Pfeijffer heeft de brieven gerangschikt op geadresseerde: brieven aan Gelya, aan zijn moeder, aan zijn familie van moederskant, aan officiële instanties en aan ‘mijzelf op jongere leeftijd’. Aan die laatste categorie zie je al dat het begrip ‘brieven’ ruim moet worden opgevat. Het is meer een vorm die Pfeijffer gebruikt, er is geen sprake van ‘echte’ brieven. Maar brieven, in welke vorm dan ook, zijn persoonlijk. Daarin kun je samen met de ontvanger herinneringen ophalen, of gewoon een beetje kletsen, smalltalk en roddels noteren. Het is ook de plek voor persoonlijke ontboezemingen. Bij Pfeijffer gaan die in deze bundel soms heel ver.
Dat Pfeijffer in Genua woont heeft een voorgeschiedenis. In 2008 fietste hij met Gelya van Leiden naar Rome. Die fietstocht is vastgelegd in het uiterst vermakelijke boek De filosofie van de heuvel. Ze keerden niet terug naar Leiden, maar streken neer in Genua. Die stad had hun hart gestolen, daar wilden zij hun leven voortzetten. Gelya woont inmiddels in Berlijn. In de brieven aan haar schetst Pfeijffer het alledaagse leven in Genua, het leven dat zij lange tijd samen leidden.
In de brieven aan zijn moeder kijkt Pfeijffer terug op zijn jeugd in het Zuid-Hollandse Rijswijk. Dat is zoals jeugdherinneringen zijn, meestal niet heel buitengewoon. Wel is het aardig om te leren dat onze privé-domeiner als jongvolwassene een dagboek bijhoudt: ‘Nou ja, ik probeer het allemaal maar z’n beetje samen te vatten wat ik destijds in al mijn gênante eerlijkheid aan mijn dagboeken heb toevertrouwd. We moeten er vooral niet te lang bij stilstaan. Ik zit al twee alinea’s lang te blozen van schaamte.’ En ook deze is aardig: ’Op 1 mei 1984 besloot ik dichter te worden. Ik was toen zestien jaar oud. Ik pakte een velletje gelinieerd en geperforeerd papier, ging aan de eettafel zitten in de achterkamer en schreef mijn eerste gedicht. Het heet ‘Huis’ en bulkte van de adjectieven en de vergeelde woorden. Ik was toen erg onder de indruk van de sprookjes van Louis Couperus, Psyche en vooral Fidessa. Maar ik was tevreden.’
Het zijn vooral de brieven aan zichzelf als jongeman die ik interessant vond. Plaats van handeling is Leiden, de stad waar Pfeijffer studeert. Hij omschrijft Leiden als ‘het beschaafde, kleine, oude stadje dat zich tegen de universiteit heeft aangevlijd, waar kennis wordt geschreven in oude lettertekens.’ Die oude lettertekens verwijzen naar de Griekse taal, waardoor Pfeijffer gefascineerd is. Hij studeert af op de antieke dichter Pindarus, waarop hij vervolgens ook promoveert. Het sociale leven in Leiden bestaat uit studievrienden en het café. Bij Burgerzaken in de Breestraat, waar ze La Chouffe tappen, behoort Pfeijffer tot het meubilair. Hij schrijft er, en na iedere geslaagde passage mag hij van zichzelf een flinke slok nemen.
Voor Pfeijffer zijn de studiejaren vormend. Hij wordt volwassen. De studie staat centraal, maar daarnaast ontdekt hij dat er daarbuiten een wereld is die verandert, waarin oude manieren van denken worden vervangen door nieuwe die onbekend voor ons zijn. Hij heeft het over de ongelooflijke vrijheid van deze tijd, die mensen aanzet tot zoeken naar houvast. Die verwarrende context leidt tot de volgende opdracht aan zijn jongere ik: ‘Luister naar me, Ilja. Vanuit jouw toekomst geef ik jou een opdracht. Jouw taak zal zijn om je diepgaand voor deze ontwikkelingen te interesseren. De steeds complexere verhouding tussen feit en fictie, werkelijkheid en fantasie, realiteit en beeldvorming en de daardoor steeds problematischere notie van authenticiteit zijn de grote thema’s van jouw tijd. Dat zullen ook jouw thema’s moeten zijn. Die moet je onderzoeken. En onderzoek ze niet in de laatste plaats bij jezelf.’ Gemeend, neem ik aan, en ook kenmerkend voor het oeuvre dat inmiddels is ontstaan, maar tevens ietwat hoogdravend.
Dat ontboezemingen bij Pfeijffer soms heel ver gaan, zoals hierboven al aangestipt, bewijst de lange brief aan zichzelf over zijn amoureuze ervaringen tijdens zijn eerste jaren als schrijver. In 25 bladzijden somt hij, als was het een checklist, en met toelichting, zijn liefjes op. Van de one-night-stands die enige indruk hebben achtergelaten tot de meer serieuze affaires. Uitermate geestig, maar ik vraag me af of de bij naam genoemde dames het zoveel jaar later als een eer beschouwen.
De zelfgekozen afzondering in Genua om zich volledig te kunnen wijden aan het schrijven, het bandeloze drinken, het carpe diem: hoe lang hou je dat vol? In de laatste brieven is sprake van een nieuwe vriendin. En bovendien van een dokter die Pfeijffer adviseert minder te drinken. Gaan we een nieuw tijdperk in?
De brieven zijn gedateerd tussen 27 april 2012 en 2 november 2015. In die periode voltooit Pfeijffer zijn prijswinnende roman La Superba, die eveneens in Genua is gesitueerd. Je zou de tegenstelling tussen beide boeken kunnen vatten in de woorden literatuur en boekstaven. De roman en het brievenboek zijn onvergelijkbare grootheden. De eerste prikkelde mijn verbeelding, de tweede beantwoordde mijn nieuwsgierigheid. Als volger van Pfeijffer is dit brievenboek voor mij een welkome aanvulling op mijn beeld van hem. Voor wie nog niets van hem gelezen heeft is dit misschien niet de ideale start. Die raad ik La Superba aan. Of, misschien nog beter, De filosofie van de heuvel. Het aardigste fietsboek aller tijden. Dan heb je toch een mooie trilogie in het vooruitzicht.
Ilja Leonard Pfeijffer
Brieven uit Genua
752 blz
De Arbeiderspers
Geen opmerkingen:
Een reactie posten