woensdag 27 november 2019

Dag van vuur

Authentiek, dat is de indruk die de vijf verhalen maken in Beppe Fenoglio’s bundel Dag van vuur. Ze spelen zich af in de jaren dertig van de vorige eeuw in het heuvelachtige gebied van de streek Piëmont, daar waar de Italiaanse Alpen grenzen aan Frankrijk en Zwitserland. Ze handelen over kleine geschiedenissen: een 13-jarig meisje dat  wordt uitgehuwelijkt aan een niet veel oudere lompenboer; een man die zijn geld aan de goktafel verspeelt en zijn beste vriend meesleurt in zijn ongeluk; en een jongen die ontdekt dat niet zijn vader en moeder zijn ouders zijn, maar de dorpspastoor en de schooljuf. Mooier nog dan de locaties en de verhalen zijn de personages. Die zijn steeds met enkele zinnen neergezet, hun handelen maakt dat je ze niet snel zal vergeten.

Het openingsverhaal, Dag van vuur, is het meest indrukwekkend. In een nabijgelegen dorp, dat door slechts één heuvel wordt gescheiden van het dorp waar de verteller verblijft – een jonge jongen uit de stad die bij zijn halfoom en tante logeert – schiet een wanhopige man zijn broer, zijn neef en de pastoor dood. ‘De belangrijkste gebeurtenis vóór de Abessijnse oorlog’, zoals de jongen schrijft. De nacht erna echoot het tussen de heuvels van de vrachtwagens waarmee carabinieri worden aangevoerd, vroeg de volgende morgen beginnen die met de belegering van het huis waarin de schutter zich heeft verschanst. De jongen en zijn halfoom maken die belegering mee vanuit hun eigen dorp. Aan de schotenwisselingen proberen ze af te leiden wat er gebeurt en vullen dat aan met nieuwsflarden van dorpsgenoten die met een taxi een kijkje zijn gaan nemen. Ondertussen kom je van alles te weten over de jongen en zijn halfoom, over diens huwelijk met de tante bij wie hij onder de plak zit. Eigenlijk is dat het echte verhaal dat Fenoglio vertelt. Meesterlijk gedaan.

Ik las nooit iets van deze schrijver. Hij is in 1922 geboren in de streek waar de verhalen zich afspelen, vocht er in de oorlog bij de partizanen en werkte er daarna bij een wijnhandelaar. Hij was dus geworteld in de streek, kende de mensen en hun verhalen. Bij zijn overlijden in 1963 werd deze verhalenbundel in manuscriptvorm in zijn nalatenschap aangetroffen.

Beppe Fenoglio
Dag van vuur. Verhalen uit de familiekring
Vertaald uit het Italiaans door Frans Denissen, Karin van Ingen Schenau en Emilia Menkveld
167 blz
Serena Libri Amsterdam

zondag 24 november 2019

Op strafexpeditie in Suriname

Op Kerstavond 1772 vertrok het fregat de Hillegonda Jacoba  vanaf de rede van Texel naar Suriname. Aan boord van dit schip en haar twee zusterschepen bevonden zich ruim vijfhonderd vrijwilligers die zich hadden aangemeld voor een militaire expeditie. Een van hen was John Gabriel Stedman. Geboren in de Nederlanden in een familie van Schotse komaf  was hij opgegroeid in Bergen op Zoom en op zijn zestiende, de familietraditie volgend, in het leger gegaan. Zijn zucht naar avontuur werd daar niet bevredigd, het was immers vrede. Gedurende twaalf jaar trok hij met zijn regiment van garnizoen naar garnizoen – Bergen op Zoom, Maastricht, Steenbergen, Heusden, Nijmegen, Deventer en Zutphen - de verveling verdrijvend met nu eens een vechtpartij en dan weer een verliefdheid. Langzaamaan bekroop hem het gevoel dat zijn carrière niet van de grond kwam. Toen hij eind oktober 1772 hoorde dat er officieren werden gezocht voor een nieuw op te richten regiment dat in Suriname zou gaan dienen rook hij zijn kans. Hij werd geselecteerd en kreeg de rang van kapitein, wat een mooie promotie betekende. Het zonnige avontuur kon wat hem betreft beginnen.

