Wie zoals ik al zo´n 45 jaar lezer is, gaat dat merken aan zijn boekenkasten. Ooit dacht ik dat de ordening van je boeken eenvoudig was: een scheiding tussen fictie en non-fictie, en vervolgens daarbinnen alfabetisch op auteur. Of, bij de biografieën, alfabetisch op de beschrevene. Maar gaandeweg kom je er achter dat het veel plezieriger is de boeken te rangschikken volgens inhoudelijke criteria. Dat komt – in ieder geval voor mij – veel beter overeen met hoe ik die boeken opsla in mijn hoofd. Van schrijvers die je bijzonder interesseren, en hetzelfde geldt voor onderwerpen, lees je vanzelfsprekend ook meer, dus ontstaan er als vanzelf plankjes waar die auteurs of onderwerpen een eigen plek krijgen.
Een van die categorieën in mijn boekenkast is het voormalig Nederlands-Indië. Ruim twee planken, maar daar vind je dan ook veel: biografieën van Jan Pieterszoon Coen tot Soekarno, onderwerpen als het Cultuurstelsel, het KNIL, historische overzichten, veel over de vrijheidsstrijd, maar ook de Indische romans van schrijvers als P.A. Daum, Louis Couperus, Madelon Székely-Lulofs en Alfred Birney. De vete tussen Rudy Kousbroek en Jeroen Brouwers. En natuurlijk de boeken óver de Nederlands-Indische literatuur, van de onvolprezen Rob Nieuwenhuis. Alles bij elkaar, prettig overzichtelijk.
Waarom ik deze inleiding nodig had? Welnu, omdat acteur en fotograaf Thom Hoffman enkele maanden geleden aan de bestaande literatuur over Nederlands-Indië een boek toevoegde dat met al die eerdere is verbonden: Indië, betovering en desillusie. Het is, zoals de ondertitel zegt, ‘Een persoonlijke zoektocht naar Nederlands-Indië’. Hoffman deed voor dit kloeke boek onderzoek in tientallen archieven en beeldbanken, van het NIOD tot Bronbeek. Maar de basis vormt de omvangrijke bibliotheek over onze voormalige kolonie die hij de afgelopen jaren, bij antiquariaten en op veilingen, bijeenbracht en doorspitte. Dat werd ook het concept voor zijn eigen boek: hij neemt je als lezer mee op een chronologische tocht langs vier eeuwen geschiedenis van het land, door je te laten zien wat al die auteurs vóór hem schreven en dat in de juiste context te plaatsen. Je kijkt door de ogen van al deze auteurs, gefilterd en van commentaar voorzien door Hoffman.
Vanwaar Hoffmans fascinatie voor Nederlands-Indië? Er zijn wat momenten aan te wijzen. Zo werkte zijn opa tot 1932 bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Als kind hoorde hij verhalen over Indonesië aan en zijn kinderkamer was gedecoreerd met Indische objecten, waaronder de huid van een Sumatraanse tijger die aan de wand boven zijn bed hing. Hij droomde ervan. Oud-militair Joop Hueting, die in 1969 in het VARA-televisieprogramma Achter het Nieuws een boekje opendeed over de zogeheten politionele acties was ook zo’n moment. De plotselinge openheid leidde tot discussies in zijn familie. Het lezen van Couperus’ roman De stille kracht, verschenen in 1900, een volgende stap. De betekenis van dat boek vormt bij Hoffman de kern van zijn eerste hoofdstuk. Hij toont aan dat zich onder de oppervlakte van een superieure schrijfstijl een grondig inzicht in de Indische maatschappij en de koloniale wereld bevindt. Het is de betovering en de desillusie ineen.
Hoffmans interesse bleef in de jaren erna toenemen, via gasthoogleraarschappen in Tilburg en Delft uitmondend in het project BBNI, de Beeldbank Nederlands-Indië. Dit behelst een inventarisatie en het digitaal beschikbaar maken van historische foto’s van Nederlandse-Indië uit een handvol Nederlandse musea. Sinds 2015 werkt Hoffman hieraan, in samenwerking met een groep studenten en gefinancierd door de TU Delft. In 2019 resulteerde dit in een tentoonstelling en een fotoboek.
Indië, betovering en desillusie is een persoonlijke zoektocht. Het is voor Hoffman de invulling van iets dat al lang in hem broeide. Maar dat woord ‘persoonlijk’ in de ondertitel geeft hem ook de vrijheid als individu, op persoonlijke titel, met de materie om te gaan. In de publicaties van historici en wetenschappers zul je niet snel emoties aantreffen bij het beschrijven en veroordelen van misstanden in de kolonie. Bij Hoffman kan dat zomaar wél gebeuren, raakt hij merkbaar geëmotioneerd. Van mishandelingen op plantages, het wurgende Cultuurstelsel tot het geklungel van de eerste na-oorlogse kabinetten tijdens het proces van afstand doen van Indië – of liever: het niét afstand willen doen, tegen het gezond verstand en de internationale druk in –, Hoffman maakt van zijn hart geen moordkuil. Ook de pogingen van Soekarno, Hatta en een handvol anderen in de jaren dertig om in gesprek te gaan met Nederland, om in lijn met het beleid van andere Europese mogendheden af te tasten wat er in een geleidelijk overgangsproces mogelijk zou zijn: de regering in Den Haag was doof. Hoffman fileert heel precies de Haagse onwil – en ook onkunde. Bovendien waren de financiële belangen voor Nederland te groot.
Een van de motto’s die Hoffman vooraf laat gaan aan zijn verhaal is een citaat van Multatuli: ‘Niéts is minder Nederlands dan de bodem, ’t klimaat, de fauna, de flora, van al die eilanden. Niets is ook minder Nederlands dan de geschiedenis der inwoners, dan hun traditiën, hun godsdienst, hun begrippen, hun karakter, hun zeden en … hun belangen.’ Dit wezenlijke verschil tussen twee culturen was uiteindelijk een van de belangrijkste oorzaken van de rampzalige uitkomst, een gewelddadige eindstrijd die vele levens kostte, aan beide zijden. Maar de goede verstaander – lees: Couperus in De stille kracht – voorzag dit al. En de meest nuchtere uitspraak deed al eerder een Nederlandse bestuursambtenaar, geconfronteerd met het uitzichtloze bestaan van veel Indonesiërs: ‘Wat doen wij hier? Wij hebben hier niets te zoeken.’
Hoffman mag dan niet zijn opgeleid als historicus, hij werkt wel volgens dezelfde maatstaven. Je krijgt bij hem degelijk onderzoek en een genuanceerde stellingname. Bovendien kan hij schrijven en weet hij, wellicht vanuit zijn achtergrond als acteur, een verhaal beeldend te vertellen. Dit, en de schatkist met onvermoede publicaties en soms onooglijke documentjes die hij me leerde kennen – mijn favoriet is het verhaal over het zeer conservatieve tijdschrift
De Vaderlandsche Club dat in de jaren dertig in Indië verscheen en dat ongelooflijk populair was –, maakten het lezen van dit boek een feest. Het krijgt op de plank met Indiëboeken een prominente plaats.
Thom Hoffman / Indië, betovering en desillusie. Een persoonlijke zoektocht naar Nederlands-Indië / 752 blz / Meulenhoff, 2022