Dik van der Meulen heeft als biograaf een indrukwekkende staat van dienst. Zo publiceerde hij in 2002 een vuistdikke biografie van Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli. Het leverde hem de AKO Literatuurprijs op. In 2013 volgde een biografie van koning Willem III, ook bekend als ´Koning Gorilla´. Daarvoor ontving hij de Libris Geschiedenis Prijs. En, om eens iets geheel anders onder handen te hebben, werkte hij in de jaren daarna aan een boek over de wolf. Dat verscheen in 2016, dus lang voor de huidige hype rondom het dier. Ook die studie werd bekroond, in dit geval met de Jan Wolkers Prijs voor het beste boek over natuur in Nederland. Een constante in de juryrapporten is de waardering voor de leesbaarheid van zijn boeken. Ook de recensent van de Volkskrant die het wolvenboek besprak viel dat op: ‘Van der Meulen schrijft zoals de wolf loopt: verend en behendig.’
Ik zou daar nog een constante aan willen toevoegen: dat Van der Meulen op zijn best is wanneer hij zeer uitgesproken, kleurrijke figuren of verschijnselen beschrijft. Dat geldt voor ieder van de drie zojuist genoemde boeken. En dat geldt eveneens voor zijn meest recente biografie, het zojuist verschenen Bernhards oorlog. Het leven van een prins in ballingschap. Daarin brengt hij minutieus in kaart hoe prins Bernhard functioneerde tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat waren de jaren waarin hij zich, in ieder geval in de ogen van een groot deel van de Nederlandse bevolking, ontwikkelde tot een nationaal figuur, een held die voor de duvel – én voor de Duitsers, zijn voormalige landgenoten – niet bang was. Een geslepen militair, die op voet van gelijkheid communiceerde met generaal Eisenhouwer en veldmaarschalk Montgomery. En de steunpilaar in bange tijden van zijn schoonmoeder, koningin Wilhelmina. Maar klopt dat beeld wel helemaal? En hoe is dat beeld ontstaan, wie heeft het in de wereld gebracht?
Van der Meulen kon voortbouwen op eerder verschenen studies, over weinig Oranjes is immers zoveel geschreven als over Bernhard. Toonaangevend was lange tijd de in 1962 verschenen biografie door de Amerikaanse auteur Alden Hatch. Dit is een geautoriseerde biografie, dus door Bernhard zelf goedgekeurd. Hatch voerde voor zijn boek talrijke gesprekken met de prins, die hem gevraagd én ongevraagd van informatie voorzag. Hatch pende het braaf en dankbaar neer. Wil je weten hoe Bernhard zichzelf zag, dan is dit het ideale boek. Dat het in sterke mate onbetrouwbaar is, is sindsdien door meerdere historici aangetoond, laatstelijk door Annejet van der Zijl in haar in 2010 verschenen biografie van de prins. Van der Meulens keuze zich nu te focussen op de oorlogsjaren van Bernhard bood hem ruimte diep de archieven in te duiken. Maar het is ook een keuze die je inhoudelijk kan verdedigen: de oorlog ‘maakte’ Bernhard tot de man die wij kennen. Om die man beter te duiden lijkt het zinvol zijn ‘ontstaan’ tot in detail te reconstrueren. Een spannend uitgangspunt.
Toen het Duitse leger in de vroege ochtend van 10 mei 1940 Nederland binnenviel, bevond de koninklijke familie zich in de schuilkelder onder de tuin van Huis ten Bosch. Bernhard haastte zich naar buiten, kreeg van de sergeant van de wacht een machinepistool in handen gedrukt en nam de laag overvliegende Duitse bommenwerpers onder vuur. Helaas zonder resultaat. Pas toen hij weer naar binnen ging om zich te scheren, lukte het de sergeant wel. ‘Dat speet me toch verschrikkelijk’, zou hij later tegen Loe de Jong zeggen, ‘dat ik niet langer was gebleven’. Maar de toon was gezet, en het was een heldhaftige.
Enkele dagen later, op 16 mei, breidde Bernhard daar een vervolg aan. Vanuit Dover voer hij op een Franse torpedojager naar Duinkerken, om vervolgens per gevorderde auto naar Zeeuws-Vlaanderen te rijden, dwars tegen een eindeloze stroom vluchtelingen in. In Zeeland had het Nederlandse leger nog niet gecapituleerd, ofschoon dat wel aanstaande was. Hij trok er een dag rond, de mensen een hart onder de riem stekend. En kon er door zijn adjudant maar nauwelijks van worden weerhouden om een vrachtwagen vol met gearresteerde NSB’ers, onder wie Meinoud Rost van Tonningen, staande te houden en de boeven ter plekke ‘af te knallen’. Via Parijs bereikte hij enkele dagen later veilig weer Londen. Ook nu was de boodschap weer duidelijk: de koningin was gevlucht, de regering was gevlucht, maar de Prins der Nederlanden bezocht ondanks een strikt verbod van zijn schoonmoeder het land nog even.