De opdracht voor de expeditie klonk eenvoudig: een einde te maken aan de voortdurende overvallen op plantages door groepen weggelopen slaven. Deze, die zichzelf ‘Marrons’ noemden, hadden zich diep in de jungle gevestigd, vaak in nauwelijks toegankelijke moerasachtige gebieden. Van daaruit vielen ze plantages aan, vermoordden de Europeanen, verdreven de slaven en stalen voedsel en kostbaarheden. Dat had een nadelige invloed op de winsten die potentieel konden worden gemaakt. De Geoctryeerde Sociëteit van Suriname en haar aandeelhouders, de stad Amsterdam en de WIC, de eigenaren van Suriname, bepleitten bij de Staten-Generaal dan ook strafexpedities. Die van Stedman, die vijf jaar zou duren, was er een van.

De eerste maanden na aankomst voelde Suriname voor Stedman als het paradijs. Paramaribo moet een mooie stad zijn geweest. Stedman prees de fraai aangelegde lanen met de sinaasappel-, citroen- en pompelmoesbomen met hun heerlijk geurende fruit aan beide zijden. De voorname huizen bezaten een koloniale allure, terwijl de deftig geklede bewoners zich op straat begaven in de schaduw van parasols die hun slaven ophielden. Stedman, die gemakkelijk contact legde en een onderhoudende causeur was, werd al snel uitgenodigd in de betere kringen. Vooralsnog leek het avontuur inderdaad op een zonvakantie.

Dat gevoel veranderde zodra de expeditie begon. De manschappen hadden in hun veel te zware Europese gevechtstenue last van de warmte, hun schoeisel was binnen de kortste keren doorweekt en sleet daardoor onder hun voeten vandaan. Bovendien bleken de mannen bevattelijk voor allerlei ziekten, vaak lag de helft met koorts te bed. En de marrons? Die bleken ongrijpbaar. Hun dorpen konden worden platgebrand en hun moestuinen vertrapt, maar binnen de kortste keren vestigden ze zich ergens anders, bij voorkeur in ontoegankelijk gebied. Het moraal van de troepen daalde snel, ook Stedman had daar getuige zijn dagboek last van.

Twee zaken hielden hem op de been. De eerste was de mulattin Johanna, een jonge slavin. Met haar en haar familie sloot hij op 8 mei 1773 een ‘Surinaams huwelijk’. Dit was een contract tussen een kolonist of militair en een slavin. In zo’n contract werden de voorwaarden en de duur van zo’n huwelijk vastgelegd. Voor Stedman was dit een bloedserieuze aangelegenheid: toen Johanna enkele jaren later bij zijn vertrek uit Suriname niet mee wilde gaan naar Europa, zou hij haar en hun zoontje goedverzorgd achterlaten. Zijn tweede houvast bleek zijn diepe interesse in en betrokkenheid bij het land en haar inwoners. Jarenlang verzamelde hij materiaal – schreef teksten en maakte tekeningen - om daaruit ooit een boek samen te stellen. Pas in 1796, ruim twintig jaar nadat hij Suriname had verlaten, zou dat er komen. Dat werk, Narrative, of a five years’ expedition against the Revolted Negroes of Surinam, was een doorslaand succes en wordt nog steeds beschouwd als een van de vroege standaardwerken over de kolonie. Illustraties als bijgaande 'Bestraffing van een slavin' wekten de woede van een grote schare lezers. De tekening op de omslag van deze biografie toont Stedman, Johanna en hun zoontje en is van Stedman zelf.

In Dichter in de jungle. John Gabriel Stedman 1744-1797 maakt  Roelof van Gelder inzichtelijk wat Stedman dreef: Als jongeman was hij een beetje een losbol; als militair ambitieus en eerzuchtig; als schrijver van gelegenheidsgedichten onverwacht gevoelig; Suriname was een openbaring, maar het onrecht dat de slaven er werd aangedaan stond haaks op zijn gevoel voor rechtvaardigheid; de liefde voor Johanna wekte zijn verantwoordelijkheidsgevoel; en met het boek dat hij beschouwde als zijn levenswerk wilde hij iets nalaten. Door een gedegen biografie te schrijven over Stedman, gebaseerd op uitvoerig bronnenonderzoek, is Dichter in de jungle veel meer geworden dan een verhaal over de slavernij in Suriname. Dat vormt weliswaar de kern, maar Stedmans onvermoeibare streven om ondanks een valse start iets van zijn leven te maken, betekenis te hebben, maakt evenveel indruk. Met de mooi verzorgde uitgave, rijkelijk geïllustreerd, heeft Van Gelder een passend monument voor de man opgericht.

