In oktober 2016 zal de
Nederlandse literatuur centraal staan tijdens de Frankfurter Buchmesse. Ongetwijfeld
zullen Nederlandse uitgeverijen proberen daar hun voordeel mee te doen. Maar of
het gaat lukken om Adriaan van Dis, Arnon Grunberg, Nelleke Noordervliet, P.F.
Thomése, A.F.Th van der Heijden en hun talrijke collega’s onder de aandacht van
de Duitse pers en uitgevers te brengen en Duitstalige uitgaven van hun werk te
realiseren is maar de vraag. Nederlands auteurs, en dat geldt zeker voor de
jongere generatie, zijn voor het Duitse lezerspubliek vrijwel onbekend.
Bovendien hebben enkele van hun veelgelezen voorgangers de lat hoog gelegd. De
hoofdredacteur van een grote Duitse uitgeverij verwoordde dat onlangs als volgt:
‘Ik ben opgegroeid met Nooteboom en Mulisch. Dat is voor mij de norm’.
Cees Nooteboom wordt al
sinds het midden van de jaren tachtig in Duitsland veel gelezen. Een groot deel
van zijn oeuvre is er in vertaling verkrijgbaar. En hij ontvangt er prijzen. De
bundel Berlijn laat mooi zien dat die
belangstelling wederzijds is. Duitsland is voor Nooteboom het land van de
Europese cultuur, van de denkers, schrijvers en kunstenaars. Het land van
Goethe, maar ook dat van de DDR en verwoeste levens.
Door een gelukkige
samenloop van omstandigheden – of voelde hij iets in de lucht hangen? – woonde Nooteboom
in 1989 een groot deel van het jaar in Berlijn. Op de avond van 9 november
hoort hij in een taxi het bericht dat de Muur open is. Hij spoedt zich naar de
Brandenburger Tor en is daar getuige van de emotionele taferelen. De
mensenmassa uit het Oosten ontmoet daar de toegestroomde West-Berlijners. Er
wordt gefeest, gezongen en gehuild. Jongeren klimmen op de muur, worden er
vanuit de DDR weer vanaf gespoten. Dan ziet Nooteboom ook de Oost-Duitse soldaten
staan: ‘De jongens dansen in hun waterstralen, de kwetsbare rij soldaten vormt
het decor voor hun ballet. In het halfduister kan ik hun gezichten niet zien,
en zij zien alleen de dansers. De anderen, het grote dier van de massa die
steeds groter wordt, kunnen ze alleen maar horen. Dit is de afbraak van hun
wereld, de enige wereld die ze ooit gekend hebben’.
De val van de Berlijnse
muur is het scharnierpunt in deze bundel, die eerder werd uitgegeven als
Berlijn 1989-2009. Nooteboom blijft daarna het herenigde Duitsland volgen,
zoals hij ook teruggaat naar zijn eerste bezoek aan Berlijn, in januari 1963. Meestal
reist hij alleen, soms heeft hij een reisgenoot: zijn echtgenote Simone Sassen,
die de sfeervolle foto’s maakt; de journalist W.L. Brugsma, in 1963, en veel later de
kunstenaar Armando, die gepreoccupeerd lijkt door tekenen van verval. Naast Berlijn reist Nooteboom ook naar München, Neurenberg, Weimar, het Walhalla bij Regensburg en tal van andere historische plekken. De spectaculaire
gebeurtenissen van november 1989 zetten een proces in gang dat hem mateloos
fascineert. Het gaat hem daarbij dan niet om de ‘breaking news’ momenten, maar om de
bewegingen die op een ander niveau plaatsvinden: ‘Geschiedenis is een
substantie die uit zichzelf vervaardigd wordt, als je je van het staccato van
de krantenkoppen afwendt en heel goed luistert hoor je het oneindig trage
knarsen van de grote wielen, waartussen nooit iets verloren gaat’.
De reiziger Nooteboom
is in deze bundel geen toerist die bezienswaardigheden bekijkt omdat hij die
gezien wil hebben, wil kunnen afstrepen van zijn lijstje. Hij is ook geen
reiziger die gebouwen of schilderijen vooral beleeft als grote architectuur of
grote kunst. De geschiedenis is zijn drijfveer, hij bezoekt plekken om wat er
heeft plaatsgevonden. Dat leidt tot bespiegelingen, evenzeer als bespiegelingen
de aanleiding kunnen zijn om een plek te bezoeken. Het volgen van een gids
heeft voor hem geen zin, het strooien met benamingen voor stijlperioden zegt hem
weinig. Hij luistert meestal niet want ‘Zoals altijd werd de aandacht van de
reiziger getrokken door iets wat nu juist niets betekende’.