Odessa, Parijs, Wenen, Tokyo en Londen. Via deze steden loopt de lijn van de geschiedenis van de familie Ephrussi. Joods, in Odessa omstreeks het midden van de negentiende eeuw begonnen als graanhandelaren en vervolgens in Parijs en Wenen uitgegroeid tot een internationaal handelshuis en een bank. In de Tweede Wereldoorlog verloor de familie vrijwel al haar bezittingen. Deze familiegeschiedenis is uitgezocht en opgeschreven door Edmund de Waal, achterkleinzoon en een bekende Engelse keramist. De aanleiding was het erven van een collectie van 264 netsuke, minuscule Japanse sculpturen gesneden uit hout of ivoor, die in 1938 op wonderlijke wijze aan de aandacht van de Gestapo was ontsnapt. Deze netsuke vormen de rode draad in The Hare with Amber Eyes.
De netsuke werden omstreeks 1875, de hoogtijdagen van het 'Japonisme', in één aankoop verworven door Charles Ephrussi, een neef van De Waal's overgrootvader. Deze Charles woonde in Parijs, was als derde zoon vrijgesteld van werken in het familiebedrijf en kon zijn leven aan de kunst wijden. Hij was redacteur en mede-eigenaar van de Gazette des Beaux-Arts en had veel vrienden in artistieke en literaire kringen, waaronder Proust, Renoir, Manet, Monet en Degas. In Renoir's grote groepsportret Lunch van de roeiers is hij de man met de hoed die we schuin van achteren zien. De Waal schetst een mooi beeld van de artistieke kringen in Parijs in die periode.
In 1899 zond Charles de netsuke als huwelijksgeschenk aan zijn neef Viktor Ephrussi in Wenen. Viktor en zijn vrouw Emmy bewoonden een monumentaal pand aan de Ringstrasse, dat zij de komende vier decennia zouden vullen met een grote verzameling kunstwerken, meubilair en boeken. In de periode 1899-1938 waren de Ephrussi's in Wenen uiterst succesvol, maar het was ook een roerig tijdperk met de Eerste Wereldoorlog, het einde van het Habsburgse Rijk, de opkomst van de Nazi's en de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland. Na die Anschluss in 1938 lukte het Viktor en Emmy te vluchten, met ieder slechts een koffer bagage. Al hun bezittingen bleven achter en werden genaast door de Duitsers. Eind 1938 overlijdt Emmy in Tsjecho-Slowakijke, Viktor weet Engeland te bereiken. Na 1945 woont de familie Ephrussi verspreid over de wereld. De netsuke hebben de oorlog 'overleefd' omdat zij door een bediende in het Weense huis verborgen werden. Ignace, een van de zoons van Viktor en Emmy, ontfermt zich over de collectie. In 1947 vestigt hij zich in Tokyo, waarmee de netsuke weer thuis zijn.
De Waal schetst op basis van zijn familiegeschiedenis en het raadplegen van talloze contemporaine bronnen een fascinerend tijdsbeeld. De Rue Monceau in Parijs, de Ringstrasse in Wenen en het Japan van na 1945 komen tot leven. Met als verstild middelpunt een vitrine met daarin de haas met de amberkleurige ogen en zijn 263 soortgenoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten