donderdag 6 januari 2022

Een droom van een tuin

De tuinen van Bomarzo vormden voor Hella S. Haasse al een soort obsessie lang voordat ze ze bezocht. Het begon met een artikel in een tijdschrift dat haar halverwege de jaren vijftig onder ogen kwam. Een tuincomplex in een grillig landschap, gevuld met majestueuze, zonderlinge en soms wanstaltige beelden. Het fascineerde haar. Die tuinen wilde ze bezoeken. Maar dat kwam er niet van. De vakantiereizen kwamen er niet in de buurt en haar huisgenoten konden zich zo wel een voorstelling maken van Bomarzo, daarvoor hoefden ze het park niet te bezoeken. Maar Haasse was getriggerd, ploos boeken over tuinkunst en het maniërisme door. In haar hoofd vormde zich zelfs, als een soort surrogaat, al een roman, over iemand die deze fascinerende plek maar steeds niet weet te bezoeken. Een roman zou het niet worden. Toen het eindelijk van een bezoek kwam, in 1964, met haar gezin onderweg van Lucca naar Rome, was dat de aanzet tot het schrijven van een historisch-filosofisch essay.

Over het ontstaan en de geschiedenis van de tuinen is weinig bekend. Uit bronnen kan worden opgemaakt dat ze 1564 al bestonden. Mogelijk ook zelfs al mét de groteske beelden en overige tuinarchitectuur. Een familienaam die aan het kasteel en de tuinen verbonden lijkt is die van Orsini. Een geslacht dat nauw verweven was met de kringen die de wereldlijke en geestelijke macht bezaten, zoals de Borgia’s en de Sforza’s. Met dat beetje aan redelijk betrouwbare informatie gaat Haasse aan de slag. Ze werkt min of meer systematisch alle mogelijkheden af, ook met betrekking tot de mogelijke betekenis van de raadselachtige beelden. Een kapstok voor bevlogen verhalen over die tijd en het spuien van haar kennis.  

Aan De tuinen van Bomarzo zie je weer eens bevestigd dat Haasse excelleerde in het literaire spel met de geschiedenis. Vrijwel altijd zijn dat kloeke historische romans, maar ditmaal is het een spielerei van een meer bescheiden omvang. Je leest het in een paar uur uit, waarna je - ik in ieder geval - bedacht dat ik ooit maar eens die kant uit moest.

Hella S. Haasse / De tuinen van Bomarzo / 157 blz / Querido, 2003

dinsdag 4 januari 2022

Een heerlijke poppenkast

Wie wil weten hoe de Russische maatschappij er kort na de Napoleontische oorlog uitzag, die leze Dode zielen van Nikolai Gogol. Dit verhaal over de fraude met de identiteit van gestorven lijfeigenen toont de misstanden in die samenleving en biedt een galerij van slechte eigenschappen van karakters die het niet zo nauw namen met de normen en waarden. Was dit alles, dan had dit verhaal waarschijnlijk nooit zo befaamd kunnen worden, had de roman niet de status bereikt die het nu heeft. Het is Gogols pen die er leven in blaast, die ervoor zorgt dat je als lezer geniet van de schurkenstreken van de hoofdpersoon, van diens verdorven geest. Want ofschoon wij allen in moreel opzicht volkomen correct zijn, is niets zo leuk als je verbijsteren om de ongelooflijke durf van een oplichter en je verkneukelen om de domheid van zijn slachtoffers.

De schurk heet in dit geval Tsjitsjikov, een op het oog keurige meneer. Hij reist rond op het platteland en koopt bij landeigenaren voor een prikkie ‘dode zielen’. Dat zijn de boeren en lijfeigenen die overleden zijn, maar waarvan de dood nog niet is verwerkt in de administratie en gemeld aan de lokale of regionale overheid. Dat bijwerken gebeurde namelijk maar eens in de zoveel tijd. Door juist die dode zielen op te kopen, verkrijgt Tsjitsjikov op papier een groot aantal lijfeigenen of horigen, op basis waarvan hij dan weer leningen of hypotheken kan afsluiten. Van lucht geld maken heet dat.

Gogol zet Tsjitsjikov neer als een bescheiden, wat hoffelijke man, die door die uitstraling geloofwaardig overkomt en zijn zaakjes voor elkaar krijgt. De verkopers van de zielen, van oude weduwtjes tot rijke herenboeren, vormen een mooie afspiegeling van de sociale bovenlaag van de Russische plattelandsbevolking. Dat Gogol zich als alwetende verteller tot zijn lezers richt – heel ouderwets, maar effectief - geeft je het gevoel dat je samen met hem naar deze haast ongeloofwaardige poppenkast zit te kijken.

Nikolai Gogol / Dode zielen (1842) / 530 blz / Vertaald door Charles B Timmer / Uitgeverij Van Oorschot, 1965