In Nederland herdenken wij binnenkort dat zeventig jaar geleden de
Tweede Wereldoorlog eindigde. Die herdenking bestaat traditioneel uit twee elementen:
het stilstaan bij de slachtoffers en het vieren van de bevrijding. Bij de
herdenkingen in Duitsland ontbreekt dat laatste onderdeel vanzelfsprekend. Er
was in 1945 dan ook niets te vieren: het land lag in puin, de
verliezen waren groot en langzaam begon het besef door te dringen van de
gruweldaden tegen de Joden en andere minderheden. Ook was de bevolking verdeeld,
zowel door de oorlog als de daaropvolgende bezetting door de geallieerden.
In Een waanzinnig begin beschrijft Hans Fallada
het leven van een gewone Duitser in het eerste jaar na de oorlog.
Die gewone Duitser heet Dr. Doll. Hij woont met zijn veel jongere echtgenote
Alma in een kleine provinciestad ten oosten van Berlijn, dat ze vanwege de
bombardementen hebben verlaten. Het verhaal begint op de ochtend van 26 april
1945. De SS heeft de dag ervoor het stadje verlaten, dat daarom zonder
gevechten of beschadigingen door de oprukkende Russen zal worden ingenomen. Na
zich wekenlang binnenshuis te hebben verscholen – hij was bang te worden
geronseld voor de volksmilitie – kan Doll eindelijk weer naar buiten. Het is
lente, hij ziet dat zijn voortuin een wildernis is en met een gevoel van
bevrijding gaat hij die te lijf.
Dat gevoel van opluchting is maar van korte duur. Na de bevrijding
worden de Dolls opgenomen in het systeem van de algemene arbeidsplicht. Net als
iedereen die geen baan heeft moeten zij zich iedere ochtend melden op het plein
voor de plaatselijke school. Daar krijgen ze hun werk voor die dag opgedragen.
Alma wordt zakkendraagster, Doll koeherder. Wanneer Doll zich een paar weken
later tijdens de feestelijke viering van de ‘Dag van de Overwinning’ laat
overhalen om vanaf het bordes van het stadhuis de bevolking toe te spreken, en
die rede in de smaak valt bij de Russen, wordt hij benoemd tot burgemeester.
Ook dat burgemeesterschap is maar kort, en hevig. Doll is in het stadje
niet echt ingeburgerd. Wanneer hij daadkrachtig de zwarte handel en corruptie
probeert aan te pakken, ontmoet hij daarom veel tegenstand. Dat ontmoedigt hem
al snel. Na dit echec besluiten de Dolls terug te keren naar Berlijn, in de
hoop daar hun woning nog aan te treffen.
Fallada heeft veel van zijn eigen ervaringen verwerkt in het boek. Ook
hij had in de laatste oorlogsjaren zijn echtgenote verlaten voor een jongere
vrouw. En ook hij was na de oorlog korte tijd burgemeester. Bovendien wist hij
precies waarover hij het had bij het beschrijven van de steeds sterker wordende
verslaving aan morfine en drank van het echtpaar Doll. Fallada leed vanaf het
begin van de jaren dertig aan depressies, die mede werden veroorzaakt
door zijn moeizame relatie met de Nazi’s. Sommige van zijn boeken werden
door het regime afgeraden, een enkele titel zelfs verwijderd uit de
bibliotheken. Ander werk daarentegen werd door de Nazi’s wel gewaardeerd.
Joseph Goebbels probeerde hem zelfs over te halen Nazi-gezind te schrijven. Fallada
laveerde zo behendig mogelijk tussen die problemen door, maar goed deed het hem
niet. Drank en drugs brachten verlichting.
Het leven van de Dolls in het verwoeste Berlijn is deprimerend. Ze
zinken steeds verder weg in een moeras van armoe, verslaving en uitzichtloosheid.
Noodgedwongen verkopen ze huisraad en sieraden. Als ze na de zoveelste mislukte
poging om iets te regelen op weg zijn naar huis denkt Doll: “We staan aan de
rand van de van de afgrond. [….] Maar hoe doe je het…? Aan gif kunnen we niet
komen. Het water in…? Daarvoor kunnen we alle twee te goed zwemmen. De strop…?
Walgelijk! Aan het gas – maar we hebben niet eens meer een keuken met een
gasfornuis. En intussen zei hij hardop tegen zijn vrouw, die zwaar op hem
leunde: ‘Je bent er bijna. We zijn zo thuis’.”
In de kleine twee jaar tussen het einde van de oorlog en zijn
overlijden in februari 1947 schreef Fallada enkele van zijn meest aangrijpende
romans. Een waanzinnig begin ontstond
tussen februari en augustus 1946. Daarmee vallen beleefde tijd en geschreven
tijd in deze roman bijna samen. Perioden van koortsachtig schrijven werden
afgewisseld met instortingen en opnames in klinieken. In de inleiding is
Fallada daar duidelijk over: ‘De schrijver van deze roman is absoluut niet
tevreden met wat hij op de volgende bladzijden heeft geschreven, met wat de
lezer thans gedrukt voor zich ziet. Toen hij het plan voor dit boek opvatte,
stond hem voor ogen dat hij naast de nederlagen van het dagelijks leven en de
depressies, ziektes en moedeloosheid – dat hij naast al die fenomenen die het
eind van de verschrikkelijke oorlog onvermijdelijk voor elke Duitser met zich
heeft meegebracht, ook positieve impulsen zou kunnen beschrijven. Kloekmoedige
daden, hoopvolle momenten – maar het mocht niet zo zijn. Dit boek is in wezen
een ziektegeschiedenis gebleven, een bericht over de apathie die zich in april
1945 meester maakte van het grootste en vooral het fatsoenlijkste deel van het
Duitse volk [….].’ De Duitse titel van de roman, Der Alpdruck, betekent nachtmerrie.
Doll neemt zich aan het einde van het boek voor de zoveelste keer voor
zijn leven op de rails te krijgen. Hij zal weer gaan schrijven, daartoe
aangespoord door zijn uitgever. Of dat gaat lukken? Het lukte Fallada na dit boek
wel, hij wist nog eenmaal te vlammen. Dat zou Alleen in Berlijn (Jeder
stirbt für sich allein) worden, dat hij schreef in de maanden voor zijn
dood.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten