maandag 31 december 2012

Het leesjaar 2012

Dit jaar las ik 43 boeken.Dat is iets minder dan vorig jaar, maar in bladzijden zal het weinig schelen omdat er enkele hele dikke bij waren. Het hadden er meer kunnen zijn, maar er waren veel andere zaken die belangrijk waren en ook tijd vroegen. Dit geeft me alvast één goed voornemen voor volgend jaar. Had ik dat vorig jaar ook niet ...

Tegenvallers dit jaar? Ja. Peter Carey's My Life as a Fake en Night Train to Lisbon van Pascal Mercier. Het laatste boek heb ik zelfs niet uitgelezen, voor mij heel ongewoon. Het is dan ook niet in het blog opgenomen.

Ontdekkingen? Ja. Deze zomer heb ik kort achter elkaar drie boeken van Paul Auster gelezen. Ik las eerder twee boeken van hem, maar deze drie boden veel leesplezier. Meer van lezen!

En dan traditioneel de top 5 van het afgelopen jaar (in volgorde van lezen)
* David Mitchell, Cloud Atlas
* David Mitchell, Number9dream
* Hilary Mantel, Bring up the Bodies
* Edmund de Waal, The Hare with Amber Eyes
* David Vann, Dirt

Goede runners-up waren
* Pascal Mercier, Perlmann's Silence
* Eva Rovers, De eeuwigheid verzameld. Helene Kröller-Müller (1869-1939)
* Wim Hazeu, Vestdijk. Een biografie
* Jeroen Brouwers, Restletsels

Nog meer goede voornemens? Ja. Ik ga een schrijver kiezen en daar in 2013 iedere maand een boek van lezen. Ben benieuwd of je zo'n oeuvre dan anders ervaart dan wanneer je, zoals ik nu doe, een schrijver versnipperd over langere tijd leest. Eerst maar eens een schrijver selecteren ...

zondag 30 december 2012

Reve's late jaren

Omstreeks 1980 had Gerard Reve zijn beste jaren als schrijver achter de rug. Romans van betekenis schreef hij niet meer, Moeder en Zoon uit 1981 is de laatste die nog enigszins de moeite waard is. De brievenboeken, met als hoogtepunten Brieven aan Josine M. (1981) en Brieven aan geschoolde arbeiders (1985), vormen de kern van zijn latere oeuvre. Maar die bundelingen bevatten vrijwel uitsluitend ouder materiaal. Als schrijver was hij opgedroogd, de creativiteit was verdwenen.  Op zijn best herhaalde hij zichzelf.
In het laatste deel van zijn omvangrijke biografie Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven 3. De late jaren 1975-2006 maakt Nop Maas inzichtelijk hoe Reve worstelde met die situatie. Het schrijven ging moeizaam. Inspiratie had hij slechts zelden. Hij was vaak onzeker over de kwaliteit van zijn teksten. Zijn privéleven verliep chaotisch. De relatie met zijn vriend Joop Schafthuizen was een haat-liefde verhouding. Reve genoot van de georganiseerde wijze waarop Schafthuizen het huishouden bestierde, maar kon vaak niet schrijven in diens aanwezigheid en klaagde erover dat Schafthuizen hem geen eigen (werk)ruimte liet. Ruzie, dronken vechtpartijen en korte perioden van scheiding waren het gevolg. Maar ze konden ook niet zonder elkaar.
Ondanks dit getob en de meestal negatieve kritieken op zijn nieuwe werk ging het Reve in financieel opzicht beter dan vroeger. Zijn bestaande oeuvre werd geregeld herdrukt, filmrechten wist hij slim te verkopen en Schafthuizen haalde Reve ertoe over om via veilingen manuscripten en brieven te gelde te maken. Ze woonden een groot deel van het jaar in Frankrijk, afgewisseld met perioden in Schiedam en in Harwich, in een huisje dat Reve in een opwelling kocht. In 1993 vestigden ze zich in het Belgische Machelen. Eind jaren negentig openbaarden zich bij Reve de eerste verschijnselen van dementie, in 2006 overleed hij in een verpleeginrichting.
Treurigheid troef, dat was mijn gevoel bij het lezen van dit deel van de biografie. Stuurloos, richtingloos, het leven als een grotendeels zinloze en vreugdeloze exercitie. Een beetje het gevoel dat het lezen van De avonden oproept. Maar omdat Nop Maas het leven van Reve uitvoerig vastlegt - de complete biografie omvat bijna 2.300 bladzijden - is er ook veel vermakelijks te lezen. Het gemarchandeer met de uitgevers was voor mij een hoogtepunt. Reve was nooit een honkvaste auteur, maar in deze periode speelde hij ze allemaal tegen elkaar uit. Zijn brieven aan Geert van Oorschot zijn meesterlijk. Het vilein druipt er vanaf.

