maandag 29 juni 2020

Soldaat zonder geheugen

De Eerste Wereldoorlog kostte een ontstellend aantal mensen hun leven. Militairen die sneuvelden tijdens een van krankzinnige offensieven in de loopgravenoorlog. Of ongelukkigen die op een landmijn stapten en tot stukjes werden geblazen. Mannen die mosterdgas inademden en waarvan levend de longen verbrandden. En burgers die tezamen met hun stad of dorp werden platgebombardeerd. Wanneer het militaire slachtoffers betrof, ontvingen de vrouw of de ouders een brief waarin ze werden geïnformeerd dat hun man of zoon was gesneuveld in dienst van het vaderland. Vaak ook werd de formulering ‘Vermist’ gebruikt. Dat kon betekenen dat men wist dat de man in kwestie was gedood, maar dat er geen stoffelijke resten waren. Of dat de man was gedeserteerd en zich ergens schuil hield – daar stond de doodstraf op. Of dat de man door de omstandigheden zijn verstand had verloren, mogelijk was gaan rondzwerven en wellicht zonder identiteitspapieren in een instelling was opgenomen. Kortom, achter de term 'Vermist' schuilde een wereld aan onzekerheden. Zo’n brief ontving Julienne Coppens, echtgenote van Amand en moeder van hun twee kinderen.

Anjet Daanje opent haar monumentale roman De herinnerde soldaat met een onvergetelijke scène. Die speelt zich af in het Guislaingesticht te Gent, een instelling voor geesteszieken. Noen Merckem, een jonge man die daar sinds vier jaar is opgenomen, krijgt op twee opeenvolgende dagen bezoek van enkele vrouwen die op zoek zijn naar hun vermiste echtgenoot. Dat gebeurt wel vaker, in Vlaanderen zijn talloze vrouwen op zoek naar hun man. Ditmaal is het op de tweede dag raak, een van de vrouwen herkent Noen als haar man. De behandelend arts leest haar vervolgens de informatie voor waarover zij nu beschikken: ‘Amand Stephaan Coppens [in het gesticht verblijvend onder de naam Noen Merckem], 35 jaar oud, 1 meter 63 lang, vermist geraakt bij Diksmuide op 18 december 1917, en ja, zegt ze afwezig, dat klopt allemaal, en intussen kijkt ze naar hem alsof ze haar ogen niet kan geloven, en dokter De Moor herinnert haar eraan dat de man die hier voor haar zit pas op 22 december achter het front bij Merckem is gevonden, en ze zegt dat hij blijkbaar dagenlang heeft rondgezworven, en Merckem is niet ver van Diksmuide, zegt ze.’ De arts informeert haar dat Amand zich alles herinnert vanaf zijn intrede in het gesticht, maar van de tijd daarvoor weet hij niets meer. Na enig aandringen krijgt ze hem mee naar huis, voor een maand op proef. Ze loopt op wolken, de kwellende onzekerheid van vier jaar zoeken valt van haar af. Hij weet niet goed wat hij van deze ontwikkeling moet vinden. Hij is eigenlijk bang om de geborgenheid van het gesticht te verlaten, en de poort uit te stappen in het gezelschap van een vrouw die zegt zijn echtgenote te zijn maar die hij naar zijn beste weten nooit eerder heeft gezien.

Ruim vier jaar van huis en je gezin zijn, geen enkele herinnering hebben aan het gezinsleven daarvóór en vrijwel iedere nacht geplaagd worden door nachtmerries waarin je de gruwelen van de loopgraven opnieuw beleeft: Het is een enorme klus waarvoor Julienne en Amand zich gesteld zien. Haar enige hoop dat het zal lukken is als ze hem de tijd geeft. Ze introduceert hem langzaamaan weer in zijn leven van voor de oorlog, waarin hij fotograaf was. Troost hem wanneer hij gillend wakker wordt. Blijft kalm wanneer hij in zo’n droom gewelddadig dreigt te worden. Ook voor Amand is het een moeilijk proces. Hij went maar langzaam aan zijn vrouw, met zijn kinderen van tien en zeven heeft hij iets sneller een verstandhouding gevonden.