Roelof van Gelder
Dichter in de jungle. John Gabriel Stedman 1744-1797
400 blz
Atlas Contact

maandag 18 november 2019

Het redden van dieren

Het Midden-Oosten is sinds een halve eeuw in politiek opzicht een van de onrustigste gebieden ter wereld. Sinds decennia wordt je daar vrijwel iedere avond in je krant of bij het Journaal aan herinnerd. Het menselijk leed als gevolg van die conflicten is vaak onbeschrijfelijk. Vandaar dat ik het opmerkelijk vond in de boekhandel een boekje van Olaf Koens aan te treffen met reportages over de omgang met dieren in die regio, een boekje met de opvallende titel Paarden vliegen businessclass. Verhalen over mens en dier in het Midden-Oosten. Dat is toch wel het laatste waar je je zorgen over zou moeten maken, dacht ik. Na lezing en kennisname van de motieven van de dierenliefhebbers in Libanon, Syrie en Irak denk ik daar wat genuanceerder over.

Olaf Koens is de Midden-Oostencorrespondent van RTL Nieuws. Iemand die breed geïnteresseerd én geïnformeerd is over alles wat daar speelt. Hij is ook - zoals het een goede journalist betaamt – nieuwsgierig naar alles wat een interessant verhaal kan opleveren. En die nieuwsgierigheid, de drang om het naadje van de kous te willen weten, levert de mooiste verhalen op.

Het Midden-Oosten huisvest duizenden van de rijkste mensen op aarde. Liefhebbers van de paardensport, die miljoenen euro’s investeren in het onderhouden van een stal met prijswinnende dravers. Of die, geheel in de traditie van hun voorouders die nog in tenten in de woestijn leefden, valken houden. In beide categoriën spenderen ze veel geld om kampioenen aan te kopen, en om die onder de beste omstandigheden te houden. De reportage over het jaarlijkse overbrengen van duizenden paarden naar koele gebieden tijdens de Saudi-Arabische zomer, uitgevoerd met speciale vrachtvluchten, is wel bizar. Maar, zoals Koens opmerkt, als Arabieren iets écht willen betalen ze ervoor, hoeveel het ook kost.

Van een andere orde zijn de reddingsoperaties van bedreigde dieren. Koens interviewt de man die de dierentuin van Aleppo wist te ontruimen, tijdens het hoogtepunt van de strijd in Syrië. Dat was extreem lastig om te organiseren, mede omdat zoveel van de strijdende partijen – Amerikanen, Turken, Koerden en de troepen van Assad – akkoord moesten gaan. Maar uiteindelijk lukte dat. Waarom?  Door hun kwade geweten, denkt de organisator. Als de militairen met mensen niets goeds kunnen bereiken, kunnen ze dat misschien wel met dieren. Dat is voor hen eenvoudiger, en dat staan ze dus bij uitzondering toe. De organisator zegt: Ik ben geen partij in de geschillen, geen lid van Hamas of Islamitische Staat. Ik ben maar de clown in het midden die de dieren wil redden. Wat ik wil bewijzen? Laten zien wat er wél kan. Bij het redden van dieren kan ik partijen laten samenwerken. Als dat met dieren kan in dit gebied, kan het misschien ook met mensen.

Het mooist zijn de kleinere verhalen Zoals dat van de beluga die in een Turks dorpje aan de Zwarte Zee opdook. Hij werd Aydin gedoopt en heel het dorp en omgeving liep uit om hem te bewonderen. Tot duidelijk werd dat hij waarschijnlijk uit Oekraïne afkomstig was. Ineens was de status van Aydin onzeker: was het misschien een spion, was er een chip bij hem ingebouwd? Koens reist naar het dorp, spreekt met de voormalige burgemeester en andere oude mannen die bij die geschiedenis betrokken waren. Het is onderzoeksjournalistiek van het zuiverste water, gewijd aan een onderwerp waarvan het belang maar klein is. Het verhaal dat het oplevert is menselijk, ontroerend én laat je iets begrijpen over dat gebied. Ongewoon, gedurfd en mooi gedaan.

