneens gelijkgeschakelde CNN.

Shriver is een meester in het tot op het bot uitbenen van situaties en discussies. Ik ken ook weinig schrijvers die zo’n voorliefde hebben voor het inslaan van onverwachte paadjes. En ze kan het over onderwerpen hebben zonder die schijnbaar te noemen. Dat een samenleving waarin de Geestelijke Gelijkwaardigheid op het lage niveau de officiële koers is een president als Trump verdient zegt ze niet met zoveel woorden. Maar je begrijpt het wel. En dan, zo’n beetje tegen het eind van de roman, laat ze een van haar personages helemaal losgaan: 'Ze weten net zo goed als wij wie de gedoodverfde winnaar zou zijn. De kleine woordenschat? De herhaling van steeds dezelfde termen? De incomplete zinnen? Hij kan elk denkbaar lowbrow-hokje afvinken. Hij is grof. Hij is bot. Hij is lomp. Hij heeft een opzichtige smaak. Hij is dik. Beter nog, hij heeft voortdurend zo’n luie, ploerterige uitdrukking op zijn gezicht, en hij leest nooit. […] maar zolang je opschept over hoe oninteressant je bent, kun je wegkomen met zoveel narcisme als je maar wilt

Dat moest er bij Shriver blijkbaar toch even uit. 

Lionel Shriver / Waanzin / Vertaald uit het Engels ‘Mania’ door Marian van der Ster en Karina van Santen / 383 blz / Atlas Contact, 2024