In het door de oorlog lamgeslagen Kortrijk bouwen ze beetje voor beetje een bestaan op. Voor portretfoto’s waarop klanten kunnen poseren naast Amand, die voor dat doel zijn oude uniform aantrekt, blijkt een markt te zijn. Ze schilderen daarvoor samen een achtergrond die de verwoesting na een veldslag toont. Zulke portretfoto’s maken ze ook voor zichzelf tijdens een uitstapje naar Ieper, de stad die tijdens de oorlog volledig werd verwoest. Het poseren, het uniform en de locatie helpen Amand op een visuele manier bij het in kaart brengen van zijn oude leven, en bij het beginnen te begrijpen wat er in de oorlog met hem gebeurde. Zoals hij ook zijn angstdromen visueel beleeft.

Daanje hanteert een dwingende verteltrant. Haar ruim vijfhonderd bladzijden dikke verhaal bestaat maar uit één hoofdstuk, waarin af en toe een witregel te vinden is. Heel veel zinnen – lange, met veel bijzinnen - begint ze met ‘en’, een techniek die stilistisch natuurlijk not done is maar die het verhaal wel voortstuwt.

Net over de helft van het boek, wanneer je je afvraagt wat Daanje gezien het nog te lezen forse volume nog meer voor ons in petto heeft, gaan zaken draaien. Eerst een enkel detail, vervolgens wezenlijke zaken. Het wordt veroorzaakt door het heel langzaam optrekken van de sluier over Amand's geheugen. Iets daarover  loslaten zou onterecht zijn en je leesplezier vergallen. Maar wat ze doet zet veel van de aannames die je als lezer tot dan toe had op losse schroeven. Dit geldt trouwens ook voor Julienne en Amand zelf. De manier waarop Daanje dit realiseert is ronduit indrukwekkend. Tot die draaiing dacht ik dat ik een goed boek aan het lezen was, toen ik enkele honderden bladzijden later het boek dicht sloeg wist ik dat ik een meesterwerk had gelezen. Een absolute aanrader.

De herinnerde soldaat van de vrij onbekende Groningse Anjet Daanje werd bij verschijning in november 2019 door de literaire kritiek gemist. Sneu voor Daanje. Pas de plaatsing op de longlist van de Libris Literatuur Prijs genereerde enige aandacht. Begin april verklaarde NRC Handelsblad het tot een grootse roman, in een paginagrote recensie met de opmerkelijke titel 'Bij verschijning werd deze roman niet opgemerkt. Nu zegt onze recensent: wat een verbluffend boek '. Wat zou er zijn gebeurd wanneer dergelijke recensies bij het verschijnen van het boek, maanden eerder, geschreven waren? De Libris Prijs?

Anjet Daanje
De herinnerde soldaat
538 blz
Uitgeverij Passage

zondag 21 juni 2020

Schrijven over je moeder

Schrijven over je moeder, het is voor menig auteur naast een uitdaging ook een ‘heilig moeten’. Dat lijken de uitspraken in interviews met de schrijvers die eraan begonnen in ieder geval te bevestigen. De uitdaging zit hem in de nabijheid van je moeder, met weinig anderen bestaat in de meeste gevallen zo’n nauwe band. Wat betekent dat schrijven over je moeder ook schrijven over jezelf is. En dat je daarin eerlijk moet willen en durven zijn. Voor Tommy Wieringa is dat niet anders dan voor veel van zijn collega’s.

Toen Wieringa twaalf jaar oud was, scheidden zijn ouders. Hij ging bij zijn vader wonen, het contact met zijn moeder was vanaf moment spaarzaam. Zij had op de scheiding aangestuurd omdat zij een avontuurlijker leven wenste te leiden dat haar huwelijk haar kon bieden. In de ogen van haar zoon was zij dan ook degene geweest die zijn vertrouwde wereld overhoop had gegooid. Maar ook Wieringa zou er als volwassene voor kiezen zijn leven in te richten zoals hij dat zelf wilde. Moeder en zoon begrepen elkaar op dat punt, iets wat hun relatie ten goede kwam.

Ruzie was er vaak, soms over onbenullige zaken. Het laatst over de in de ogen van Wieringa onverantwoorde houding van zijn moeder met betrekking tot de bij haar vastgestelde borstkanker en de manier waarop ze daarvoor genezing zocht. Of eigenlijk niet zocht, want in natuurgenezers gelooft haar zoon niet. Dat meningsverschil is de apotheose van een leven lang verknocht zijn aan elkaar zonder ooit de ander heel nabij te laten komen. Het komt me voor alsof Wieringa pas vanaf een afstand, in deze na haar dood opgeschreven herinneringen, probeert tot haar wezen door te dringen. Dat lukt in zekere zin, en dan vooral omdat hij voor dit verhaal een mooie toon heeft gevonden. Door hemzelf voorgelezen wordt dit effect versterkt. In stilistisch opzicht is dit een geslaagd in memoriam. Maar de tientallen herinneringen aan gebeurtenissen en situaties vertonen weinig samenhang, blijven een beetje als los zand. Dat is jammer.