Olaf Koens
Paarden vliegen businessclass. Verhalen over mens en dier in het Midden-Oosten
Luisterboek, voorgelezen door Chris Kijne
6 uur en 43 minuten 
Nijgh & Van Ditmar

donderdag 14 november 2019

Een kleine oorlog

In een oorlog is niets meer wat het was. Het leven staat op zijn kop, onzekerheid is troef. Mensen gedragen zich anders dan normaal, er komen trekken bij hen naar boven – positief én negatief – die hun omgeving niet achter ze had gezocht. De Oostenrijkse schrijver Paulus Hochgatterer laat in zijn kleine roman De dag dat mijn grootvader een held was mooie voorbeelden daarvan zien.

Het verhaal begint in maart 1945. Op een boerderij op het Oostenrijkse platteland lijkt de oorlog relatief ver weg. Enkele maanden eerder is een 13-jarig meisje aan komen lopen, gevlucht uit haar dorp nadat dit bij een bombardement was platgegooid. Ze is haar familie en haar geheugen kwijt, maar soms heeft ze heldere flarden waarin beelden of feiten aan de oppervlakte komen. Dan komt de naam van een stadje naar boven, of een beeld van een landschap. De boerenfamilie heeft haar nagezocht en vermoedt dat ze Cornelia heet, ze noemen haar Nelli. In een schriftje noteert ze wat er gebeurt en soms ook wat ze zich herinnert. Dat is voor haar een soort reddingsvest.

Nelli ontwikkelt een speciale band met de boerenknecht Laurenz, de oudere broer van de boer. Hij is ziek, maar dat mag niemand weten. Wat ook niemand mag weten is dat de oudste zoon van de familie in Rusland is gesneuveld. Laurenz heeft de brief met dat bericht achterover gedrukt, wil zijn naasten dat ongeluk besparen. Hij toont Nelli ook zijn meest dierbare schat, een oud geweer.

Op een dag komt er nog een vluchteling aanlopen. Het is een jonge man, een gevluchte Russische krijgsgevangene. Hij schildert, in een stijl verwant aan het suprematisme. Ook hem biedt de boerenfamilie onderdak.

Wanneer de Duitse troepen zich terugtrekken richting het noorden, arriveren twee soldaten en hun officier op de boerderij. Ze betrekken de beste kamers, verlangen goed eten en zijn duidelijk van plan op de boerderij op krachten te komen. Als ze de jonge schilder ontmoeten krijgen ze al snel argwaan en besluiten hem uit de weg te ruimen. Maar dan komen de boer en zijn broer in het geweer ….

De sfeer op de afgelegen boerderij, de latente dreiging van de oorlog, de gehavende belevingswereld van Nelli: het wordt door Hochgatterer heel subtiel geschilderd. Driemaal beschrijft hij een gebeurtenis op zo’n manier dat je je afvraagt of die wel zo heeft plaatsgevonden. Alsof de stress van de oorlog het geheugen van de betrokkenen onbetrouwbaar maakt. Of omdat verhalen over de oorlog naderhand gaandeweg dramatischer worden. Dat mag je als lezer overpeinzen.

Hochgatterer is in het dagelijks leven kinderpsychiater. Zijn fascinatie met wat er bij kinderen tussen de oren plaatsvindt heeft in dit verhaal met het portret van Nelli een heel mooie vorm gekregen.

Paulus Hochgatterer
De dag dat mijn grootvader een held was
Vertaald uit het Duits door Gerrit Bussink
112 blz
Wereldbibliotheek

dinsdag 12 november 2019

Een leven verdwijnt

In mei van dit jaar overleed de echtgenoot van Clairy Polak. Maar al zo’n tien jaar eerder, net na zijn vijfenzestigste, begon hij haar te verlaten. In het begin ging het om kleine dingen als vergeetachtigheid, niet op woorden kunnen komen en gedachtenloos autorijden. Na een door haar afgedwongen medisch onderzoek – Alzheimer zat bij haar man in de familie – bleek ook hij daaraan te lijden. Hij woonde nog enkele jaren thuis, maar gaandeweg verslechterde zijn toestand zodanig dat het voor haar een te zware belasting werd. Na lang zoeken vond ze een ‘humaan’ tehuis voor hem. Daar bezocht ze hem zo’n drie keer per week. Soms herkende hij haar nog, steeds vaker was dat niet het geval. De uithuisplaatsing gaf haar wel de mogelijkheid haar eigen leven, dat volstrekt ontregeld was geraakt, weer op de rails te krijgen. Over dat gehele proces schreef ze een verslag: Voorbij, voorbij.

Polak koos ervoor wat afstand te nemen. Voorbij, voorbij is in romanvorm en in de derde persoon geschreven. De vrouwelijke hoofdpersoon heet Judith, haar man Leo. Ze leren elkaar kennen wanneer zij 29 is, hij 42. Ze hebben geen kinderen, werken allebei en ondernemen daarnaast van alles. Er zijn gedurende hun huwelijk wat ups en downs, maar hun liefde blijkt daartegen bestand. Hij ervaart de verpletterende diagnose Alzheimer gelaten, pas later komen de onvermijdelijke aanvallen van woede. Gericht – tegen haar – én ongericht. Wat haar door de ziel snijdt is dat haar man geleidelijk aan alle besef van hun gezamenlijke leven verliest, dat het niet meer mogelijk is die herinneringen samen op te halen. Voor hem heeft dat alles nooit plaatsgevonden.

Een slimme vondst is dat zij hem, in het begin van zijn ziekte, vraagt zijn herinneringen aan vroeger op schrift te stellen. Die verhaaltjes van een gezonde man vormen een mooi contrast met de man wiens leven langzaamaan wordt uitgewist.

Naarmate Leo zich meer in zichzelf terugtrekt, in een wereld waarin hij in toenemende mate onbereikbaar is voor haar, piekert zij over de vraag of zij hem mag loslaten. Wat is de zin van hem vrijwel dagelijks te bezoeken, wanneer hij haar niet herkent of haar bezoekje binnen tien minuten volstrekt is vergeten? Moet ze zich schuldig voelen daar alleen al aan te denken? Mag ze bijvoorbeeld een weekje alleen met vakantie? Ze doet dat laatste uiteindelijk ook, en merkt dat het voor hem nauwelijks verschil maakt. Voor haar is dat juist een eerste stap in het proces dat zij zal afleggen.

Het is dapper om met iets zo persoonlijks naar buiten te komen. Het is knap om daarbij precies de juiste toon te treffen. Ik luisterde het boek, door haarzelf voorgelezen. Daardoor blijft dat persoonlijke karakter mooi bewaard.

Clairy Polak
Voorbij, voorbij
Luisterboek, voorgelezen door de auteur
6 uur en 3 minuten
Meulenhoff / Storytel  

zaterdag 9 november 2019

Een Russische liefde

Pieter Waterdrinker mag zich zo langzamerhand de chroniqueur van het leven in het hedendaagse Rusland noemen. In romans als Lenins balsem, Poubelle en Tsjaikovskistraat 40, en in enkele bundels met korte verhalen, speelt die samenleving van de voormalige Sovjet-Unie een grote rol. Het is een wereld waarin het geld regeert, waarin slimme jongens zich na de val van het communisme op een soms verbijsterende manier hebben kunnen verrijken.  Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich de doorsnee burger, voor wie de recente omwenteling lang niet altijd positief heeft uitgewerkt. Die vaak, zeker als hij die in de provincie woont, nog nauwelijks iets heeft gemerkt van het nieuwe Rusland. Voor hen voelt Waterdrinker compassie, vooral omdat zij momenteel volstrekt geen invloed hebben op de situatie. En dan is er het oude Rusland, het land van vóór het communisme, het land van de volkse tradities, van de gelovigen met hun warme kerken en prachtige iconostases, van de volkskunst, de lange winters op het land enzovoorts. De romanticus in Waterdrinker verheerlijkt dat traditionele Rusland graag.

In De dood van Mila Burger, een roman die al in 2010 verscheen, vinden we al deze facetten van Waterdrinkers schrijverschap terug. Mila Burger is een Russin, geboren in Kazan, een plaats aan de Wolga ver ten oosten van Moskou. Ze wordt opgevoed door haar grootouders, waarna ze Duits gaat studeren in Moskou. Tijdens een klusje als gids voor een groep Nederlandse toeristen komt ze Nico tegen. Ze volgt hem naar Nederland, ze trouwen en gaan wonen in het kustdorp Duin aan Zee. Omdat de diploma’s van Mila hier niet worden erkend kan ze tot haar verdriet niet verder studeren en promoveren. Het wordt dan een baantje in de thuiszorg, waarmee ze voor een inkomen zorgt wanneer Nico zijn baan verliest en te lui is om een andere te zoeken.

