De achterflap van Herman Brusselsmans' nieuwste roman Guggenheimer in de mode biedt de gebruikelijke informatie: dat de auteur een zeer belangrijk schrijver is; dat hij zowel verguisd als verafgood wordt; en ook dat hij al meer dan 60 boeken heeft geschreven. Zo'n hoeveelheid titels is natuurlijk indrukwekkend. Hoewel ... de manier waarop Brusselmans zijn boeken vult betekent dat hij eigenlijk maar één verhaal schrijft dat hij steeds weer herhaalt, met variaties.
Deze keer is de hoofdpersoon Guggenheimer. We kennen hem uit drie eerdere boeken, waarin hij achtereenvolgens televisieproducent, reclameman en uitgever was. Ditmaal gaat hij in de mode. Omdat hij zich ergert aan de fantasieloze manier waarop de vrouwen in Gent zich kleden. Maar voor hij tot actie overgaat, brengt hij de helft van het boek in Guggenheimer-stijl door. Om een alinea te citeren: 'Wat ga ik dan wel doen vandaag? Ik weet het bij god niet. Wat rondlummelen, een tijdje niets doen, een paar uren zinloos stukslaan, de pijp aan Maarten geven, op m'n lamme kloten zitten, de minuten aftellen alsof het seconden zijn ...'. In deze ledigheid is alle ruimte om Guggenheimers gedachten weer te geven. En omdat hij over alles en iedereen een uitgesproken mening heeft, is dit eigenlijk het aardigste onderdeel van het boek. Of het nu Bruine Mannen, homo's, lesbo's, echtparen op leeftijd of invaliden zijn, Guggenheimer neemt geen blad voor de mond. De recensent van De Standaard had het in dit opzicht over 'hersenschokkende onzin'. Een rake typering.
Van die meer dan 60 boeken van Brusselmans heb ik in de loop der jaren zo ongeveer de helft gelezen. En wat mij zelf verbaast is dat ik ook dit boek weer met plezier heb gelezen. Het mag dan nergens over gaan, maar Brusselmans weet met dat 'niets' meesterlijk een boek te vullen. Op naar de volgende.
zondag 28 oktober 2012
zaterdag 27 oktober 2012
Lübeck 1938
Julia van Otto de Kat is een sfeervolle roman over een man en een vrouw die elkaar in het Duitsland van 1938 leren kennen, die een heel kort moment van geluk beleven en dan door de omstandigheden voor altijd van elkaar worden gescheiden. Hij is Chris Dudok, de zoon van een Hollandse industrieel die tijdelijk is aangesteld in een machinefabriek in Lübeck in het noorden van Duitsland. Zij is Julia Bender, Duitse en als ingenieur werkzaam in diezelfde fabriek. Hun romance ontluikt tegen de achtergrond van het opkomende nazisme.
Op een avond bezoeken zij beiden, los van elkaar, een toneelvoorstelling waarin de broer van Julia een rol vertolkt. Zowel hij als Julia en Chris verzuimen bewust om de top van de nazipartij, die ook aanwezig is, op de juiste manier te eren wanneer de rest van de zaal dat wel doet. Diezelfde nacht wordt Julia's broer gearresteerd en ontkomt Julia ternauwernood aan de handen van de Gestapo. Chris krijgt van de autoriteiten een waarschuwing. Julia verliest door dit incident haar baan. Chris brengt haar in opdracht van zijn directeur haar ontslagbrief thuis, waar zij hem haar geschiedenis vertelt. Vervolgens duikt zij onder, omdat zij door haar onaangepaste houding wordt aangezien voor een communiste. Later dat jaar, in november 1938, gaat Chris tijdens de Kristallnacht wanhopig op zoek naar Julia. Wanneer hij thuiskomt wacht zij daar op hem. De volgende ochtend bezweert zij hem Duitsland te ontvluchten nu het nog kan en nooit meer contact met haar op te nemen, omdat dit voor hun beider veiligheid het beste is. Chris neemt de eerste trein naar Nederland en zal haar nooit meer zien.
Otto de Kat begint het verhaal op de avond voordat de hoogbejaarde Chris, inmiddels zelf een vermogend industrieel, zelfmoord zal plegen. Gedurende die avond en nacht beleeft Chris het gebeurde én zijn leven daarna opnieuw. En dan blijkt stukje bij beetje dat deze geschiedenis onverwacht complex in elkaar steekt. De Kat is een meester in het oproepen van een sfeer, van weemoed en intense emoties. In een heel nuchter en onderkoeld proza. Dat hij voor dit luisterboek zelf voorleest. Deze roman is een klein juweel!
Op een avond bezoeken zij beiden, los van elkaar, een toneelvoorstelling waarin de broer van Julia een rol vertolkt. Zowel hij als Julia en Chris verzuimen bewust om de top van de nazipartij, die ook aanwezig is, op de juiste manier te eren wanneer de rest van de zaal dat wel doet. Diezelfde nacht wordt Julia's broer gearresteerd en ontkomt Julia ternauwernood aan de handen van de Gestapo. Chris krijgt van de autoriteiten een waarschuwing. Julia verliest door dit incident haar baan. Chris brengt haar in opdracht van zijn directeur haar ontslagbrief thuis, waar zij hem haar geschiedenis vertelt. Vervolgens duikt zij onder, omdat zij door haar onaangepaste houding wordt aangezien voor een communiste. Later dat jaar, in november 1938, gaat Chris tijdens de Kristallnacht wanhopig op zoek naar Julia. Wanneer hij thuiskomt wacht zij daar op hem. De volgende ochtend bezweert zij hem Duitsland te ontvluchten nu het nog kan en nooit meer contact met haar op te nemen, omdat dit voor hun beider veiligheid het beste is. Chris neemt de eerste trein naar Nederland en zal haar nooit meer zien.
Otto de Kat begint het verhaal op de avond voordat de hoogbejaarde Chris, inmiddels zelf een vermogend industrieel, zelfmoord zal plegen. Gedurende die avond en nacht beleeft Chris het gebeurde én zijn leven daarna opnieuw. En dan blijkt stukje bij beetje dat deze geschiedenis onverwacht complex in elkaar steekt. De Kat is een meester in het oproepen van een sfeer, van weemoed en intense emoties. In een heel nuchter en onderkoeld proza. Dat hij voor dit luisterboek zelf voorleest. Deze roman is een klein juweel!
zondag 21 oktober 2012
Garp 35 jaar later
Bijna 35 jaar na dato heb ik The World According to Garp van John Irving herlezen. In 1978 las ik het in boekvorm, in de afgelopen weken als luisterboek. Indertijd vond ik het een geweldig boek, nu begreep ik vooral waarom ik toen zo enthousiast was. Het verhaal heeft alles wat de meeste lezers zoeken: een hoofdpersoon met wie je gemakkelijk meeleeft, creativiteit, snelheid, onverwachte wendingen en een flinke scheut absurditeit. Het is bovendien de geschiedenis van de ontwikkeling van een schrijver, door Irving zo overtuigend ingevuld dat je ook nog autobiografische elementen vermoedt. Maar ondanks dat veel scènes in het verhaal ontroerend, komisch of spannend zijn, doet het geheel soms wel wat gekunsteld aan. Toch met plezier geluisterd. En nog steeds een van de betere boeken van Irving.
zaterdag 20 oktober 2012
Dirt
Het gebeurt zelden dat ik een boek in één keer wil uitlezen. Maar na twintig bladzijden in Dirt van David Vann bekroop mij dat gevoel. Het verhaal begint vrij normaal. Galen, een jongen van 22 jaar, bewoont met zijn moeder een oude, niet meer in gebruik zijnde walnotenplantage nabij Sacramento, Californië. Zijn vader kent hij niet, zijn moeder beheert een trust waaruit zij zuinig leven. Galen is na zijn middelbare school een jaar thuis gebleven alvorens aan een studie te beginnen, maar die situatie is inmiddels uitgelopen tot vijf jaar. Hij en zijn moeder leven afgezonderd, hebben nauwelijks contact met de buitenwereld. Galens moeder leeft grotendeels in haar eigen fantasiewereld. Galen blijkt al snel trekjes van borderline te vertonen. Hij gedraagt zich onaangepast. Wanneer zijn tante en nichtje op bezoek zijn - die van Galen's moeder tot hun frustratie geen cent krijgen uit de trust - creëert hij conflictsituaties, maakt hij zijn moeder onmogelijk. Hij leest Siddharta, Jonathan Livingstone Seagull (het is 1985), Kahlil Gibran's The Prophet en op gezette tijden Hustler. Hij eet nauwelijks, als hij eet kotst hij dat zo snel mogelijk uit. Het stoffelijke achter zich laten en overgaan in een geestelijke vorm, daar streeft hij naar. We beleven dit verhaal door zijn ogen, bevinden ons gedurende het hele boek in zijn hoofd. Waardoor ik al na twintig bladzijden begreep dat hier iets uitzonderlijks ging gebeuren.
Draaipunt in het verhaal is een kort verblijf van Galen, zijn moeder, oma, tante en zijn nichtje Jennifer van 17 in de berghut van de familie hoog in de Sierra's. Galen wordt daar verleid door Jennifer. Zijn moeder is getuige van deze vrijpartij. Haar fantasiewereld die slechts werd bevolkt door haarzelf en haar zoon stort daardoor in. De volgende dag, weer thuis, dreigt zij Galen dat zij hem bij de politie zal aangeven wegens verkrachting en incest. Wat dan volgt ga ik niet beschrijven, maar de laatste honderd bladzijden van dit boek zijn huiveringwekkend. Grootse literatuur. Vann is een auteur die de grenzen opzoekt.
Ik las niet eerder iets van David Vann. Maar ga dat nu zeker doen. De compositie, stijl en sfeertekening in Dirt zijn weergaloos. De verzengende hitte overdag, de maanbelichte taferelen bij nacht wanneer Galen naakt op de plantage rondzwerft op zoek naar verlossing en zich bedekt met aarde, de dreigende spanning tijdens de apotheose: adembenemend.
Draaipunt in het verhaal is een kort verblijf van Galen, zijn moeder, oma, tante en zijn nichtje Jennifer van 17 in de berghut van de familie hoog in de Sierra's. Galen wordt daar verleid door Jennifer. Zijn moeder is getuige van deze vrijpartij. Haar fantasiewereld die slechts werd bevolkt door haarzelf en haar zoon stort daardoor in. De volgende dag, weer thuis, dreigt zij Galen dat zij hem bij de politie zal aangeven wegens verkrachting en incest. Wat dan volgt ga ik niet beschrijven, maar de laatste honderd bladzijden van dit boek zijn huiveringwekkend. Grootse literatuur. Vann is een auteur die de grenzen opzoekt.
Ik las niet eerder iets van David Vann. Maar ga dat nu zeker doen. De compositie, stijl en sfeertekening in Dirt zijn weergaloos. De verzengende hitte overdag, de maanbelichte taferelen bij nacht wanneer Galen naakt op de plantage rondzwerft op zoek naar verlossing en zich bedekt met aarde, de dreigende spanning tijdens de apotheose: adembenemend.
zaterdag 13 oktober 2012
De troosteloze heilstaat
De Deutsche Bucherpreis was vorig jaar voor In Zeiten des abnehmenden Lichts van Eugen Ruge. Ik las de prettig lezende Nederlandse vertaling, In tijden van afnemend licht. Het verbaast me niet dat Ruge de prijs won. Hij schetst een indringend beeld van de recente Duitse geschiedenis, in het bijzonder het leven in de DDR. Hij was daar tot 1988 een inwoner van, dus heeft het dagelijkse leven in de socialistische heilstaat aan den lijve ervaren. Dat blijkt niet alleen uit talloze details, maar ook uit de trefzekere beschrijving van de sfeer. Het boek deed me sterk denken aan De toren (Der Turm) van Uwe Tellkamp uit 2008. Ook een auteur die in de voormalige DDR woonde, dat boek eveneens geschreven met de intentie het leven aldaar in één totaalschets te vatten. De aanpak van beide auteurs verschilt echter. Waar Tellkamp zich concentreert op het leven van een kleine groep intellectuelen in een buitenwijk van Dresden gedurende de laatste zeven jaar voor de Wende, daar presenteert Runge ons een breed opgezette familiesage die bijna de hele eeuw omvat.