Tommy Wieringa
Dit is mijn moeder
Luisterboek, voorgelezen door de auteur
2 uur en 27 minuten
Storytel

vrijdag 19 juni 2020

Lopen tot je erbij neervalt

Hardlopen is levensgevaarlijk. Zeker wanneer je een man van ruim zestig bent, je nooit eerder aan sport hebt gedaan en dan maar direct als doel het uitlopen van een marathon benoemt. Dat is een enkele reis hartaanval. Dit is de eerste reactie van Serenata Terpsichore wanneer haar echtgenoot Remington aan het ontbijt meedeelt dat hij gaat trainen voor de marathon. Maar ondanks haar voorzichtige tegenstand en  haar bezorgde opmerkingen over het onbesuisde tempo waarin hij zijn lichaam wil klaarstomen voor zijn heldendaad zet hij door. Hij meldt zich aan bij een hardloopclubje in hun woonplaats Hudson, upstate New York, schaft de juiste kleding en schoenen aan – in foute kleuren - en gáát ervoor. Kort ervoor heeft hij door een arbeidsconflict zijn baan verloren, dus hij heeft alle tijd.

Serenata ziet dat hij te hard van stapel loopt. Zelf heeft zij haar hele leven veel gefietst en gelopen, en werkte ze vrijwel dagelijks een trainingsprogramma af. Ze heeft een ijzeren conditie. Een zorgvuldige trainingsopbouw is voor haar heilig. Maar Remington vertrouwt op de trainingsapp voor de marathon die hij heeft ingesteld op zijn sporthorloge en denkt daar verder niet bij na.

Voor Serenata is het zuur dat de bevlieging van haar echtgenoot samenvalt met de diagnose van haar dokter dat zij versleten knieën heeft. Ze is daarmee veroordeelt tot de zijlijn, tot de rol van toeschouwer, terwijl zij wacht op nieuwe knieën. Wanneer Remington een personal trainer inhuurt die hem naar zijn volgende uitdaging moet brengen, de ontzagwekkende  triathlon MettleMan, komt daar nog het gevoel bij dat zij voor hem als partner en vrouw geen enkele waarde meer vertegenwoordigt. De trainer is nu zijn alles, zijn goeroe. Ze is op een sexy manier beeldschoon en heet Bambi.

Lionel Shriver neemt graag maatschappelijke verschijnselen als onderwerp voor haar romans. Dat was het geval bij Big Brother, dat over obesitas ging, of So Much for That, waarin het falende systeem van ziektekostenverzekeringen in de VS centraal staat. En natuurlijk haar bekendste boek, We Need to Talk About Kevin, waarin een moeder wordt gevolgd wier zoontje op zijn school in het rond is gaan schieten. Ze benadert die onderwerpen en hun ‘slachtoffers’ met een verfrissende mengeling van begrip en relativering. Ook hier is dat het geval. Sporten en een gezond lichaam hebben is in de westerse wereld verheven tot een ware cultus waarachter een industrie en daarmee groot geld schuil gaat. In de communicatie van die industrie naar de klanten is weinig plaats voor gezond verstand, maar speelt het visuele, het uiterlijk, de emotie de hoofdrol. Zo ook bij Remington en de buddies van zijn loopclubje. Bijna niemand van hen heeft een gezond lichaam als hoofddoel. Ze staren zich daarentegen blind op de prestatie waarnaar ze toewerken, in de verwachting dat dat wapenfeit hen in de ogen van hun omgeving een held zal maken. Die analyse - van Serenata - vindt bij hen vanzelfsprekend geen weerklank, ook omdat Bambi hen ten strengste afraadt over dergelijke aspecten na te denken omdat dat de prestaties ongetwijfeld nadelig zal beïnvloeden.

De MettleMan zal de sterken van de losers scheiden. En zal voor Remington en Serenata een kantelmoment blijken. Een mooi gevonden slot aan een onderhoudende, scherpe en bij vlagen geestige roman.

