Voor Hans Bouman van de Volkskrant was de aankondiging van een nieuwe roman van de Japanse auteur Haruki Murakami, de eerste in maar liefst zes jaar, zelfs zo nieuwswaardig dat hij er een redactioneel stukje aan wijdde. Begrijpelijk, want Murakami is wat je noemt buitencategorie, een schrijver wiens wonderlijke wereld je geheel en al kan inpakken. De doorgewinterde liefhebber van zijn werk vindt het bijvoorbeeld doodnormaal dat het haringen kan regenen – in Kafka op het strand – of dat de onvergetelijk mooi beschreven, romantische slotscène van IQ84 zich afspeelt in een stadspark, onder een nachtelijke hemel waarin maar liefst twee manen naast elkaar staan, een grote gele en een iets kleinere mosgroene.
Maar voor wie is verslingerd aan dergelijke betoverende taferelen zou het toch geen écht probleem moeten zijn dat de al wat oudere grootmeester, hij is nu 75, zes jaar lang niets publiceert. Want met zijn wereldwijde succes heeft hij school gemaakt. Zo ongeveer vanaf de vroege jaren negentig zie je steeds weer nieuwe jonge Japanse schrijvers opdoemen die in hun werk op de een of andere wijze door Murakami zijn geïnspireerd. En wier werk daardoor ook steeds vaker in het Nederlands beschikbaar komt. De liefhebber kan dus in die tussenliggende jaren - laten we ze voor het gemak de niet-Murakami-jaren noemen - gewoon op literaire ontdekkingsreis gaan bij die andere schrijvers.
Yōko Ogawa (61) is zo iemand. Vorig najaar verscheen van haar, vijftien jaar na de Japanse editie, Het onvergetelijke jaar van Tomoko. Het is het verhaal van een 12-jarig meisje dat na de dood van haar vader, waardoor haar moeder zich genoodzaakt ziet een jaar te gaan studeren om een vak te leren, gedurende dat jaar onderdak vindt bij een tante en haar man in een stadje gelegen tussen Osaka en Kobe. Het is een opmerkelijk huishouden waarin ze terechtkomt: haar oom is eigenaar en directeur van een limonadefabriek; haar tante lijkt voortdurend een beetje afwezig te zijn, wat in haar karakter kan zitten dan wel in de meerdere glazen whisky die ze zichzelf dagelijks inschenkt; haar nichtje Mina heeft zwakke longen, de zorg voor haar is een dagelijks terugkerend ritueel; en dan is er nog een uit Duitsland afkomstige grootmoeder, oma Rosa, die samen met de eveneens bejaarde huishoudster mevrouw Yoneda de boel draaiende houdt. Een bejaarde tuinman onderhoudt het uitgestrekte park én verzorgt het opmerkelijkste lid van de familie, het in de grote vijver levende dwergnijlpaard Pochiko.Indien u op zoek bent naar een roman die bol staat van de actie, dan is dit niet het juiste boek. Gaat u daarentegen voor literatuur die je met de term 'poëzie van alledag´ kan aanmerken, dat zouden de avonturen van Tomoko u best eens kunnen aanspreken. Ofschoon ‘avonturen’ ook weer een groot woord is, want in het jaar dat Tomoko bij haar familie verblijft lijkt er nauwelijks iets wezenlijks te gebeuren.
Iedere ochtend wandelt Tomoko met haar bijna even oude nichtje naar de lokale school. Om haar iedere onnodige inspanning te besparen legt Mina de korte afstand af op de rug van Pochiko, terwijl de tuinman de leidsels strak in handen houdt. Een beeld dat je bijblijft. Op de dagen dat het meisje te ziek is en het bed met houden, neemt Tomoko voor haar romans mee uit de gemeentelijke bibliotheek. Tegenover de jonge bibliothecaris houdt zij de schijn op dat ze die boeken zelf leest. Met dat wat Mina haar erover vertelt lukt dat aardig.
Van veel van de dingen die zich afspelen in het grote familiehuis ontgaat Tomoko de precieze betekenis. Wat gebeurt er tijdens het ‘lichtbad’ dat Mina met regelmaat ondergaat, en waarvoor zij ook Tomoko uitnodigt? En waarom is oom vaak voor langere tijd afwezig, iets waarover hij en zijn huisgenoten niet schijnen te willen praten? Tomoko doet daar een succesvol onderzoekje naar, wat voor haar de kwestie echter niet verheldert – voor ons als lezers wel. En die dreigende bosbrand, die geen echte brand lijkt te willen worden? Zelfs het verhaal dat ze wél kan bevatten, dat de vader van oom lang geleden uit liefhebberij in het park een kleine dierentuin stichtte waarvan het dwergnijlpaard de laatste overlevende is, heeft voor haar onbegrijpelijke kantjes. Het lopen over het kerkhof, in een hoekje van het park, waar de overige dieren in hun graf rusten, geeft haar een vreemde sensatie.
Die talloze kleine dingen die Tomoko beleeft mogen dan wel klein zijn, in haar hoofd zijn ze dat niet. Het nieuwe, het deels moeilijk te bevatten én de opeenstapeling zorgen ervoor dat zij de logeerpartij heel intens beleeft. Het doet iets met haar. Een mooi coming of age avontuur dus, als je het per se een label wil geven.
Yōko Ogawa / Het onvergetelijke jaar van Tomoko / Vertaald uit het Japans door Luk Van Houte / 298 blz / Cossee, 2023