In een recent interview biechtte Van Stipriaan op dat hij enkele jaren geleden begon aan een strak afgebakende, overzichtelijke klus: het beschrijven van de wijze waarop Willem van Oranje als aanvoerder in de strijd tegen Spanje gebruikte maakte van een geheel eigen propagandamachinerie. Die bestond uit het ontwikkelen en naar buiten brengen van tal van beelden van Oranje, vaak geïdealiseerd. Deze aanpak was indertijd vernieuwend en succesvol. Maar voor het goede begrip diende Van Stipriaan natuurlijk wel de context waarin dit plaatsvond te schetsen, en ook het wérkelijke beeld achter die façade. ‘Dus rolde ik als vanzelf in de biografie’, stelde hij nuchter vast.
De Willem die ons vanaf de omslag van de biografie vastberaden aankijkt is 22 jaar oud. Anthonis Mor portretteerde hem in 1555, het jaar waarin Willem door Karel V, de keizer van het Heilige Roomse Rijk, werd aangesteld als kapitein-generaal van het keizerlijk leger in de Nederlanden. Je zou die benoeming kunnen zien als het sluitstuk van de bemoeienis van de keizer met Willems loopbaan. Die was begonnen in 1544, toen de twaalfjarige Willem van zijn neef René van Chalon het prinsdom Orange erfde, met bijhorende titel. Voor die tijd was Willem gewoon een van de vele jonge Duitse edellieden uit een klein en relatief onbetekenend graafschap – in zijn geval van Nassau-Dillenburg – en dus voor Karel V niet heel interessant, maar de bezittingen, titels en het aanzien die Willem verwierf als prins van Oranje veranderden zijn leven. Karel liet de jonge Willem naar Brussel komen om daar aan het Habsburgse hof te worden opgevoed door zijn zus Maria van Hongarije. Zo groeide hij op tot een galante hoveling, een getalenteerde legerofficier en, voor Karel het belangrijkst, een trouw dienaar van het Huis Habsburg.
Willems bijzondere positie bleek ook drie jaar later, in 1558. Een Engelse koopman, Richard Clough, was in december van dat jaar in Brussel aanwezig bij de begrafenisceremonie van Karel, die enkele maanden tevoren was gestorven en al in Spanje was begraven maar nu ook in Brussel werd herdacht. De pracht en praal waarmee die plechtigheid in de Sint-Goedelekerk werd uitgevoerd ervoer Clough als overdonderend, schreef hij. Willem van Oranje, die in toenemende mate een favoriet van Karel was geweest, kreeg een belangrijke rol toebedeeld in de plechtigheden, naast Karels zoon en opvolger Filips II. De beide mannen, die elkaar tot dan toe respecteerden, zouden in de jaren erna uitgroeien tot elkaars aartsvijanden.
Van Stipriaan besteedt veel aandacht aan de dubbele positie waarin Willem verzeild raakte nadat hij het leiderschap op zich had genomen van de vrijheidsstrijd tegen Spanje. Wat dit voor de Nederlanden betekende, is bekend. Maar minder aandacht van historici kregen soms de gevolgen op het persoonlijke vlak. Willem zette met zijn stap letterlijk zijn toekomst en die van zijn familie op het spel. Niet alleen sprak hij de eerste jaren van de opstand regelmatig zijn eigen vermogen aan om de strijd te bekostigen, maar ook de roerende en onroerende bezittingen van hemzelf én leden van zijn familie werden in de strijd gegooid. Soms als onderpand voor leningen, andere keren doordat Filips II er beslag op dreigde te leggen. Wanneer je je het grote belang realiseert dat men in de zestiende eeuw hechtte aan persoonlijke status en adellijke afkomst, familiegeschiedenis, krijgt het offer dat Willem bracht het juiste gewicht.
De belangrijke momenten in de strijd, de grote bestuurlijke en militaire successen, Van Stipriaan beschrijft ze allemaal in een bevlogen, heldere stijl. Maar wat uit deze biografie ook goed naar voren komt is de stroperige traagheid waarin de opstand kon verzanden, soms jarenlang. Het was aan Willem om alle neuzen in de Nederlanden dezelfde kant uit te krijgen. Maar dat was soms lastig. Veel steden hechtten sterk aan hun eigen gezag en aarzelden om zich achter Oranje scharen. Oorlog kost geld, en wanneer je als stad fors bijdraagt wil je ook resultaat zien. Wanneer Willem dat niet kon leveren – het zat in militair opzicht soms tegen – stapten steden uit de samenwerking, of sloten op eigen gezag verdragen met de Spaanse landvoogden. Dat gold ook voor buitenlandse edelen, vooral Franse maar ook Duitse, die Willem voor zich probeerde te winnen. Willems standvastigheid, zijn vermogen zich aan te passen aan situaties, zijn wendbaarheid, zijn bereidheid vuile handen te maken en boven alles zijn praktische, resultaatgerichte instelling gaven in schijnbaar uitzichtloze situaties de doorslag, hielden de opstand in leven. Juist dergelijke momenten legden de basis voor de Republiek der Verenigde Nederlanden, zou je kunnen zeggen. Maar deze stagnaties kostten tijd, gaven gezeur, veroordeelden hem soms tot smeken bij belangrijke partners. Ook dát is het beeld van de Tachtigjarige Oorlog.‘De Vader des Vaderlands’ is de benaming die Willem als leider en boegbeeld van de opstand heeft verworven. Maar daarnaast zijn er ook andere Willems. Bijvoorbeeld die van de opportunist op het vlak van het geloof. Die van de man die financieel aantrekkelijke huwelijken wist aan te gaan. Die van de man die, ondanks zijn vaak penibele financiële situatie, graag in grote stijl leefde. En die van de man die kon genieten van het politieke en bestuurlijke métier als was het een spelletje schaak of blufpoker. Een man die zich daarbij niet in zijn kaarten liet kijken. Vandaar ook zijn andere bijnaam: ‘De Zwijger’. Het verhaal gaat dat die berust op een verzuchting van een van zijn tegenstanders, de hertog van Alva.
René van Stipriaan / De Zwijger. Het leven van Willem van Oranje / 944 blz / Querido Facto, 2021 // Luisterboek, voorgelezen door Chris Kijne / 32 uur en 23 minuten / Querido, via Storytel