dinsdag 27 november 2018

Het DNA van muziek

We zijn in staat ruimtevaartuigen naar de verst afgelegen planeten te sturen, met telescopen nog veel vérder het heelal in te kijken en met een joystick vanuit Houston een wagentje op Mars ingewikkelde bewegingen te laten uitvoeren. En dat vinden wij allemaal fantastisch. We zijn ook steeds beter in staat om heel dichtbij, en op microscopisch niveau, technische prestaties te leveren. Zolang dat gaat om ingewikkelde operaties, of om nóg fijner afgestemde behandelingen tegen ziekten, juichen we dat toe. Maar zodra het gaat om doorbraken op het gebied van ons DNA, toch de meest wezenlijke bouwsteen van het leven op aarde, worden we voorzichtig. Dat is enerzijds jammer, want op dat gebied zijn wellicht wezenlijke vorderingen te realiseren. Maar het is ook begrijpelijk, want de kans op manipulatie door kwaadwillenden is niet denkbeeldig.

Peter Els, de hoofdpersoon van Richard Powers’ roman Orfeo, ondervindt aan den lijve wat er gebeurt wanneer je daar zomaar mee aan de slag gaat. Op een avond belt hij 112 omdat zijn hond overleden is. De politieagenten die de oproep beantwoorden en binnenkomen, zien door de open deur van zijn studeerkamer een heus laboratorium. Els kan niet heel duidelijk uitleggen wat hij daarmee doet, mompelt iets over bacteriën. Dat had hij beter niet kunnen doen, want de volgende ochtend staan er mannen van Homeland Security op de stoep. Die ontdekken dat hij sleutelt aan de structuur van DNA.  Voor Els is vanaf dat moment de ellende niet te overzien. Na 9/11 neemt de overheid geen enkel risico meer waar het gaat om terrorisme van welke soort dan ook. De mannen kondigen aan terug te komen met deskundigen om het laboratorium te ontmantelen. Els besluit de benen te nemen.

Els heeft met zijn proeven geen kwade bedoelingen. Integendeel, hij wil DNA inzetten om kunst te maken. Muziek, in dit geval. Els is opgeleid als chemicus, maar zijn hart ligt bij het componeren van muziek. Daarom heeft hij al vroeg in zijn loopbaan een switch gemaakt. Heel succesvol was hij echter niet als componist. Slechts enkele keren was hij in de gelegenheid om mee te werken aan een muziekproject dat onder een klein avant-garde publiek succes had, maar de bulk van zijn composities is nooit uitgevoerd. Nu hij gepensioneerd is – hij gaf les in compositie aan een College – heeft hij zich voorgenomen te proberen DNA zodanig aan te passen dat hij aan die nieuwe structuren volstrekt natuurlijke composities kan ontlenen. Experimenteel is hij altijd al geweest.

De rode draad door het verhaal is vanzelfsprekend de vlucht en de achtervolging door de autoriteiten. Maar het is Powers om meer te  doen. De route die Els kiest voert hem langs zijn ex-echtgenote, een producent van muziekspektakels met wie hij vroeger samenwerkte en zijn uiteindelijk zijn dochter. Hij laat op die manier de belangrijkste mensen en momenten in zijn leven de revue passeren, ook in de herinneringen die opkomen wanneer hij van staat naar staat rijdt. Het is een leven dat hij in volle overtuiging in dienst heeft gesteld van zijn talent, componeren. Maar de term ‘opgeofferd’ is misschien juister. In zekere zin heeft hij door zijn ambities te willen realiseren ook veel verloren laten gaan. Voor zichzelf en zijn directe omgeving. Voor Powers is de kern van zijn verhaal dan ook de vraag of de keuzes die Els heeft gemaakt – die wij allen zouden kunnen maken – de gevolgen daarvan  vergoelijken.

De roman is doortrokken van muziek. Vanaf het moment dat Els die als jonge jongen ontdekt staat ze centraal in zijn leven. Tientallen componisten en hun werken komen voorbij, van Monteverdi tot John Cage, door Powers gloedvol beschreven. Dat maakt nieuwsgierig, Spotify is dan een uitkomst. Ik heb hele hoofdstukken gelezen met de ‘passende’ muziek erbij. Powers slaagt er ook in om de belangrijkste personages mensen van vlees en bloed te laten zijn. De gesprekken tussen Els en zijn ex, en later met zijn dochter, ontroeren. Datzelfde geldt voor het slot, jammer dat er geen prijs bestaat – voor zover ik weet – voor indrukwekkende laatste pagina’s.

Door het hele boek staan losse zinnen in een kader, vetgedrukt, nooit meer dan drie regels maar meestal korter. Ze lijken commentaar te leveren op de lopende tekst, een toelichting daarop te zijn, maar hun precieze functie blijft onduidelijk. Pas tegen het einde, wanneer het net om Els zich langzaam sluit, heb je door wat ze zijn. Mooie vondst, heel cool.

