zaterdag 29 februari 2020

'Hello, I'am Paul, from Up North'

Paul Theroux heeft een indrukwekkende lijst van plekken op de wereld bereisd, al dan niet in het kader van een boek. Maar het zuiden van zijn eigen land, de Verenigde Staten, was voor hem tot voor enkele jaren een onontgonnen gebied. De trip die hij er uiteindelijk toch door onderneemt begint in het najaar van 2012. Hij vertrekt vanuit zijn huis in Cape Cod. Gewoon, met de auto. Zelfs gewapend met wat proviand, voor onderweg. Als doorgewinterde reiziger ervaart hij het individuele karakter van deze manier van vervoer als een verademing: geen drukke luchthavens, geen douane, niet in een ‘koekblik’ naar het andere einde van de wereld worden gevlogen en daar in een volstrekt andere cultuur worden gedropt. Nee, dan liever het vertrouwde interieur van zijn eigen auto. Met als route alleen ‘het zuiden’ op het kompas, en op de bonnefooi, kijken wie of wat hij gaat tegenkomen.

Zoals vaak bij de reisverslagen van Theroux is ook in Deep South. Four Seasons on Back Roads de ‘wie’ belangrijker dan het ‘wat’. Hij doet nauwelijks tot niet aan sightseeing maar is op zoek naar verhalen, en de mensen die ze aan hem willen vertellen. Ook ditmaal vormen die in al hun verscheidenheid de kern van het boek. Door hun ogen beleef je als lezer de rassenapartheid, die in sommige streken nog lang geldig is geweest; de wijd verbreide armoede, veroorzaakt door het sluiten of wegtrekken van fabrieken; de rol van wapens, voor velen een volstrekt normaal onderdeel van het dagelijks leven; en de pogingen van idealisten om gemeenschappen bijeen te houden, te zorgen dat kinderen uit arme gezinnen een reële kans krijgen. Theroux zal met hen gesprekken hebben gevoerd, maar in de tekst laat hij hen het woord. Een briljante vondst – ik las het grotendeels als luisterboek – is de keuze van de voorlezer, de stemacteur John McDonough. Met zijn ‘Southener’ accent brengt hij het verhaal tot leven, er een flinke dosis authenticiteit aan toevoegend.

Op zijn dooie gemak door het landschap toerend, de radio afgestemd op lokale  stations, zich verbazend over en genietend van het soms desolate landschap en de eindeloze reeksen verlaten spookstadjes, vindt Theroux het passende, ietwat laid-back tempo voor dit gebied. Wat hij aanvankelijk had gepland als één lange reis knipt hij bij nader inzien op in een handvol kortere tochten. Dat geeft hem ook de mogelijkheid om mensen maanden later nog een tweede keer te bezoeken, hen beter te leren kennen. In dat opzicht onderscheidt dit reisverhaal zich van het meer gebruikelijke stramien waarbij de auteur van A naar B reist en alle locaties maar eenmaal, en dan meestal kort, aandoet. Hier komt het de intensiteit van ontmoetingen ten goede en geeft het ruimte voor reflectie.

Tussen de verschillende trips in is Theroux thuis, herleest hij Zuidelijke schrijvers en verdiept hij zich in geschiedenissen die hij tegenkwam. Dat levert soms prachtige analyses op, zoals over William Faulkner, Nobelprijswinnaar en misschien wel de meest Zuidelijke auteur van allemaal. Of onthutsende verhalen over geweld tegen kleurlingen, zoals de gruwelijke en spraakmakende moord op de jonge Emmett Till in 1955. Want één ding leer je uit dit boeiende reisverhaal wel: de geschiedenis van het gebied hangt van uitersten aan elkaar. Ook nu nog. Want waar anders dan in The Deep South kun je, net als Theroux meermaals doet, op een zondagochtend in een provinciestadje maar twee evenementen bezoeken: eerst de mis, en dan de gunshow.     

