zaterdag 9 januari 2016

Hout

Wij gaan graag op wintersport naar Scandinavië. En in het vroege voorjaar en late najaar naar een sfeervol huisje in Duitsland of Frankrijk. Mijn echtgenote zoekt en boekt die bestemmingen dan, ik bemoei me eigenlijk maar met één detail: er moet een open haard in het huisje zijn. Of op zijn minst een houtkachel. Voor de sfeer, ik vind dat geweldig. En helemaal gelukkig wordt ik wanneer ik na aankomst ontdek dat er niet alleen een houtvoorraad klaar ligt, maar dat er ook stukken stam liggen die nog klein gehakt moeten worden. Wat dat is weet ik niet. Een oergevoel? In de zin van ‘man zorgt voor zijn vrouw?’ Hoe het ook zij, ik ga vrolijk met de bijl aan de slag en zorg ervoor dat ook iedereen die na ons in het huisje arriveert een kant-en-klare houtvoorraad aantreft.

Ik heb dan ook met veel plezier het boek De man & het hout van de Noorse auteur Lars Mytting gelezen. Mytting is een journalist en schrijver van romans die een aantal jaren geleden verhuisde naar Elverum, een klein dorp in het zuidoosten van Noorwegen. Hij moest daar voor het eerst van zijn leven zijn huis verwarmen door het stoken van hout. Dat fascineerde hem zo dat hij besloot er een boek over te schrijven. Het boek verscheen in 2011 in Noorwegen en is inmiddels een internationale bestseller. In Engeland en de Verenigde Staten werd het boek gepubliceerd onder de titel Norwegian Wood, wat ook de titel is van een nummer van The Beatles en een roman van Haruki Murakami. Dat is slim. Maar het is niet alleen een uitgekiende marketing die dit succes teweegbrengt. Mytting weet ook de juiste snaar te raken wanneer het gaat om een eeuwenoude Scandinavische traditie.

Dat Noorwegen, Zweden en Finland bedekt zijn met bossen weet iedereen. Er zijn zelfs beroemde romans verschenen waarvan de titel dat nog eens benadrukt, zoals Eeuwig zingen de bossen (1933), het eerste deel van de trilogie Het geslacht Bjǿrndal van de Noorse auteur Trygve Gulbranssen. Maar dat die bossen en de snelheid waarmee ze groeien het complete Scandinavische woningbestand gemakkelijk van warmte zouden kunnen voorzien was nieuw voor mij. Dat geldt ook voor het gegeven dat het stoken van hout, mits op de juiste wijze gedaan, het milieu niet belast. In Scandinavië is enkele jaren geleden een grote publiekscampagne georganiseerd om de inwoners aan te zetten tot ‘omgekeerd stoken’. Daarbij maak je een vuurtje in een open haard of houtkachel niet van onderaf aan, maar van bovenaf! En als je dan ook nog beschikt over een moderne houtkachel, waarbij de uit het hout vrijkomende gassen direct worden verbrand, is de milieubelasting nihil. Raadpleeg voor verdere details het boek, Mytting geeft gedetailleerde informatie en bovendien overzichtelijke tabellen.

Maar daar las ik het boek natuurlijk niet in de eerste plaats voor. Het gaat mij om de emotie van het werken met hout. Om het stoken van het vuurtje. En daaraan is gelukkig het grootste deel van het boek gewijd. In hoofdstukken met titels als Het bos, De kettingzaagpioniers, Het hakblok, De stapel, Het drogen, De kachel en Het vuur gaat Mytting uitvoerig in op alle aspecten van het hout en het kappen, bewaren en stoken ervan. Met veel feitelijke informatie, prachtige anekdotes, rijk geïllustreerd en in een aantrekkelijke vormgeving.

Een eeuwenoude traditie betekent natuurlijk veel aandacht voor het ambachtelijke aspect. Bijlen in alle soorten en maten, én hoe ze te gebruiken, komen voorbij. Ook het stapelen van de houtblokken voor het drogen, in de bekende vormen en uiterst ongewone vormen, worden belicht. Na lezing weet je ook welke bomen wel en vooral niet om te hakken voor je vuur.

Voor het kappen van het hout heb je maar vier dingen nodig: een bijl, een kettingzaag, een auto (lees: Volvo) en een aanhanger. Mits bewust uitgezocht zijn dat zaken die je hele leven meegaan. Een eenmalige investering dus.

In al zijn encyclopedische volledigheid is er één puntje dat wellicht wat gevoelig ligt. De titel van het boek. De man & het hout. Op het achterplat heeft de uitgever van de Nederlandse editie in kapitalen de volgende slogan laten afdrukken: ‘HET IDEALE BOEK VOOR IEDEREEN (M/V) DIE EEN ECHTE MAN WIL ZIJN.’ Tja. Daar begrijp ik niets van. Gelukkig doet Mytting daar niet moeilijk over. Ik citeer, uit het hoofdstuk over het gereedschap: ‘De keuze van de kettingzaag definieert de man. Het is een aankoop die niet gedaan moet worden in het tuincentrum op een zaterdag dat het ijs bij de kinderen over de vingers loopt en de vrouw zeurt dat de parkeertijd bijna afloopt. De kettingzaag van een man is – in lijn met het jachtgeweer, de auto en de stereo-installatie – een keuze die uitvoerig overwogen moet worden. Catalogi moeten worden doorgespit, specificaties vergeleken, nieuwe catalogi doorgelezen op het toilet, elke decimale over pk’s en handvattrilling moet uitgeplozen worden voordat tot de keuze kan worden overgegaan.’

