zondag 4 februari 2018

Maarten's moeder

In de proloog van Magdalena, de herinneringen aan zijn moeder die Maarten ’t Hart in 2015 publiceerde, laat hij geen twijfel bestaan over hun relatie: ‘Als kind heb ik zielsveel van haar gehouden, […] en die liefde is nooit overgegaan, in weerwil van alles wat ik met haar heb meegemaakt. Ze was geduldig en zachtmoedig […] de zorgzaamheid zelve […]. Ze stond dag en nacht voor je klaar.’ Dat doet je denken dat ’t Harts moeder een engel was, maar dat is nu ook weer niet het geval. Ze blijkt namelijk behept te zijn geweest met uiterst vreemde complexen. Waarvan de meest opmerkelijke is dat ze haar hele leven meende dat haar man voortdurend vreemdging. Ze verdacht hem – van beroep doodgraver – zelfs van afspraakjes met losbandige vrouwen in de familiegraven op het kerkhof waar hij werkte. Bewijs had ze daar niet voor, maar het was haar niet uit het hoofd te praten. Een standvastige vrouw, dat wel.

Magdalena van der Giessen werd geboren in 1920, in Poeldijk. In 1941 trouwde ze met Pau ’t Hart en betrok ze met hem een piepklein arbeidershuisje in Maassluis. Beiden behoorden tot de Gereformeerde Kerk en ze voedden hun kinderen ook in dat geloof op. Pau behoorde tot de strenge richting, waar ‘hel en verdoemenis predikende kanselredenaars’ de dienst uitmaakten. Magdalena vond dat verschrikkelijk. ’t Hart schrijft:  ‘Mijn moeder moest niets van dat soort zwartkijkers hebben. Ze was voorstander van een blij geloof, je moest de hele dag door in juichstemming verkeren omdat je verlost was door de Here Jezus en gewassen in zijn dierbaar bloed.’ Maar desondanks kon ook zij onverbiddelijk zijn. Zo was euthanasie voor haar een misdaad. Toen haar lievelingsbroer in het laatste stadium van kanker besloot tot een zelfgekozen einde, verketterde ze hem. Het begrip ondraaglijk lijden zei haar niets, want er was er immers maar één die ondraaglijk had geleden, en dat was ‘de Here Jezus zelf.’

Het opgroeien in een streng gelovig gezin en alles wat dat met zich meebrengt is een rode draad in het oeuvre van ’t Hart. Veel van wat hij in Magdalena beschrijft zal voor zijn lezers  dan ook heel vertrouwd klinken. Daarnaast komen allerlei andere onderwerpen aan bod, vaak van nogal dagelijkse aard, zoals de aanvankelijk onwil van Pau en Magdalena om hun zoon te laten doorleren, de introductie – op advies van de rector van het lyceum – van het gebruik van een tandenborstel in Huize ’t Hart, de relatie van de inmiddels weduwe geworden Magdalena met haar jeugdvriend en de jacht door de auteur op een ‘grommende muis’ waarover de hoogbejaarde Magdalena klaagt. Het leest allemaal prettig en is onderhoudend, af en toe zelfs uitermate geestig. Maar het is ook nogal anekdotisch – in dat opzicht is het een échte ’t Hart – en komt daardoor op mij over als een bundel met korte verhalen. Het gaat bovendien zelden echt de diepte in, zoals je dat in een portret als dit zou verwachten. ’t Hart lijkt dat ook wel aan te voelen, want hij begint een van de hoofdstukken met de verzuchting dat het mooi zou zijn wanneer hij zijn moeder zelf aan het woord zou kunnen laten, want ongefilterd zou de lezer haar pas echt leren kennen. Ja, dacht ik toen, dat klopt. En misschien zou ’t Hart zelf dan ook ietsje minder aanwezig zijn. Zou hij zich minder vaak hebben laten verleiden bouwsteentjes voor zijn autobiografie voor te sorteren.

Maarten 't Hart
Magdalena
250 blz
Uitgeverij De Arbeiderspers

Geen opmerkingen:

Een reactie posten