Paul Theroux
Deep South: Four Seasons on Back Roads
Luisterboek, voorgelezen door John McDonough
23 uur en 45 minuten
Recorded Books / via Storytell

[ Nederlandse editie: Het diepe Zuiden. Vier seizoenen op tweebaanswegen ]

zaterdag 22 februari 2020

De verdwenen brieven van Jane Austen

De Jane Austen-bibliotheek groeit nog jaarlijks. En het opmerkelijke is dat het daarbij niet uitsluitend gaat om boeken en artikelen over de Britse schrijfster en haar oeuvre, maar opvallend vaak ook om fictie. Zo las ik enkele jaren geleden Longbourn, een roman van Jo Baker over het leven downstairs in het gelijknamige landhuis van de familie Bennet (dit weblog, 20 juni 2014). Het knappe van dat boek is dat het decor je vertrouwd is, de gebeurtenissen upstairs ook, maar dat Baker er toch in slaagt om je een verhaal voor te schotelen dat op eigen benen staat. Voor de fans – daaronder schaar ik me – voelt dat als een feestje. Alsof aan het bescheiden oeuvre van Austen, dat slechts uit een handvol titels bestaat, iets wordt toegevoegd.

Met Miss Austen door Gill Hornby is hetzelfde aan de hand. Hier gaat het echter niet om een verhaal dat is geïnspireerd door een van Austens romans, maar door haar leven. Om precies te zijn: door een gebeurtenis die ruim twintig jaar na haar dood plaatsvond en die grote gevolgen heeft gehad voor onze kennis over haar.

Jane Austen stierf in 1817 op vrij jonge leeftijd, ze was 41 jaar. Zij is nooit getrouwd. Dat gold ook voor haar twee jaar oudere zus, Cassandra, met wie ze een hechte band had. Het is bekend Cassandra tegen het eind van haar leven, omstreeks 1840, een groot aantal brieven van Jane heeft verbrand. Er moeten er duizenden zijn geweest, we kennen er nu nog maar zo’n 160. Waarom? Dat is een terechte vraag, en dat is nu precies waar het in Miss Austen om draait.

Hornby laat Cassandra in 1840 naar het dorpje Kintbury reizen, in Berkshire. De lokale predikant aldaar is zojuist gestorven en Cassandra wil haar deelneming betuigen aan Isabella, de dochter. De ware voor haar bezoek is echter dat Isabella’s reeds eerder overleden moeder Elizabeth de hartsvriendin was van haar zus Jane en beide dames een langdurige correspondentie onderhielden. Het gaat Cassandra om die brieven, die wil ze bemachtigen voordat ze bij het leegruimen van de pastorie worden gevonden en misschien in verkeerde handen raken. Wanneer Cassandra de brieven eenmaal in handen heeft – dat gaat vrij gemakkelijk - kan ze het niet nalaten ze te lezen. En dan krijgt het verhaal vleugels. Het wordt voor Cassandra een sentimental journey, ze beleeft opnieuw twintig jaar van haar leven met haar zus. De hoogtepunten, bijvoorbeeld wanneer Jane vanaf 1811 succes heeft met haar romans, maar ook de minder goede dagen. De herhaaldelijk misgelopen kansen op een huwelijk voor Jane en Cassandra vormen daarin de meest dramatische episoden.

De schrijfstijl van Jane Austen heeft Hornby goed onder de knie. De tientallen brieven die zij ‘citeert’ zouden zo door Austen geschreven kunnen zijn. Ware het niet dat ze uit de pen van Hornby vloeiden. Ook de structuur van het verhaal, met het veelvuldige verspringen in de tijd, draagt in sterke mate bij aan het leesplezier. Maar het meest indrukwekkend is voor mij toch wel dat Hornby op genuanceerde wijze duidelijk maakt waarom Cassandra de brieven uiteindelijk zal verbranden. En in dat proces van Jane’s oudere zus een overtuigend personage maakt.

Gill Hornby
Miss Austen
392 blz
Century

zondag 16 februari 2020

Lijfeigenen of vrije burgers?

De meest interessante historische romans zijn voor mij die welke spelen in een land of tijdperk waar ik weinig van weet. Estland is zo’n land. Het is de noordelijkste van de drie Baltische staten. In het midden van de achttiende eeuw, de periode waarin Strijd om de stad van Jaan Kross speelt, was het ingelijfd bij het immense Russische rijk. De toenmalige hoofdstad daarvan, Sint-Petersburg, was te paard of per koets slechts een handvol dagreizen verwijderd. In de meeste gebieden en grotere plaatsen in Estland was een lokaal bestuur, maar alleen het centrale gezag in Sint-Petersburg was bevoegd om te beslissen in bestuurlijke zaken. En precies dít aspect maakt deze roman, waarin het tempo trouwens weldadig laag ligt, tot een spannend boek.

Kross laat het verhaal vertellen door Berend Falck, een jongeman die in het voorjaar van 1764 wordt benoemd tot huisleraar op het landgoed Rakvere, ongeveer honderd kilometer ten zuidoosten van Tallinn gelegen. Aan de rand van het landgoed ligt wat rest van het gelijknamige stadje, dat in de Grote Noordse Oorlog (1700-1721) werd verwoest en aan Rusland toeviel. Sindsdien handelt de familie Von Tiesenhausen, de adellijke eigenaren van het landgoed, alsof het stadje Rakvere van hen is, en de inwoners daarmee hun lijfeigenen. De inwoners van Rakvere pikken dit niet, betogen dat zij van oudsher vrije stadsburgers zijn geweest en proberen hun recht te halen tot bij de hoogste instantie, de Tsarina van Rusland. Berend Falck raakt al snel na zijn aankomst bij dit geschil betrokken wanneer zijn mevrouw hem inschakelt voor klusjes in deze zaak. Zodoende komt hij in contact met de burgers, voor wier standpunt hij sympathie opvat – een standpunt dat op hem sowieso veel rechtvaardiger overkomt. Dat een van de stadsburgers een beeldschone dochter heeft op wie hij verliefd wordt vergemakkelijkt zijn keuze. Voor zijn mevrouw houdt hij zijn dubbelspel zorgvuldig verborgen.

Gezien in het grotere geheel van de Europese geschiedenis speelt dit verhaal zo’n beetje op het hoogtepunt van de Verlichting. Het is er, in al zijn dagelijksheid en kleine intriges, ook een mooie illustratie van. Als lezer voel je mee met de strijd van de inwoners om als vrije burgers te worden behandeld. Van de handvol van hen die het verzet aanvoeren heeft Kross dan ook mooie portretten gemaakt. De adel die aan het roer staat, zowel in Estland als in Rusland,  komt bij Kross dan ook niet goed weg. Aan het korte-termijn denken van hun bestuur, en aan de leegheid en zinloosheid van hun bestaan voel je dat dit ooit op een crash moet uitlopen.   

Jaan Kross (1920-2007) wordt beschouwd als de belangrijkste schrijver van Estland in de twintigste eeuw. Hij begon pas laat met het schrijven van romans, zijn eerste verscheen in 1970. Daarvoor had hij al gedichten en korte verhalen gepubliceerd. De strijd om de stad dateert uit 1982. De thema’s, de positie van Estland ten opzichte van haar ‘bezetter’ Rusland en de vrijheid van haar inwoners, zijn kenmerkend voor zijn literaire werk. Zijn betrokkenheid bij dat onderwerp zal zijn ontstaan tijdens zijn jaren in Siberische strafkampen. In 1946 werd hij opgepakt en naar dat ijzige oosten verbannen, om er pas in 1954 weer uit te komen.

Jaan Kross
Strijd om de stad
Vertaald uit het Estisch door Frans van Nes
377 blz
Prometheus

dinsdag 11 februari 2020

Outcast

Wanneer ik een lijst zou moeten opstellen van mijn favoriete schrijvers, zou Arnon Grunberg daar niet op staan. Maar toch lees ik al lange tijd bijna ieder boek dat van hem verschijnt. Waarom? Ik denk omdat hij mij keer op keer weet te verrassen. Dat is ook het geval met zijn nieuwste roman, Bezette gebieden. Het verhaal is een vervolg op Grunbergs enkele jaren geleden verschenen roman Moedervlekken (zie dit weblog, 27 december 2017). Daarin maakten we kennis met Otto Kadoke, psychiater van bijna-middelbare leeftijd, werkzaam bij een afdeling van de Amsterdamse GGD die zich bezighoudt met zelfmoordpreventie. Kadoke woonde samen met zijn moeder, die halverwege het verhaal zijn vader bleek te zijn. Over verrassen gesproken … Kern van dat verhaal was de niet geheel professionele beslissing van Kadoke om een van zijn patiënten, de jonge vrouw Michette, in huis te nemen als verzorgster van zijn vader. Daarmee overschreed hij bewust de omgangsregels van arts en patiënt. Voor zichzelf verantwoordde hij die regeling omdat die op Michette een therapeutische uitwerking zou hebben. Het inwonen van Michette is een onderdeel van de behandeling, van het genezingsproces.

Aan het begin van Bezette gebieden woont Kadoke nog steeds samen met zijn vader. Michette is bij hem weg, ze heeft inmiddels een relatie met een beroemde schrijver. Ze blijkt ook diens muze te zijn, want het nieuwe boek van de schrijver is niets meer dan een verslag van haar verblijf in het huis van Kadoke. Over die verboden relatie dus. Aangedikt met smeuïge details die de werkelijkheid oprekken. Aanvankelijk irriteert Kadoke zich aan deze schending van zijn privacy, en beschouwt hij het als niet meer dan dat. Tot de media er bovenop duiken, hij met de schrijver in een late night talkshow belandt, te maken krijgt met haatreacties – variërend van smerige verkrachter tot smerige Jood –, zijn baan verliest en uiteindelijk door de rechter uit het register wordt geschreven. In het MeToo tijdperk is de massale morele verontwaardiging, de volkswoede, in een mum van tijd gemobiliseerd. Grunberg speelt hier een subtiel spel met de grens tussen fictie en werkelijkheid, met het personage van de schrijver en zichzelf, en met de roman Moedervlekken.

Zonder baan en waarschijnlijk ook toekomst laat Kadoke zich verleiden met een toevallig langskomend achternichtje op wie hij direct verliefd wordt, Anat, mee te gaan naar haar nederzetting in de door Israël bezette gebieden. Zijn vader gaat onder protest mee. Eenmaal ter plekke, wonend in een caravan en wat onhandig communicerend met de familie en vrienden van Anat, ontstaat al gauw het halve misverstand dat Anat en hij gaan trouwen. Hij laat het maar zo. Wat moet hij anders? Hij wordt gezien als een verlosser, een Messias. Dat is weer eens wat anders dat zijn behandeling in Nederland.

Verliefd worden en trouwen is mooi, maar voor de moeder en familie van Anat staat het maken van kinderen voorop. Alleen dat waarborgt het voortbestaan van het Joodse volk. Op dit moment in het verhaal tovert Grunberg de meest bizarre seksscène die ik ooit heb gelezen uit zijn hoed: op een absurde manier komisch, tenenkrommend – ook door de lengte ervan – en eigenlijk intriest. Over verrassen gesproken, opnieuw. Op mijn luisterboek duurde hij maar liefst een half uur.

Min of meer gedwongen te verhuizen, omdat hij in eigen land een paria is geworden, een uitgestotene, is hij terechtgekomen in een bezet gebied. Een illegaal bezet gebied. Hij plaatst zichzelf daarmee eigenlijk buiten de wereld, snijdt alle banden door. Wat dat met hem doet, hoe hij daarop reageert? Hij merkt zelf dat hij vaststaande waarheden loslaat, dat hij door ondervinding zichzelf opnieuw moet uitvinden.

Arnon Grunberg
Bezette gebieden
Luisterboek, voorgelezen door Jan Donkers
12 uur en 24 minuten
Lebowski / Storytell

vrijdag 7 februari 2020

Een onmogelijke keuze

Stephan Enter stelt in zijn korte roman Compassie (2015) een interessante vraag: Kun je van iemand houden uit medelijden? Is het mogelijk om, wanneer de ‘vonk’ er niet is maar je wel een diepe genegenheid voor je partner voelt, met die persoon door het leven te gaan? Die beslissing te nemen omdat je die ander, die in alles laat zien wél van jou te houden, niet wil kwetsen?

Het personage dat zich gesteld ziet voor deze vraag is Frank van Luijn. Hij is bijna veertig maar hij lijkt jonger: ‘Het gezicht dat zich in mijn spiegel vertoont, heeft niets van het doffe en vermoeide van veel van mijn getrouwde of samenwonende leeftijdsgenoten.’ Hij heeft een goede baan, ziet er aantrekkelijk uit en kan daarom gemakkelijk aan tijdelijke vriendinnen komen. Maar in dat stramien is verveling geslopen, daarom meldt hij zich bij een internetdatingsite.

Uit de vele reacties kiest hij Jessica. Ze is tweeëndertig, aan het promoveren en heeft een profiel dat hem trekt. Ze heeft een aantrekkelijk gezicht en kleedt zich geraffineerd. Ze spreken af, en nog eens, en ontdekken dat ze graag met elkaar over van alles praten. Langzaam ontstaat er een relatie.  Voor Frank is er geen vuiltje aan de lucht, tot hun relatie lichamelijk wordt. Hij vindt haar, uit haar kleren, niet lelijk maar ook niet mooi. Specifieker: ze windt hem niet op. Bovendien geniet ze niet van de seks, doet een beetje alsof. Dat is een domper.

Over dát onderwerp met haar praten vindt hij moeilijk. Stelt het uit, terwijl hun relatie intussen steeds hechter wordt. Hoe langer hij wacht, des te pijnlijker zal de breuk zijn, voelt hij aan.

In honderdvijftig bladzijden toont Enter alle facetten van het probleem. Een simpele oplossing geeft hij niet ofschoon Frank, tijdens een nacht op het strand en met uitzicht op de Melkweg, wel tot een inzicht komt. Dat is mooi gedaan.

Stephan Enter
Compassie
154 blz
Uitgeverij Van Oorschot

dinsdag 4 februari 2020

Op de bres voor bomen

Dat we roofbouw plegen op onze aarde wordt hoe langer hoe duidelijker. En het besef daarvan neemt bij de bewoners van onze planeet gelukkig toe. Zeker als de gevolgen van die roofbouw tastbaar worden op de plek waar je woont: wanneer inwoners van Beijing wekenlang in een mix van zandstormen en luchtverontreiniging moeten leven, of wanneer wij ons in Nederland realiseren dat de stijging van de zeespiegel in combinatie met bodemdaling een rampscenario zou kunnen opleveren. Die bewustwording is een proces dat al decennia speelt, zeker in de westerse wereld. Het kent allerlei verschijningsvormen, van de welhaast militair georganiseerde én gecommuniceerde acties van organisaties als Greenpeace en Sea Shepherd tot kleine lokale initiatieven. Richard Powers schreef met The Overstory een magistrale, bevlogen en heel persoonlijke roman over een klein groepje burgers dat zich omstreeks het einde van de jaren tachtig verzet tegen het kappen van de Noordamerikaanse oerbossen.