vrijdag 28 december 2012

Dood in Venetië

Een eeuw geleden schreef de jonge Thomas Mann een van zijn beroemdste novellen: Dood in Venetië.Het is het verhaal van Gustav von Aschenbach, een schrijver die naar Venetië reist op zoek naar inspiratie. In het chique hotel aan het Lido waar hij logeert wemelt het van de gasten uit Noordeuropa. Daaronder bevindt zich een Poolse familie met een ongeveer twaalfjarige zoon, Tadzio. Von Aschenbach voelt zich tot deze engel-achtige jongen aangetrokken. Een passie die zich al snel ontwikkelt tot een obsessie. Hij spreekt de jongen niet aan, legt geen contact met hem, maar wil hem geen moment uit het oog verliezen. Dan breekt in het broeierig warme Venetië een cholera-epidemie uit. De Duitse en Engelse toeristen die dit in hun kranten lezen verlaten de stad. Von Aschenbach blijft achter, hij kan niet zonder Tadzio. Dat wordt zijn dood.
Zo samengevat lijkt de verhaallijn vrij banaal. Maar voor Mann is het verhaal vooral een kapstok om te filosoferen over het kunstenaarschap, over schoonheid. Om een kunstwerk te scheppen is discipline en tucht nodig, maar evengoed hartstocht en emotie. Dit spiegelt zich in het gedrag van Von Aschenbach. Hij raakt langzaamaan in een koortsachtige roes en tegelijkertijd realiseert hij zich dit terdege. Maar hij kan niet anders. De aanbidding van het schone, belichaamt in de jongen,  betekent zo veel voor hem dat hij nuchtere overwegingen terzijde schuift. Hij riskeert zijn leven, gaat daar mee door zelfs wanneer hij bij zichzelf de eerste tekenen van de cholera bemerkt. De sfeer van het halfverzonken Venetië, de vergane glorie, is de ideale setting voor dit verhaal.
Het boek van Mann las ik lang geleden voor het eerst, in het Duits. Ik vond het prachtig. Daarna zag ik de film van Luchino Visconti uit 1971, en vond die haast nog mooier. Bij Visconti is Von Aschenbach componist in plaats van schrijver. De muziek van Gustav Mahler bepaalt in sterke mate de sfeer van de film. En natuurlijk de prachtige vertolking van Von Aschenbach door Dirk Bogarde. Dus toen ik laatst ontdekte dat Henk van Ulsen het boek heeft voorgelezen als luisterboek moest ik dat vanzelfsprekend horen. En dat was een uiterst plezierige ervaring. Van Ulsen kon grandioos voorlezen en had ook de juiste stem voor dit verhaal. Hij leest het wat traag, met een heel verzorgde dictie en een beetje geaffecteerd. Hij was zelf kunstenaar en je hoort als het ware - in ieder geval ik - dat hij geniet van Mann's gefilosofeer over het kunstenaarschap en schoonheid. Perfecte keuze.
Dit boek vormt voor mij opnieuw het bewijs dat een luisterboek, mits goed voorgelezen, als beleving niet onder hoeft te doen voor het lezen van een boek. Integendeel, hier geeft het juist een extra dimensie. Van de verschillende varianten waarin boeken nu bestaan is het e-book eigenlijk het minste: daarbij mis je de geur en het papiergevoel van het echte boek én het geluid van het luisterboek. Voor mij onbegrijpelijk waarom het toch zo succesvol is: gemakzucht?

vrijdag 14 december 2012

Gulliver's Travels

Op mijn tiende verjaardag kreeg ik Gulliver's reizen cadeau. De Nederlandse vertaling van het boek van Jonathan Swift  uit 1726. Ik verslond het boek, vond het prachtig. Ik heb de pocket nog. In mijn streven om af en toe eens iets te herlezen was het ditmaal de beurt aan dit boek. Nu kocht ik de Engelstalige editie, een paperback in de mooie reeks Oxford World's Classiscs. In de boekhandel viel mij al iets op: het boek bevat het verslag van vier reizen, terwijl ik me uit mijn jeugdeditie maar twee reizen herinnerde, die naar het land Lilliput en naar het rijk van de reuzen, Brobdingnag.
De volledige titel van het boek luidt Travels Into Several Remote Nations of the World, in Four Parts. By Lemuel Gulliver, first a Surgeon, then a Captain of Several Ships. De vier reizen gaan achtereenvolgens naar Lilliput (1699-1702), Brobdingnag (1702-1706), Laputa, Balnibarbi, Luggnagg, Glubbdubrib en Japan (1706-1710) en het Land van de Houyhnhnms (1710-1715).
Mijn beeld van het boek is door de herlezing beslist bijgesteld. Wat niet alleen komt omdat ik ditmaal de complete editie heb gelezen, maar ook omdat ik het nu las als volwassene. Het verhaal is bovendien veel meer dan een spannend reisverslag vol haast onvoorstelbare situaties. Er wordt commentaar geleverd op de politieke verhoudingen in Westeuropa, het gaat over rangen en standen, over corruptie en over correct moreel gedrag. Het boek is ook te lezen als een metafoor op de contemporaine vroeg achttiende-eeuwse maatschappij.
De verhalen zitten vol verrassingen. Zo is het land Laputa een vliegend eiland dat zijn vijanden vanuit de lucht bestookt  met stenen - een heel vroeg bombardement. En zijn de Houyhnhnms uit het laatste verhaal paarden die een lagere soort - op mensen gelijkende Yahoos - domineren.  Verfrissend, het boek leest als een klassieker én als science fiction.

