Adriaan van Dis woont al geruime tijd in de Achterhoek. In een houten huis in het buitengebied, op loopafstand van de IJssel. Die plek is een bewuste keuze. Het is er stil, zeker als hij, soms dagenlang, zelfs zijn eigen stem niet hoort. Wanneer hij de deur uitstapt is hij omringd door natuur, boerderijen en iets verderop het water van de rivier. Hij voelt zich niet eenzaam, want hij vindt zijn gezelschap in andere dingen: ‘Op een koude morgen de eieren uit het hok halen, ze in de zak van m’n ochtendjas laten glijden en hun warmte tegen mijn dij voelen. Ik wordt aangeraakt.’
Een roman-in-verhalen, zo noemt hij In het Buitengebied. Verhalen over de buurjongen Ronnie, die met zijn asociale familie iets verderop aan het pad woont en voor wiens ontwikkeling hij vreest. Over de culturele dames uit de vallei, die de beroemde schrijver willen strikken voor hun culturele evenementjes. Over Victor, de donkere man uit Afrika uit het asielzoekerscentrum aan de andere kant van de weg, die op een dag opeens voor het hek staat en die zich ontpopt tot een alles-kunnende tuin- en klusjesman. Verhalen die los staan van elkaar, die uitsluitend het gebied waarin ze zich afspelen en de verteller met elkaar gemeen hebben.
Autobiografisch zijn die verhalen niet. Tenminste, dat deelt Van Dis aan het slot mee. Ik neem aan dat dit niet voor ieder verhaal in even sterke mate geldt, maar in de kern is het fictie. Dat wordt je als lezer gaandeweg het eerste verhaal langzaamaan wel duidelijk. Daarin beschrijft de verteller hoe hij en zijn Japanse ‘vriendin’ samenwonen. Akiko heet ze. Zij is de ideale vrouw, lief, attent en bezorgd om het welzijn van haar partner. Maar als ze tijdens diens slaap zijn bloeddruk en hartslag opneemt en die aan de huisarts stuurt, gaat het de verteller te ver. Zoals zij ook op andere gebieden nét niet de eindstreep haalt: ‘Ze las het geluk in mijn gezicht, maar mijn zuchten verstond ze niet.’ Of deze: ‘Meer dan honderdduizend boeken gelezen, maar het verschil tussen alleen zijn en eenzaamheid kende ze niet.’ Dit is Van Dis op zijn best: de lezer op het verkeerde been zetten, een geestige situatie creëren om vervolgens, als de lezer de grap doorheeft, commentaar te leveren op zaken als samenwonen, eenzaamheid en communicatie.
Een volstrekt andere geschiedenis is die van Rivka. Op een dag laat zij zich met een taxi afzetten bij het houten huis. Lang geleden hadden Rivka en de nog jonge auteur iets met elkaar. Zij was een vrouw van de wereld, rijk, mondain, en zij liet hem kennismaken met die wereld. Het veranderde zijn leven, maakte van hem de man die hij is. Nu staat ze voor zijn deur, oud en fragiel, met een koffer vol met herinneringen aan hun gezamenlijke verleden. Maar ze is niet gekomen om herinneringen op te halen.
Verhuizen van de grote stad naar de landelijke Achterhoek vergt aanpassing, inburgering zo je wilt. Want het is een andere wereld, een plek waar men met afschuw kijkt naar wat er in de grote wereld gebeurt en fout gaat. Soms komt die grote wereld erg dichtbij, zoals de niet-gewilde windmolens en het asielzoekerscentrum. Daarom ‘schonken de mannen zich nog maar eens in, iedereen is bang zei de uitgever in ruste.’ En de kinderen worden afgeschermd, want ‘de lelijke wereld zal niet in het lespakket van hun alternatieve scholen zitten’. De vrouwen van de culturele club zijn ook duidelijk: ‘Het is een vreselijke tijd, ja, om je tegen te verzetten. Maar dat doen we niet, we trekken ons terug, huiverend in ons witte wereldje.' En de schrijver, hij huivert mee.
De keurig opgevoede verteller is uiterst beleefd en meegaand tegen zijn nieuwe buurtgenoten, soms tegen beter weten in. Op die momenten wordt hij in zijn verhaal ruw onderbroken door ‘binnenstem’, zijn andere ik. Die is minder meegaand, vindt dat je vaker jezelf moet blijven, minder toegeeflijk moet zijn. Een mooie vondst, geeft een extra dimensie.
Ik las het boek als luisterboek, voorgelezen door Van Dis zelf. Dat heeft voor mij een meerwaarde, omdat het de leeservaring persoonlijker maakt én omdat Van Dis een begenadigd voorlezer is. Hij brengt het boek op de manier zoals hij vindt dat zijn tekst moet klinken en wat zijn tekst moet overbrengen. Dat werkt uitstekend bij het verhaal over de chique dames met hun culturele aspiraties waar hij eigenlijk niets van moet hebben, maar tegen wie hij geen nee kan zeggen want ze hebben zijn boeken gelezen: hij is bekakt en heerlijk vilein. Maar ook weet hij zijn mededogen met de buurjongen Ronnie, de asielzoeker Victor en zijn liefde voor het kleinschalige van zijn leven in afzondering subtiel te laten doorklinken.
Adriaan van Dis
In het Buitengebied
Voorgelezen door de auteur, 2 uur 34 minuten
Atlas Contact / Rubinstein
Geen opmerkingen:
Een reactie posten