Lionel Shriver
The Motion of the Body Through Space
338 blz
The Borough Press

[Nederlandse editie: De weg van de meeste weerstand]



zondag 14 juni 2020

Een politieke parabel

Wanneer in een Hongaarse provinciestad het verhaal de ronde doet dat de oude baron Béla Wenckheim vanuit Argentinië op weg is naar de stad van zijn jeugd, raken het stadsbestuur, de media en veel inwoners in een roes. Al snel is iedereen ervan overtuigd dat de baron onmetelijk rijk is, en hij die rijkdom zonder twijfel zal willen delen met de plaats waaraan hij zijn hele leven verknocht is gebleven. De burgemeester, de politiecommissaris, de directeur van het gymnasium en nog een handvol andere notabelen organiseren een grootse ontvangt op het treinstation. Het oude familiekasteel, waarin nu het gemeentelijke weeshuis is gevestigd, wordt ogenblikkelijk ontruimd en schoongemaakt. En de lijstjes met ‘goede doelen’ plus de bijhorende begrotingen worden opgemaakt. En dat zijn er veel, want de stad is door jarenlang slecht bestuur, vriendjespolitiek en grepen uit de gemeentekas verloederd.

De persoon die op het station uit de trein stapt is een fragiele oude man, geestelijk niet helemaal alert – voortdurend in zijn gedachten verzonken is de goede omschrijving -  die na het vergokken van zijn vermogen door zijn familie Argentinië uit is gesmokkeld voordat justitie hem kon inrekenen. In Wenen hebben ze hem in het nieuw gestoken, hem een paar honderd euro in handen gestopt en hem op de trein naar zijn geboorteplaats gezet, waarbij hij heeft beloofd hen nooit meer onder ogen te komen. Die man is, wanneer hij de trein verlaat, volkomen overdonderd door de enorme mensenmassa die hem opwacht. De speeches dringen nauwelijks tot hem door, evenals de liederen uit ‘Don’t cry for me Argentina’ die het lokale operakoor ten gehore brengt. Het welkomstdiner verlaat hij voortijdig en pas in het familiekasteel waar hij wordt afgeleverd, een lege huls waar de lokale timmerman nog bezig is een bed voor hem in elkaar te zetten, komt hij een beetje tot zichzelf. Herinnert hij zich weer dat de reden voor zijn bezoek was dat hij zijn jeugdliefde Marika wilde opzoeken.

László Krasznahorkai weet dit tragikomische gegeven tot in alle uithoeken van de mogelijkheden uit te melken. Maar in wezen is deze verhaallijn niets anders dan een kapstok voor zijn eigenlijke betoog: hoe, in een samenleving waar de bestuurders alle macht naar zich hebben toegetrokken en hun invloed en de media gebruiken om de publieke opinie te bewerken en hun eigen falen te verhullen, de waarheid nooit de waarheid is en beïnvloeding van de massa aan de orde van de dag is. Waar de commissaris van politie, de échte baas, de plaatselijke motorbende Lokale Krachten gebruikt om tegenstanders af te ranselen. Je kan je niet aan de indruk onttrekken dat hij, in de vorm van een professioneel verhulde parabel, schrijft over de huidige situatie in zijn eigen land, Hongarije.

Wanneer het zelfs de weinig slimme burgemeester na enige tijd gaat dagen dat de baron niet de kip met de gouden eieren is, en hij zich na een ongelukkig ongeval waarbij de baron om het leven komt realiseert dat de door hem en zijn collega’s publiekelijk opgeklopte verwachtingen niet zullen worden vervuld, begint hij aan een cover-up. Een regelrechte geschiedvervalsing, waarbij alle betrokkenen, met inbegrip van de lokale journalisten, opnamen, redevoeringen en andere bewijsstukken moeten vernietigen. Het is niet gebeurd, wordt het officiële standpunt. Maar de komst en de dood van de baron hebben iets ongrijpbaars in gang gezet, waaraan de gehele stad uiteindelijk ten onder zal gaan.

Krasznahorkai schetst in deze roman een maatschappij waarin menselijke waarden ondergeschikt zijn geraakt aan die van de machthebbers. Hij doet dat briljant, als een dirigent op wiens aanwijzingen het orkest alles uit een complex muziekstuk weet te halen. Zo begint hij zijn roman ook, met een bladzijden lange ‘peptalk’ waarin hij zijn musici opzweept alles te geven wat ze hebben. Je realiseert je als lezer dat het verhaal dat volgt niet de kale realiteit is, maar de interpretatie daarvan door de dirigent, in dit geval de schrijver.