donderdag 6 december 2012

Restletsels

Een restletsel is dat wat overblijft van een ziekte of kwaal: je bent genezen maar een klein deel van het probleem is als een chronisch mankement achtergebleven. Bij Jeroen Brouwers weigert in 2010 plots zijn rechterhand elke dienst. Hij noemt het 'dat wat rest aan kwetsuur van een leven lang schrijven'.
In Restletsels, alweer het negende deel van zijn Feuilletons, maakt Brouwers als vanouds korte metten met alles wat hem niet zint: personen met een (te) groot ego, instellingen die in zijn ogen hun subsidie niet waard zijn en literatuurrecensenten die te lui zijn om een boek goed te lezen of dat helder te analyseren. De grootste boosdoeners zijn de Taalunie, de directeur van het Letterkundig Museum, Jan Siebelink en Rudy Kousbroek. Brouwers formuleert soms meedogenloos (Kousbroek, over de Jappenkampen), dan weer spottend (Siebelink, over diens sterrenstatus), oprecht verontwaardigd (Taalunie) of hilarisch (directeur Letterkundig Museum). Steeds scherp en doeltreffend. Zorgvuldig taalgebruik en oprecht argumenteren zijn belangrijk voor hem, het zijn de aspecten waar hij veel boekbesprekers op aanvalt. Natuurlijk laat hij zich soms door emoties verleiden tot bruut verbaal geweld, maar daar wordt het betoog alleen maar mooier van.
De bundel bevat ook essays over schrijvers die hij bewondert. Harry Mulisch is zijn god, sinds de verschijning van Archibald Strohalm heeft hij hem gelezen. De dood van Mulisch in oktober 2010 is aanleiding tot een lange beschouwing. Voor Brouwers zelf komt de dood ook dichterbij. De lichamelijke aftakeling, de twee herseninfarcten die de oorzaak blijken te zijn van de weigerende schrijfhand, het gevoel dat hij zijn oeuvre bijna heeft voltooid: de teksten daarover zijn doortrokken van berusting en weemoed.

zaterdag 1 december 2012

Opium

In 1839 besloot de Chinese keizer dat de import van opium vanuit India niet langer kon worden getolereerd. Talloze Chinezen waren inmiddels verslaafd aan de drug, wat onrust en instabiliteit veroorzaakte. De import was al langer verboden, maar werd tegen betaling van smeergeld tot dan toe oogluikend toegestaan. De invoerhaven was Canton. De opium werd vooral door Engelse en Amerikaanse reders aangevoerd.
In River of Smoke beschrijft Amitav Ghosh de gevolgen voor de handelaren wanneer dit verbod moet worden nageleefd.  Hoofdpersoon is Seth Bahram, een Indiase koopman die al lang in opium handelt. Wanneer hij eind 1838 met zijn schip in Canton arriveert, gonst het al van de geruchten over het mogelijke invoerverbod en is de controle al strenger. Voor Bahram hangt van deze reis veel af. In een poging voorgoed financieel onafhankelijk te worden heeft hij zijn hele eigen vermogen én veel geld van investeerders gebruikt om een enorme hoeveelheid opium te kopen. De verkoop daarvan in China moet hem een rijk man maken. Maar het invoerverbod, dat vanaf maart 1839 door een speciale afgezant van de keizer in Canton wordt gehandhaaft, lijkt dit plan onmogelijk te maken.
Het gaat Ghosh in deze omvangrijke roman om veel meer dan het verhaal van Bahram. Hij heeft uitvoerig historisch onderzoek gedaan en maakt daar gebruik van. Zo beschrijft hij tot in detail het leven in de enclave bij Canton waar de buitenlandse handelaren zijn gevestigd. Ieder land heeft een eigen ommuurde vestiging, waarbinnen het leven zich afspeelt. Vrouwen wonen er niet, tijdens de bals dansen de mannen met elkaar. Nadat het invoerverbod van kracht is geworden en de keizer de handelaren een ultimatum stelt waarbinnen zij al de opium in hun schepen moeten inleveren, ontstaan discussies over vrije handel, de Chinese souvereiniteit en het immorele van handelen in een verslavende drug. De handelaren zien maar één mogelijke uitweg uit de impasse: de komst van een Engelse oorlogsvloot die de Chinezen tot rede moet brengen. Het is 1839, het koloniale tijdperk.
Die liefde voor het detail in de beschrijving van schepen, huizen en interieurs, het inslaan van zijpaden en het uitvoerig beschrijven van de achtergrond van de personages gaven mij af en toe het gevoel dat ik zo'n negentiende-eeuwse roman aan het lezen was waarin ieder detail belangrijk lijkt. Dickens in China, zoiets. Maar dit is een klein bezwaar, het valt weg tegen de vele prachtige scènes en de spannende opbouw van het verhaal. River of Smoke is het tweede deel van een trilogie, waarvan het enkele jaren geleden verschenen Sea of Poppies het eerste deel is.