Het is natuurlijk wat flauw om de bespreking van een degelijke en interessante biografie zo te beginnen, maar het moest me even van het hart. Die omvang heeft me trouwens niet gehinderd in het waarderen van de inhoud.
Evenals in het eerste deel graaft Otterspeer hier opnieuw diep. Hermans’ leven wordt door hem uitgeplozen, diens werk geanalyseerd. Hij vindt verbanden tussen de twee en presenteert die met overtuiging. In het eerste deel vormde Otterspeers stelling dat Hermans bewust een ‘mislukkingskunstenaar’ was de ruggengraat van zijn betoog. Ook ditmaal kiest de biograaf voor een rode draad. Dat is het begrip wrok. Die wrok uit zich bij Hermans als de wraak van een eenling, gericht tegen een persoon of een groep door wie hij zich niet begrepen voelt of die het voor zijn gevoel fout heeft. Om het de lezer duidelijk te maken dat dit voor hem de grondtoon vormt van Hermans' leven en werk, laat Otterspeer dit deel van de biografie voorafgaan door een inleidend hoofdstuk getiteld ‘Van de wrok en de wraak’. Hij plaatst het begrip daarin in een literaire traditie en biedt vindplaatsen in Hermans’ oeuvre waar deze zelf ingaat op het verschijnsel. Mocht je als lezer daarmee nog niet voldoende handvat hebben voor het - op de juiste manier - lezen van de biografie, is daar altijd nog het motto dat Otterspeer aan het boek meegeeft. Dat is een citaat van Hermans zelf en luidt: ‘Ik heb geschreven om wraak te nemen – wat is daar voor bijzonders aan.’
Die hierboven genoemde eenling is bij Hermans soms een van zijn romanpersonages, zoals in de roman De tranen der acacia’s. Maar het kan ook Hermans zelf zijn. In meerdere publieke debatten waartoe hij zich liet verleiden - of die hij zelf creëerde - speelde hij die rol met verve. In de Weinreb-affaire bijvoorbeeld waren naast de vermeende collaborateur Weinreb vooral diens verdedigers Renate Rubinstein en Aad Nuis het mikpunt van Hermans’ gifaanvallen. Die richtte hij ook op het blad waarin Rubinstein en Nuis publiceerden, het indertijd linkse Vrij Nederland. Hermans haalde na jaren van onderzoek door Lou de Jong in een officieel rapport van het RIOD uiteindelijk zijn gelijk, maar bleef daarna doorzeuren en het linkse Nederland van zijn opponenten aanvallen. ‘Hij kreeg gelijk, maar bleef verongelijkt’ schreef een journalist. En wie herinnert zich niet het vraaggesprek dat Adriaan van Dis had met Hermans, waarin de schrijver op een botte, haast verzuurde manier Van Dis beschuldigde van totale onwetendheid over de ‘echte’ situatie in Zuid-Afrika? Hier had hij niet gelijk, en volhardde misschien wel tegen beter weten in in zijn vooraf ingenomen positie.
Otterspeer behandelt Hermans’ oeuvre vanaf Paranoia en Mandarijnen op zwavelzuur uitputtend. Evenals in het eerste deel leidt dat tot heldere, meeslepend geformuleerde analyses. Zoals gezegd, het werk van na 1970 vindt ik over het algemeen minder uitgesproken en krachtig, het sprankelende is er dan wel vanaf. Dat merk je toch ook bij Otterspeer.
Het privéleven van de schrijver speelde zich vanaf 1953 af op twee plekken. De eerste twintig jaar in Haren, een dorp onder Groningen. Aan de Groningse universiteit doceerde hij fysische geografie. In het najaar van 1973 verhuisden Hermans en zijn echtgenote Emmy naar Parijs. Dat dit laatste zowel een langgekoesterde wens was van Hermans als een noodzaak omdat hij zich in Groningen en de rest van Nederland flink wat vijanden op de hals had gehaald maakt Otterspeer mooi inzichtelijk. Ook dat Hermans nooit echt inburgerde in Parijs. Achteraf beschouwd was hij daar meestal erg alleen, zo niet eenzaam: ‘Veel verder dan tot toerist had hij het niet gebracht.’ Soms kreeg hij er bezoek van literaire vrienden als Freddy de Vree en Frans Janssen, die onderzoek deden naar zijn werk en daarover publiceerden. Hijzelf lijkt in de eerste Parijse jaren nog het meeste plezier te hebben beleefd aan de columns die hij onder het pseudoniem Age Bijkaart schreef voor het Parool. Hierin en in ander journalistiek getint werk kon hij vanaf een veilige afstand de goegemeente die hij had verlaten onder vuur nemen.
De laatste jaren woonde het echtpaar Hermans in Brussel. Schrijven kwam er niet meer van, Hermans doodde zijn tijd met antiek- en rommelmarkten afstruinen, zich zorgen maken over zijn financiën en terugkijken op zijn leven. Ook zijn gezondheid baarde hem zorgen, zijn altijd al aanwezige rokershoestje klonk steeds luider. In het voorjaar van 1995 werd terminale longkanker bij hem vastgesteld. Hij werd overgebracht naar het Academisch Ziekenhuis in Utrecht, waar hij in tegenstelling tot Brussel wel euthanasie kon krijgen. Na die verlossende injectie draaide hij zich af van zijn naaste familie om te sterven. Alleen.
Wat levert het op, een kleine tweeduizend bladzijden lezen over een schrijver die je altijd heeft gefascineerd en waarvan zeker een handvol boeken bij je favorieten hoort? Dat is vooral het gevoel de persoon Hermans veel beter te kennen, en daarmee zijn werk en het ontstaan ervan te kunnen duiden. Bij Hermans zijn oeuvre en leven nauw met elkaar verbonden, de romans en verhalen zijn daadwerkelijk ontkiemd uit de manier waarop Hermans het leven en de wereld beschouwde. Dat Otterspeer de tijd neemt om die samenhang te presenteren, inclusief veel ter zake doende en wellicht ook minder relevante wetenswaardigheden en feitjes, heb je hem bij het dichtslaan van deel 2 vergeven. Omdat hij je aandacht heeft weten vast te houden. Met de - voor mij - vaak nieuwe informatie, de heldere schrijfstijl en analyses en het vermogen tot ironie en relativeren. Kortom: een goed geschreven biografie die leest als een trein.
Willem Otterspeer
De zanger van de wrok. Willem Frederik Hermans
1.150 blz
De Bezige Bij