Op een dag staat een Russische vriendin op de stoep, Asja. Rijk geworden met privéklinieken, verslingerd aan luxe, aan mooie rijke mannen en vooral aan een onstuimig leven. Ze sleept Mila voor een dag mee naar Parijs, steekt haar in dure kleren en smeekt haar naar Rusland te komen. Een rijke ondernemer, ene Romanovski, is sinds hij enkele weken daarvoor Mila op een oude foto heeft gezien stapelverliefd op haar. Asja is gekomen om haar mee te nemen, te verlossen uit de gribus van de sociale huurflat en van haar mislukkeling van een man. Eerst twijfelt Mila, maar na de zoveelste aanvaring met Nico en haar collega’s neemt ze in een opwelling het vliegtuig naar Moskou.

De wereld waarin ze dan terechtkomt is die van de superrijken. Decadent van de ochtend tot de avond – en de nacht. Haar ‘geliefde’, Romanowski, is een positieve uitzondering. Voor hem zijn de traditionele Russische waarden leidend in zijn leven. Hij woont als een soort Tolstoi op een oud landgoed en heeft belangstelling voor muziek, cultuur en literatuur. Sinds de tragische dood van zijn zoon is diens nagedachtenis het belangrijkste in zijn leven. Met Mila een zoon krijgen is daar onderdeel van.

Waterdrinker beschrijft die verschillende werelden met zichtbaar plezier, strooiend met weldadig mooie zinnen en vileine terzijdes. Voor Mila is het een leven tussen uitersten. Gaandeweg leert ze daarmee om te gaan, haar eigen keuzes te maken. Een levensbepalende beslissing neemt ze op de laatste bladzijden van het verhaal, wanneer kort daarvoor haar wereld is ingestort. Is dat de ‘Dood’ waaraan in de titel van de roman wordt gerefereerd? Ja en nee. Zelf lezen. Aanrader.

Pieter Waterdrinker
De dood van Mila Burger
400 blz
Nijgh & Van Ditmar 

zondag 3 november 2019

Een knalrode Ford Transit

Een van de mooiste momenten in Abdelkaders Benali’s nieuwe roman De weekendmiljonair is het gesprek dat vader Ahmed en zijn elfjarige zoon Osama voeren in hun knalrode Ford Transit op weg naar een klant. Vader is na zijn ontslag als arbeider in de Rotterdamse haven een bedrijfje begonnen dat voor een habbekrats overtollig meubilair opkoopt bij particulieren en dat dan weer probeert te slijten. Zoon Osama is intelligent en leest de Odyssee van Homerus. In het busje vertelt hij zijn vader – die niet vertrouwd is met literatuur - het verhaal. Deze is onder de indruk wanneer hij hoort dat Penelope na het vertrek van Odysseus werd belaagd door mannen die vrijpostig naar haar hand dongen. Want ook in Marokko gaat dat zo, dat is heel normaal. De Odyssee is voor hem daarmee een ‘goed verhaal, want 'echt'.

De weekendmiljonair is een lichtvoetige roman. Het beschrijft het leven van Marokkaans gezin in Rotterdam dat in het midden van de jaren tachtig het hoofd boven water probeert te houden. Het handeltje in meubilair staat centraal. Zo ook het bemachtigen van een betere woning dan het krot dat ze huren. Daarvoor hebben ze vijfhonderd punten nodig, dus iedere keer dat de sociaal werker langskomt om de situatie te beoordelen brengen ze het voor even in een extra belabberde toestand. De groeistoornis van Osama is een andere verhaallijn, evenals het liefdesleven van de oergezellige buurvrouw Loes. En dan is er de vermoedelijk niet te realiseren droom om terug te keren naar het land van de Atlas. In flarden kom je de voorgeschiedenis te weten.

Het verhaal doet in de verte denken aan Wees onzichtbaar van Murat Isik (zie dit blog, 6 september 2018). Die weet de lotgevallen van een Turks gezin in Nederland echter veel meer in te bedden als maatschappelijk verschijnsel. Bij Benali ontstijgt het nauwelijks het niveau van de dagelijkse sores. Daardoor is het niet minder – het is zelfs mooi ‘licht’ gedaan – maar het beklijft veel minder.

Abdelkader Benali
De weekendmiljonair
Luisterboek, voorgelezen door Francis Broekhuijsen
6 uur en 33 minuten
De Arbeiderspers / Storytel