Vier generaties van de familie Umnitzer staan centraal. De eerste generatie bestaat uit Wilhelm en zijn vrouw Charlotte. Geboren omstreeks 1900, al in de jaren twintig overtuigde communisten en actief in de partij, in 1940 via Frankrijk gevlucht naar Mexico en in 1952 door de partij teruggehaald naar de DDR. Waar Wilhelm directeur wordt van een wetenschappelijk instituut, Charlotte afdelingshoofd aan datzelfde instituut. Partijbenoemingen, want over de juiste kwalificaties voor deze functies beschikken ze niet. Wilhelm mislukt dan ook in zijn baan, waarna hij de rest van zijn leven steeds eenvoudiger partijbaantjes heeft.
Hun zoon Kurt en zijn Russische vrouw Irina vormen de tweede generatie. Hij heeft de oorlog en de jaren erna in een strafkamp in Siberië doorgebracht, vanwege een vermeende belediging van Stalin, en keert pas in 1956 terug naar de DDR. Hij ontwikkelt zich tot een vooraanstaand publicist over de geschiedenis van de arbeidersbeweging.
Hun zoon Alexander is de eerste van de familie die zijn jeugd doorbrengt in de DDR. Compleet met de verplichte dienstplicht en, in zijn geval, een aanstelling als grenswacht langs het IJzeren Gordijn. Hij studeert daarna geschiedenis, trouwt op 22-jarige leeftijd met zijn medestudente Melitta en krijgt direct een kind met haar. Dit kind, Markus, is de vierde generatie. Het huwelijk van Alexander en Melitta strandt al snel, waarna Alexander maatschappelijk 'ontspoort'.
Eugen Ruge vertelt het verhaal niet chronologisch, hij heeft het opgeknipt in delen. De uitvalsbasis is 1 oktober 1989, de dag waarop de negentigste verjaardag van Wilhelm wordt gevierd maar waarop ook de protesten in Oost-Europa luid klinken en de val van de muur, ruim een maand later, al in de lucht hangt. Deze dag beslaat zes hoofdstukken en wordt steeds gezien vanuit een ander personage. De andere hoofdstukken spelen zich achtereenvolgens af in 1952, 1959, 1961, 1966, 1973, 1976, 1979, 1991 en 1995. Ook weer steeds met een andere hoofdpersoon. Daarnaast spelen vijf hoofdstukken in 2001, wanneer de terminaal zieke Alexander naar Mexico afreist in de hoop daar iets over het leven van zijn grootvader en grootmoeder te leren. Zo'n complexe compositie staat of valt met een zorgvuldige uitwerking. En dat heeft Ruge voorbeeldig gedaan. Alles klopt. Wat eerst een onoverzichtelijke puzzel lijkt wordt al snel een samenhangend verhaal. Wat nog niet wordt verteld maar je uit de context wel vermoedt, brengt spanning. En de verschillen in maatschappijbeeld tussen de vier generaties zijn overtuigend uitgewerkt, van het ijzersterke geloof in de partijlijn van Wilhelm tot de zich langzaam maar zeker ontwikkelende twijfel bij de jongere generaties. Met als achtergrondruis de voortdurende troosteloosheid van het systeem. Kortom, een geweldig boek. In drie dagen uitgelezen.
Vier generaties van de familie Umnitzer staan centraal. De eerste generatie bestaat uit Wilhelm en zijn vrouw Charlotte. Geboren omstreeks 1900, al in de jaren twintig overtuigde communisten en actief in de partij, in 1940 via Frankrijk gevlucht naar Mexico en in 1952 door de partij teruggehaald naar de DDR. Waar Wilhelm directeur wordt van een wetenschappelijk instituut, Charlotte afdelingshoofd aan datzelfde instituut. Partijbenoemingen, want over de juiste kwalificaties voor deze functies beschikken ze niet. Wilhelm mislukt dan ook in zijn baan, waarna hij de rest van zijn leven steeds eenvoudiger partijbaantjes heeft.
Hun zoon Kurt en zijn Russische vrouw Irina vormen de tweede generatie. Hij heeft de oorlog en de jaren erna in een strafkamp in Siberië doorgebracht, vanwege een vermeende belediging van Stalin, en keert pas in 1956 terug naar de DDR. Hij ontwikkelt zich tot een vooraanstaand publicist over de geschiedenis van de arbeidersbeweging.
Hun zoon Alexander is de eerste van de familie die zijn jeugd doorbrengt in de DDR. Compleet met de verplichte dienstplicht en, in zijn geval, een aanstelling als grenswacht langs het IJzeren Gordijn. Hij studeert daarna geschiedenis, trouwt op 22-jarige leeftijd met zijn medestudente Melitta en krijgt direct een kind met haar. Dit kind, Markus, is de vierde generatie. Het huwelijk van Alexander en Melitta strandt al snel, waarna Alexander maatschappelijk 'ontspoort'.
Eugen Ruge vertelt het verhaal niet chronologisch, hij heeft het opgeknipt in delen. De uitvalsbasis is 1 oktober 1989, de dag waarop de negentigste verjaardag van Wilhelm wordt gevierd maar waarop ook de protesten in Oost-Europa luid klinken en de val van de muur, ruim een maand later, al in de lucht hangt. Deze dag beslaat zes hoofdstukken en wordt steeds gezien vanuit een ander personage. De andere hoofdstukken spelen zich achtereenvolgens af in 1952, 1959, 1961, 1966, 1973, 1976, 1979, 1991 en 1995. Ook weer steeds met een andere hoofdpersoon. Daarnaast spelen vijf hoofdstukken in 2001, wanneer de terminaal zieke Alexander naar Mexico afreist in de hoop daar iets over het leven van zijn grootvader en grootmoeder te leren. Zo'n complexe compositie staat of valt met een zorgvuldige uitwerking. En dat heeft Ruge voorbeeldig gedaan. Alles klopt. Wat eerst een onoverzichtelijke puzzel lijkt wordt al snel een samenhangend verhaal. Wat nog niet wordt verteld maar je uit de context wel vermoedt, brengt spanning. En de verschillen in maatschappijbeeld tussen de vier generaties zijn overtuigend uitgewerkt, van het ijzersterke geloof in de partijlijn van Wilhelm tot de zich langzaam maar zeker ontwikkelende twijfel bij de jongere generaties. Met als achtergrondruis de voortdurende troosteloosheid van het systeem. Kortom, een geweldig boek. In drie dagen uitgelezen.
zondag 7 oktober 2012
264 Netsuke
Odessa, Parijs, Wenen, Tokyo en Londen. Via deze steden loopt de lijn van de geschiedenis van de familie Ephrussi. Joods, in Odessa omstreeks het midden van de negentiende eeuw begonnen als graanhandelaren en vervolgens in Parijs en Wenen uitgegroeid tot een internationaal handelshuis en een bank. In de Tweede Wereldoorlog verloor de familie vrijwel al haar bezittingen. Deze familiegeschiedenis is uitgezocht en opgeschreven door Edmund de Waal, achterkleinzoon en een bekende Engelse keramist. De aanleiding was het erven van een collectie van 264 netsuke, minuscule Japanse sculpturen gesneden uit hout of ivoor, die in 1938 op wonderlijke wijze aan de aandacht van de Gestapo was ontsnapt. Deze netsuke vormen de rode draad in The Hare with Amber Eyes.
De netsuke werden omstreeks 1875, de hoogtijdagen van het 'Japonisme', in één aankoop verworven door Charles Ephrussi, een neef van De Waal's overgrootvader. Deze Charles woonde in Parijs, was als derde zoon vrijgesteld van werken in het familiebedrijf en kon zijn leven aan de kunst wijden. Hij was redacteur en mede-eigenaar van de Gazette des Beaux-Arts en had veel vrienden in artistieke en literaire kringen, waaronder Proust, Renoir, Manet, Monet en Degas. In Renoir's grote groepsportret Lunch van de roeiers is hij de man met de hoed die we schuin van achteren zien. De Waal schetst een mooi beeld van de artistieke kringen in Parijs in die periode.
In 1899 zond Charles de netsuke als huwelijksgeschenk aan zijn neef Viktor Ephrussi in Wenen. Viktor en zijn vrouw Emmy bewoonden een monumentaal pand aan de Ringstrasse, dat zij de komende vier decennia zouden vullen met een grote verzameling kunstwerken, meubilair en boeken. In de periode 1899-1938 waren de Ephrussi's in Wenen uiterst succesvol, maar het was ook een roerig tijdperk met de Eerste Wereldoorlog, het einde van het Habsburgse Rijk, de opkomst van de Nazi's en de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland. Na die Anschluss in 1938 lukte het Viktor en Emmy te vluchten, met ieder slechts een koffer bagage. Al hun bezittingen bleven achter en werden genaast door de Duitsers. Eind 1938 overlijdt Emmy in Tsjecho-Slowakijke, Viktor weet Engeland te bereiken. Na 1945 woont de familie Ephrussi verspreid over de wereld. De netsuke hebben de oorlog 'overleefd' omdat zij door een bediende in het Weense huis verborgen werden. Ignace, een van de zoons van Viktor en Emmy, ontfermt zich over de collectie. In 1947 vestigt hij zich in Tokyo, waarmee de netsuke weer thuis zijn.
De Waal schetst op basis van zijn familiegeschiedenis en het raadplegen van talloze contemporaine bronnen een fascinerend tijdsbeeld. De Rue Monceau in Parijs, de Ringstrasse in Wenen en het Japan van na 1945 komen tot leven. Met als verstild middelpunt een vitrine met daarin de haas met de amberkleurige ogen en zijn 263 soortgenoten.
De netsuke werden omstreeks 1875, de hoogtijdagen van het 'Japonisme', in één aankoop verworven door Charles Ephrussi, een neef van De Waal's overgrootvader. Deze Charles woonde in Parijs, was als derde zoon vrijgesteld van werken in het familiebedrijf en kon zijn leven aan de kunst wijden. Hij was redacteur en mede-eigenaar van de Gazette des Beaux-Arts en had veel vrienden in artistieke en literaire kringen, waaronder Proust, Renoir, Manet, Monet en Degas. In Renoir's grote groepsportret Lunch van de roeiers is hij de man met de hoed die we schuin van achteren zien. De Waal schetst een mooi beeld van de artistieke kringen in Parijs in die periode.
In 1899 zond Charles de netsuke als huwelijksgeschenk aan zijn neef Viktor Ephrussi in Wenen. Viktor en zijn vrouw Emmy bewoonden een monumentaal pand aan de Ringstrasse, dat zij de komende vier decennia zouden vullen met een grote verzameling kunstwerken, meubilair en boeken. In de periode 1899-1938 waren de Ephrussi's in Wenen uiterst succesvol, maar het was ook een roerig tijdperk met de Eerste Wereldoorlog, het einde van het Habsburgse Rijk, de opkomst van de Nazi's en de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland. Na die Anschluss in 1938 lukte het Viktor en Emmy te vluchten, met ieder slechts een koffer bagage. Al hun bezittingen bleven achter en werden genaast door de Duitsers. Eind 1938 overlijdt Emmy in Tsjecho-Slowakijke, Viktor weet Engeland te bereiken. Na 1945 woont de familie Ephrussi verspreid over de wereld. De netsuke hebben de oorlog 'overleefd' omdat zij door een bediende in het Weense huis verborgen werden. Ignace, een van de zoons van Viktor en Emmy, ontfermt zich over de collectie. In 1947 vestigt hij zich in Tokyo, waarmee de netsuke weer thuis zijn.
De Waal schetst op basis van zijn familiegeschiedenis en het raadplegen van talloze contemporaine bronnen een fascinerend tijdsbeeld. De Rue Monceau in Parijs, de Ringstrasse in Wenen en het Japan van na 1945 komen tot leven. Met als verstild middelpunt een vitrine met daarin de haas met de amberkleurige ogen en zijn 263 soortgenoten.
Abonneren op:
Posts (Atom)