Dit alles had natuurlijk een vrij hoog Kuifje-tegen-de-Duitsers gehalte. In Londen veranderde Bernhards leven radicaal. Wilhelmina, die wel inzag dat haar schoonzoon door zijn acties het koningshuis iets van haar glans teruggaf, probeerde hem in belangrijke posities benoemd te krijgen. Inlichtingenwerk was van essentieel belang, contact met het verzet in Nederland eveneens. Bernhard droeg er zijn steentje aan bij, was er soms zelf verantwoordelijk voor, al was dat vaak met meer enthousiasme dan kennis van zaken. Het langzaam groeiende clubje Engelandvaarders, met zijn vriend Hazelhoff Roelfzema voorop, daar voelde hij zich bij thuis. En hij zette zich in voor het Prins Bernhard Fonds, zamelde wereldwijd geld in om vliegtuigen te kunnen kopen voor de Nederlandse luchtmacht. Om zijn functioneren meer gewicht te geven verhoogde Wilhelmina hem van tijd tot tijd in militaire rang, dit alleen titulair en deels tegen de zin van de regering in ballingschap.
Soms trok hij ook zijn eigen plan, reisde na een van zijn bezoekjes aan Juliana en de kinderen in Canada door naar president Roosevelt in Washington, of naar voormalige Duitse contacten in Argentinië. Zo bezocht hij in februari 1943 in Paraguay de latere dictator Alfredo Stroessner, logeerde hij in Argentinië bij Juan Antonio Zorreguieta (de opa van) en maakte in diens huis kennis met de radioactrice Eva Duarte (die na de oorlog zou trouwen met president Perón). Dit alles bereizend per Amerikaanse langeafstand bommenwerper die hem door Roosevelt zelf was toegezegd voor een trip van Washington naar Caïro, in een periode van vijf dagen dat hij van de radar verdwenen was. Bernhard heeft trouwens altijd volgehouden dat hij in 1943 niet Argentinië bezocht, om de eenvoudige reden dat Roosevelt hem dit uitdrukkelijk had verboden. Tja. Getuigt van een gezonde zorgeloosheid.
Van der Meulens beeld van Bernhard is dat van een man die zijn rol in de oorlog serieus nam, maar te allen tijde zijn eigen belang niet vergat. Dat eigen belang bestond voor hem tussen 1940 en 1945 vooral uit het opbouwen van een zo positief mogelijke reputatie. Hij positioneerde zich zoveel mogelijk met dat belang in het achterhoofd. En wanneer dat tijdens de oorlog niet helemaal lukte, repareerde hij dat na de oorlog. Vertelde hij zijn biografen de opgepoetste versie van zijn herinneringen. Een mooi voorbeeld van dit laatste heeft betrekking op zijn contact met veldmaarschalk Montgomery, ten tijde van de voorbereidingen van operatie Market Garden. In Bernhards versie hadden hij en Montgomery groot respect voor elkaar, was de veldmaarschalk Bernhard dankbaar voor diens inzichten en adviezen. In een interview met The Sunday Telegraph, in 1962, liet Montgomery echter een ander geluid horen: ‘Hij was wat lastig. Hij bleef maar op mijn hoofdkwartier komen en stelde voortdurend vragen. Ik moest hem wel uit mijn kamer zetten. […] Mijn stafchef vroeg me ”Zal ik hem wegsturen?” – en ik zei: "Ja." De sobere en weinig toeschietelijke Montgomery had dan ook weinig gemeen met die avontuurlijke levensgenieter die, zo meende hij, "Kerstmis niet van Pasen kon onderscheiden."'Maar dergelijke geluiden bleven lange tijd binnenskamers. Zodoende had Bernhard, te beginnen met zijn glorieuze intocht in het bevrijde Limburg en Brabant, nog jaren plezier van zijn in de oorlog zorgvuldig opgebouwde imago.
Dik van der Meulen / Bernhards oorlog. Het leven van een prins in ballingschap / 318 blz / Em. Querido’s Uitgeverij, 2022