Powers vliegt het verhaal op een vernuftige wijze aan: in de eerste tweehonderd bladzijden van zijn roman introduceert hij, onder de titel Roots, in niet al te lange hoofdstukken negen personages. Ze vormen een doorsnee van de bevolking van de Verenigde Staten, en hebben allemaal vanuit hun eigen persoonlijkheid iets met bomen. Of met één boom. Dat laatste geldt voor Nicholas Hoel, zoon van een familie van boeren uit Iowa, immigranten uit Noorwegen. Bij hun verhuizing vanuit Brooklyn naar Iowa nemen ze kastanjes mee die ze bij hun boerderij planten. Van een zo’n boom maken ze generaties lang exact dezelfde foto, zijn levensgeschiedenis vastleggend. Er is Mimi Ma, dochter van een immigrant uit Shanghai. En Adam Eppich, een jongetje dat zich in zijn jeugd identificeert met bomen maar ze door een studie sociale wetenschappen uit het oog verliest. Ray en Dorothy Brinkman, een jong stel dat ieder jaar op hun trouwdag een speciale boom in hun tuin plant. Opvallend in de groep is Douglas Pavlicek, die tijdens een actie in Vietnam uit zijn neerstortende vliegtuig valt en het er levend afbrengt omdat een boom hem 'opvangt'. Ook Neelay Mehta, een jongen van Indiase afkomst heeft zo’n een-op-een relatie met een boom: hij valt er als puber juist uit en raakt verlamd. Vanuit zijn rolstoel zet hij een succesvol bedrijf op dat computerspellen ontwerpt waarin je als speler een nieuwe wereld kan creëren. Patricia Westerford is de boomdeskundige in het gezelschap. Zij ontdekt tijdens haar onderzoek dat bomen met elkaar communiceren, publiceert dat in een vaktijdschrift en wordt door haar collega’s voor dwaas aangemerkt. Einde carrière. De laatste in de rij is Oliva Vandergriff, een losbandige jonge studente. Na een bijna-dood ervaring gaat zij op zoek naar zingeving en sluit zich aan bij een protestactie tegen het kappen van bossen met gigantische redwoods in het noorden van Californië.

Deze negen personages ontmoeten elkaar in het vervolg van het verhaal, fysiek dan wel op afstand, ieder op zijn of haar eigen wijze bezig met het redden van bomen.

Kern van het protest is dat de kap van de oerbossen met de woudreuzen legaal plaatsvindt, er worden vergunningen voor afgegeven. Het is een grote industrie, talloze familie’s  leven ervan. Uit oogpunt van natuurbehoud, en daarmee van milieu en het welzijn van toekomstige generaties, is het echter een ramp. En daarmee in moreel opzicht illegaal. Vanuit dat standpunt binden de activisten de strijd aan met de houthakkers.

Overstory zit vol onvergetelijke beelden: Olivia en Nicholas, die bijna een jaar lang op zestig meter hoogte in een gigantische redwood bivakkeren, om te voorkomen dat deze wordt omgezaagd; de nachtelijke aanval waarbij een project in brand wordt gestoken, een actie die ijzingwekkend uit de hand loopt; Patricia als jong meisje met haar vader, een adviseur van landbouwmachines, op eindeloze autoritten door het platteland en de bossen van Ohio; en later, tijdens lange verblijven in de bush, op zoek naar de geheime taal van bomen; en nog later, door haar collega’s gerehabiliteerd  maar inmiddels zo vergroeid met haar bomen dat haar wetenschappelijke houding visionaire trekjes krijgt en ze voor de tweede keer – en ditmaal op een belangrijk symposium - dreigt te ontsporen; en de vlucht, het jarenlange geheime en eenzame leven van de activisten onder de negen, wanneer ze de rest van hun leven uit handen van de FBI proberen te blijven.

Sinds kort kennen wij het woord klimaatdrammer. In een boek met dit onderwerp had Powers zomaar in die kuil kunnen vallen. Maar, afgezien van enkele passages waarin Patricia aan het woord is, weet hij dat te vermijden. Hij schrijft prachtig, soms als was het poëzie, over bomen en landschappen. De actiescènes zijn meeslepend, grijpen je soms bij de keel. Hij is betrokken, hij beheerst de materie, zijn persoonlijke standpunt is duidelijk. Dat is ook de kracht van het boek, dat maakt het een echte Powers.

Richard Powers
The Overstory
625 blz
Vintage

[Nederlandse editie: Tot in de hemel]