De lange hoofdstukken kennen geen witregels. Vaak verspringt bij het begin van een nieuwe alinea ook het vertelperspectief. Het duurt even voordat  je daaraan gewend bent, wat ook geldt voor de snelheid waarmee je de nieuwe verteller herkent. Maar eenmaal ingelezen is het effect van deze techniek dat je op den duur leest als in een trance, zonder onderbreking. Letterlijk meeslepend.

László Krasznahorkai
Baron Wenckheim keert terug
Vertaald uit het Hongaars door Mari Alföldy
496 blz
Wereldbibliotheek

zondag 7 juni 2020

Een vergeten vogelaar

Zachtzinnig gingen ze niet te werk, Francis Willughby en zijn vriend John Ray, in hun zucht naar wetenschappelijke kennis over vogels. In De fantastische meneer Willughby . De eerste echte ornitholoog beschrijft Tim Birkhead hoe ze gewoonlijk aan een specimen kwamen en dat onderzochten. De scène speelt zich af op het landgoed van Willughby, Middleton Hall. Een jonge boerenknecht heeft hen geattendeerd op een bijzondere vogel die nestelt bovenin in een enorme eik. De drie mannen lopen er naar toe en nemen positie in aan de voet van de boom, jachtgeweer in de aanslag. Als na twintig minuten een grote vogel terugkeert naar het nest, schiet Francis die uit de lucht. De gewonde vogel stort ter aarde en probeert te vluchten, maar de knecht is sneller en draait hem de nek om. Vervolgens klimt deze naar het nest en gooit de twee kuikens naar beneden, die Francis op zijn beurt de nek omdraait.  Thuis gekomen wordt het uiterlijk van de vogels nauwkeurig beschreven, waarna Francis ze open snijdt om de ingewanden te bekijken. Dit alles volgens een systematisch patroon.

We schrijven omstreeks 1667, de beginjaren van het wetenschappelijk bestuderen van vogels. Tegenwoordig volgen vogelkenners minder bloedige procedures, waarbij ook het instandhouden van soorten een rol speelt.  Bovendien beschikken ze voor het observeren over hoogwaardige verrekijkers en fotocamera’s. Willughby en Ray werkten ruim 350 jaar geleden volgens het principe ‘What’s shot is history, what’s missed is mystery’.

In de zeventiende eeuw werd de basis gelegd voor de moderne wetenschap. De bestaande kennis op veel vakgebieden, vaak nog overgeleverd door de antieke filosofen, ging op de helling. Het besef groeide dat de natuur in al haar verschijningsvormen uitsluitend door observatie en experiment kon worden begrepen en beschreven. Het waren wetenschappers als Galileo Galilei, Anthonie van Leeuwenhoek, Christiaan Huygens en Isaac Newton die door systematisch onderzoek tot nieuwe inzichten kwamen. Willughby en Ray horen op hun eigen vakgebied ook in zo’n rijtje.

Willughby overleed in 1672 op 36-jarige leeftijd. John Ray, die acht jaar ouder was dan zijn vriend, overleefde hem ruim drie decennia. Hij nam de taak op zich Willughby’s manuscripten te redigeren en uit te geven. Zo verschenen tussen 1676 en 1710 drie rijk geïllustreerde standaardwerken over respectievelijk vogels, vissen en insekten: The Ornithology of Francis Willughby (1676), Historia Piscium (1686) en Historia Insectorum (1710). Vooral het eerste boek zou een klassieker worden

Afgezien van zijn nagelaten manuscripten en wat persoonlijke documenten is Willughby een wat schimmige figuur. Zo zijn de reisjournalen die hij nauwgezet moet hebben bijgehouden verdwenen, wat ook voor andere egodocumenten geldt. Mede daardoor wordt hij qua bekendheid overschaduwd door Ray, die door het bezorgen van de werken van zijn vriend én door zijn eigen loopbaan en prestaties vaak voor het genie van het koppel wordt aangezien. Birkhead beschouwde het als zijn opdracht in deze biografie dat scheve beeld bij te stellen. Ondanks het gebrek aan informatie slaagt hij daar zeer behoorlijk in. En wordt je niet overtuigd door zijn argumenten, dan wellicht door zijn niet aflatende enthousiasme voor zijn onderwerp.

