Zo’n twintig jaar geleden trok Fritzi de aandacht van de jonge Annejet van der Zijl. Niet als dichter, maar als de vrouw die vanaf het midden van de jaren vijftig met haar buitenhuis Jagtlust, in Blaricum, een plek creëerde waar schrijvers, dichters en kunstenaars welkom waren. Op een half uurtje rijden van Amsterdam werden ze ieder moment van de dag warm onthaald door de vrouw des huizes, was drank in overvloed aanwezig en was alles toegestaan. Een vrijplaats dus, die een voetnoot zou worden in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur en kunst. Over dat huis en de rol die het vervulde voor die naoorlogse generatie gaat Jagtlust.
Fritzi ten Harmsen van der Beek was de dochter van Eelco ten Harmsen van der Beek en Freddie Langeler. Het echtpaar illustreerde kinderboeken en bedacht, schreef en tekende de enorm succesvolle strip Flipje, in opdracht van de jamfabriek De Betuwe in Tiel. Het fortuin dat zij daarmee opbouwden werd na het overlijden van Freddie in 1948 en Eelco in 1953 geërfd door Fritzi en haar broer Hein. In korte tijd wisten broer en zus het leeuwendeel van het vermogen te spenderen aan leuke dingen. Gedwongen het ouderlijk huis te verkopen, kraakte Fritzi in 1954 de dichtbijgelegen buitenplaats Jagtlust voor zichzelf en haar zoon Gilles, de vrucht van haar mislukte huwelijk met een Franse edelman. Jagtlust werd vervolgens in 1955 aangekocht door de gemeente Amsterdam, die er een vakantieverblijf voor haar ambtenaren van wilde maken. Tot dat gerealiseerd zou worden werd Fritzi aangesteld als huisbewaarster. Om haar een inkomen te verschaffen kreeg ze het recht de benedenverdieping onder te verhuren.
De jaren vijftig waren voor de artistieke kringen in Nederland de jaren van de vrijheid. Nadat de schaarste en andere beperkingen die het gevolg waren van de Tweede Wereldoorlog waren weggeëbt, was alles weer mogelijk. Cobra en De Vijftigers zijn enkele van de stromingen die gebruik maakten van dat klimaat waarin grenzen konden worden verlegd. Fritzi, in die jaren midden twintig, vlinderde daar doorheen. Dichtte, tekende en schilderde wat, zonder dat zij daarmee een doel leek na te streven. In 1956 ontmoette zij op het Boekenbal in de Amsterdamse stadsschouwburg de jonge schrijver Remco Campert. Na afloop namen zij samen de bus naar Blaricum en kreeg Jagtlust naast een slotdame ook een heer. Het jaar daarop trouwden zij.
Annejet van der Zijl sprak voor haar boek met meer dan zestig betrokkenen die in 1998 nog in leven waren. Ook citeert zij veelvuldig uit de Jagtlustkoerier, een blaadje dat gedurende 1956 en 1957 met enige regelmaat verscheen en dat door ‘Wouter Kampert’ werd volgeschreven. Lees Remco Campert. Zonder die blaadjes integraal te hebben gelezen – in 2012 stuurde De Bezige Bij ze als nieuwjaarsgeschenk aan haar relaties – lijkt me dit een daad van echte liefde. De teksten gaan over het dagelijkse leven op Jagtlust, over de poezen van Fritzi en haar slotheer, maar in bedekte termen ook over de verschuivingen in de onderlinge relaties. De toon is licht en vol ironie, soms wat prikkelend. Campert ten voeten uit.
De relatie tussen Fritzi en Remco hield geen stand. In 1958 ging hij er vandoor. Naar eigen zeggen omdat hij verlangde naar enige structuur in zijn leven, en ook naar een dag zonder alcohol en onbetaalde rekeningen. Maar voor vele anderen bleef het huis nog jaren een toevluchtsoord. Cees Nooteboom was een regelmatige gast, evenals Bert Schierbeek, Jan Sierhuis, Ed van der Elsken, Gerard Reve, Theo Sontrop (die er ook woonde), Louis van Gasteren, Louis Lehmann, Jan Vrijman en Frits Müller. Alle vrijheden die wij nu koppelen aan de bandeloze jaren zestig – drank, drugs en seks – behoorden op Jagtlust tot de dagelijkse praktijk.
Tegen het eind van de jaren zestig trad een zeker sleetsheid in, de hoofdpersonen raakten vermoeid. In 1971 zegde de gemeente Amsterdam Fritzi’s aanstelling als huismeester op, zij diende het inmiddels behoorlijk uitgewoonde Jagtlust te verlaten. Voor de toch enigszins wereldvreemde dichteres werd door haar vrienden een oplossing gevonden. Met het geld dat een inzameling onder een tiental van hen had opgebracht werd een arbeidershuisje in het Groningse Garnwerd aangekocht en verbouwd. Zij zou daar, ver van het Gooi en Amsterdam, tot haar overlijden in 2009 met veel plezier wonen. Nog steeds wars van publiciteit en van pogingen haar werk opnieuw uit te geven.
Jagtlust is een biografie van een buitenplaats, toegespitst op de jaren 1954 tot 1971. Het is ook een aanzet tot een biografie van de groep schrijvers en kunstenaars die er in die jaren vaak te vinden was. Niet een samenhangende beweging, maar een groep die kwam voor de vrijheid en gastvrijheid die Fritzi hen bood. Of het op Jagtlust daadwerkelijk kwam tot artistieke kruisbestuiving tussen de vaste en incidentele gasten laat Van der Zijl in het midden. Ook komt Fritzi zelf in dit boek als dichter niet echt uit de verf. Maar daarvoor is er nu gelukkig In goed en kwaad, Fritzi’s verzameld werk dat enkele jaren na haar dood, toen zij het zelf niet meer kon verhinderen, is uitgegeven.
Ik las Jagtlust als luisterboek, voorgelezen door Cees van Ede, Hanneke Groenteman en Remco Campert. Deze laatste leest zijn ‘eigen bijdragen’ voor. Heel welsprekend en heel authentiek.
Annejet van der Zijl
Jagtlust
Voorgelezen door Cees van Ede, Hanneke Groenteman en Remco Campert
5 uur en 14 minuten
Meulenhoff / Rubinstein