Mannen: er is nog een gebied dat (vrijwel) exclusief van ons is. Koester het. Koop dit boek. Het zal je leven verrijken.

zondag 3 januari 2016

Ontmoetingen

Je zou de inhoud van een mensenleven ruwweg kunnen verdelen in alledaagse zaken, in gebeurtenissen die belangrijk zijn én dat wat we graag zien als de essentiële, allesbepalende momenten. Maar bestaat dat onderscheid wel, en zo ja, zijn wij in staat om dat wat ons overkomt te duiden en het de juiste plek te geven? Of, algemener geformuleerd, zien wij het verschil tussen de werkelijkheid en de waarheid? In zijn roman Als de winter voorbij is speelt Thomas Verbogt met die vraag een vernuftig spel. Het gaat over ontmoetingen. Over de onvoorspelbaarheid ervan, het toevallige, maar ook over een impact die je lang onbewust met je kan meedragen: ‘Het gebeurt dat je getroffen wordt door een blik, dat iemand je even aanraakt, terloops – per ongeluk, lijkt het, dat je getroffen wordt door een glimlach of een oogopslag, maar je beseft nauwelijks dat dat gebeurt.’

De aanleiding is simpel. De verteller, een man die net als de auteur begin zestig is, ontruimt de etage waar hij vijftien jaar heeft gewoond omdat hij bij zijn nieuwe lief zal intrekken. Tijd voor het vullen van vuilniszakken, het ‘elimineren van ballast’. Oude (liefdes)brieven en boeken moeten eraan geloven. De afzenders, de schenkers, wat zeggen ze nog: ‘Het zijn flarden van mensen die iets betekend hebben voor me. Wat die betekenis was en is, heb ik meegenomen naar later. De betekenis verbind ik haast niet meer met de dagen van toen, met de mensen met wie ik verkeerde. Bij wie sta ik stil?’

Twee mensen en twee momenten blijken voor de verteller van cruciale betekenis te zijn geweest. De eerste is Becky, een meisje dat als tweejarige in 1944 langs een spoorlijn in Duitsland werd gevonden en enkele jaren later werd opgenomen door de latere ouders van de verteller. Met deze ‘zus’, tien jaar ouder dan hij, had hij een innige band. Op haar achttiende verliet zij het huis om in New York te gaan wonen. De verteller, toen een jongen van acht, wist door zijn emoties niets te zeggen bij haar afscheid, haar nauwelijks aan te kijken. Becky kwam nog dezelfde dag om het leven bij een treinongeluk. De jongen voelt zich schuldig, denkt dat hij door wél  iets te zeggen het afscheid misschien vertraagd zou hebben, Becky haar trein had laten missen.

Het tweede voorval vond plaats toen de verteller bijna twintig was. Tijdens een zomerkamp van zijn oude school waarop hij mee was als begeleider, kuste een dertienjarig meisje hem tot tweemaal toe op de mond. Ook met die situatie weet hij op het moment zelf niet om te gaan. Ze blijft hem later achtervolgen. Alweer een gemiste kans, of betekende het niets?

Deze ervaringen draagt de verteller weliswaar met zich mee in zijn verdere leven en ze hebben onbewust invloed op zijn handelen, maar voor Verbogt is een plot die bij A begint en bij Z eindigt in deze roman niet het belangrijkst. Het verhaal is eerst en vooral een overpeinzing. Over het leven, ‘dat broze, briljante bolwerk dat herinneringen huisvest.’ Over de liefde: ‘Ze legt haar hand op de mijne, een zacht gebaar waarmee ik verder reis in mijn leven.’ Of over ‘gelukkige momenten, fracties van seconden, flarden van gebeurtenissen. Glimlach die ik nog niet ken, voor mij bedoeld. […] Geur die bij een afscheid hoort maar nog even blijft hangen.’

Als de winter voorbij is nodigt uit tot citeren, merk ik. Dat is niet verwonderlijk, de roman staat vol met prachtige, poëtische zinnen. Zinnen die kernachtig verwoorden waar het om gaat. Ze nodigen uit tot herlezen, blijven je ook bij. Ze geven de roman een luchtigheid die haar ondanks het onderwerp heel toegankelijk maakt.

Als je deze roman moet karakteriseren, zou het zijn als de poging van een schrijver om te benoemen wat in het leven nu echt belangrijk is. Wat maakt van die zeventig of tachtig jaar dat wij hier rondlopen nu de essentie uit? De grootvader van de verteller weet het op zijn sterfbed wel: ‘Uiteindelijk zijn er maar een paar momenten die ertoe doen. Dat zou ik vroeger niet geloofd hebben. En het zijn maar kleine dingen, wat ik vroeger ook niet geloofd zou hebben.’