Is het leuk om te lezen over het bestuderen van vogels, vissen en insecten in de zeventiende eeuw? Ja, bij Birkhead zeker. Hij beschrijft bovendien uitvoerig en beeldend de context, zoals het studeren in Cambridge, het reizen door Europa, het functioneren van de recent opgerichte Royal Society en het uitgeven van wetenschappelijke verhandelingen. Blijft Willughby hier en daar een mysterie, een gedetailleerd beeld van zijn wereld doe je wel op in dit ontzettend aardige boek.

Tim Birkhead
De fantastische meneer Willughby. De eerste echte ornitholoog
Vertaald uit het Engels door Auke van den Berg, Olaf Brenninkmeijer en Rob Kuitenbrouwer
365 blz
Atlas Contact

maandag 1 juni 2020

Leed verkoopt

Vincent Pek is een jonge schrijver wiens literaire productie na twee romans stokt. Hij vindt het moeilijk precies te bepalen waar dat aan ligt, maar dat het hem gewoonweg ontbreekt aan inspiratie is wel duidelijk. Hij is daarom maar op een andere manier met taal aan de slag gegaan, schrijft als copywriter wervende teksten voor bedrijven. Omdat zijn uitgever hem af en toe vraagt of er nog iets nieuws in aantocht is, begint hij aan een bundeltje korte verhalen in de hoop dat dit kortebaanwerk hem wel lukt. Wanneer hij, niet geheel ontevreden, het manuscript inlevert blijkt zijn uitgever maar over één verhaal enthousiast te zijn. Dat is een verhaal over een denkbeeldige auteur, Gregor, die wordt geplaagd door een chronische darmziekte, de ziekte van Crohn. Dat verhaal maakt indruk, sleept je mee. Dat heeft genoeg gewicht voor een hele roman. Hij zegt Vincent toe zo’n roman ongezien uit te geven.

Welke keuze heeft Vincent dan nog? Dat realiseert hij zich al tijdens het gesprek op het kantoor van de uitgeverij, waar de wanden vol hangen met posters van BN’ers die er hun autobiografieën hebben uitgegeven. Ondanks zijn twijfel zegt hij toe. Die twijfel komt voort uit het feit dat hijzelf lijdt aan de ziekte van Crohn, het zal dus een heel persoonlijk boek worden. Zijn grootste angst is zichzelf teveel bloot te geven, en zich daarmee kwetsbaar op te stellen. Want ofschoon Gregor de hoofdpersoon zal zijn, gaat de slimme lezer natuurlijk de link met Vincent zelf leggen. Dat voorkomen zal lastig zijn, zeker omdat het voor zijn uitgever – ‘voor zo’n persoonlijk werk is echt een markt’ – de kern van het marketingplan zal zijn.

Na deze opzet weet je wat je kunt verwachten: de hele santenkraam waarvan het literaire bedrijf zich bedient om literatuur in de markt te zetten, van het gesprek met de medewerkster marketing van de uitgeverij die vanuit de principes ‘leed verkoopt’ en ‘van dik hout zaagt men planken’ een plan opstelt tot en met de uitnodiging van de late-night talkshow. En die santenkraam krijg je dan ook. Dit klinkt misschien vrij negatief, maar Thomas Heerma van Voss heeft dat proces in Condities heel verrassend vorm gegeven. Voor een lezer die geniet van een doordachte structuur onder een roman, en ik ben zo’n lezer, is er veel te genieten.

Darmproblemen kiezen als onderwerp voor een roman is gedurfd, beschrijven hoe je hoofdpersoon de druk op de buik voelt  toenemen en wat er vervolgens op het nog juist op tijd bereikte toilet gebeurt op zijn minst een uitdaging. Het hele bestaan van de fictieve Gregor staat in het teken van zijn ziekte, wat natuurlijk ook geldt voor de eveneens fictieve Vincent. Alleen Heerma van Voss, de schepper van zijn beide alter ego’s, lijdt er écht aan. Een driemaal gespiegelde werkelijkheid, tot in de kleinste details zeer onderhoudend uitgewerkt.

Thomas Heerma van Voss
Condities
Luisterboek, voorgelezen door Frank Rigter
14 uur en 16 minuten
Das Mag / Storytel