Richard Powers
Orfeo
370 blz
Atlantic Books

[ Nederlandse editie: Orfeo ]

donderdag 22 november 2018

Op zoek naar het onbenoembare

De geschiedenis gaat steeds sneller. Dat lijkt een vreemde zin, maar in de beleving van mensen is dat zo. Ik bedoel ermee dat de ontwikkelingen in de maatschappij, of het nu op technisch of maatschappelijk gebied is, elkaar steeds sneller opvolgen en dat het voorbije daarom steeds sneller veroudert en langer geleden lijkt te zijn dan het daadwerkelijk is. Ik moest daar met enige regelmaat aan denken tijdens het lezen van De mensengenezer van de Vlaamse auteur Koen Peeters. Zijn roman vangt aan ergens in de jaren dertig en heeft een vervolg in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Maar de plekken waar het verhaal zich afspeelt zijn er niet meer in die vorm. Peeters: ‘Dit verhaal gaat over een wereld die allang vervlogen is: een boerenbestaan dat verdwenen is, een koloniaal verleden dat men nauwelijks nog kan vatten.’ De manier waarop hij die werelden vervolgens oproept, bevlogen en met liefde, maakt zijn verhaal tot een grootse roman.

De Westhoek in Vlaanderen is een leeg gebied. Dat is zelfs nu nog zo, als je er met de auto doorheen rijdt. Het vlakke land wordt beheerst door ver uit elkaar liggende boerderijen, hier en daar is het heel lichtjes heuvelachtig. De mist van de Westhoek is legendarisch. In het najaar, winter en vroege voorjaar kun je op de landweggetjes bij tijden geen hand voor ogen zien. Dat versterkt het gevoel van de bewoners dat ze in een wereld op zichzelf wonen.

Remi, de jongste zoon in een boerenfamilie, is een van de twee vertellers. Voor hem heeft de Westhoek iets magisch, wat niet alleen wordt veroorzaakt door het landschappelijke karakter van het gebied maar ook door de verhalen van zijn oom Marcel - ongetrouwd en knecht op de boerderij - over de ‘geest’ die in de streek rondwaart, een genius of daimon, en over een raadselachtige soldaat uit Belgisch Congo. Remi zuigt deze verhalen op, ze leven voor hem en worden een intrinsiek onderdeel van zijn beleving van zijn geboortestreek. Dat hij er niet voor zal kiezen zijn vader als boer op te volgen, maar in te treden in de Orde der Jezuïeten is voor zijn familie een nare verrassing maar betekent voor hem de start van iets moois. Hij geeft daarmee toe aan iets wat hij diep in zijn hart voelt.

De geschiedenis van Remi wordt door hemzelf verteld, op oudere leeftijd. Hij is dan een gepensioneerde professor in de antropologie aan de universiteit van Leuven. Hij doet zijn verhaal aan een student, de auteur, die zich tientallen jaren na zijn studie heeft voorgenomen om tóch nog zijn afstudeerscriptie te schrijven. Die heeft daarvoor een  Congolees onderwerp uitgekozen, de angstpsychose voor krokodillen bij een stam in de binnenlanden van Congo. Remi, die daar na zijn opleiding als missionaris lang heeft verbleven, is de deskundige begeleider die hij nodig heeft.

De roman is opgedeeld in twee keer veertig korte hoofstukken waarin Remi en de student elkaar afwisselen als verteller. Dat dubbele perspectief werkt zowel inhoudelijk als qua dynamiek uitstekend. Dat Peeters een heldere, vloeiende schrijfstijl hanteert draagt ook bij aan het leesplezier. Bij een bezoek aan een oorlogskerkhof in de Westhoek: ‘Witte slagroomwolken trokken schaduwen over de rijen van zerkjes. Wilde ganzen vlogen gakkend over. Soms was zo’n begraafplaats slechts een ommuurd gazonnetje met twintig graven erin. Daarnaast een zee van zwarte plastic tuinbouwtunnels, gedeukte landbouwmachines en rode kool.’ Of: ‘De boeren zagen elkaar maar één keer in de week en dan dronken ze snel en veel. Ze praatten te luid, maar dat was omdat ze al drie dagen geen woord hadden gezegd.’

In zijn beschrijving van Remi’s verblijf als missionaris in Congo, in de jaren voor het zelfstandig worden van de kolonie in 1958,  weet Peeters de denkwereld van de Congolezen én de kloof tussen hen en ons westerlingen mooi te duiden. Net als in de Westhoek is ook dat leven in de Congo zo’n inmiddels verdwenen wereld die door de auteur overtuigend wordt opgeroepen, de opmerking waarmee ik opende. Maar daarnaast is de roman ook een levensgeschiedenis, een die inzicht biedt in de dromen en ambities van een jongen en man die is gefascineerd door die zaken in het leven die wij al snel met de term ‘onbenoembaar’ aanduiden. Dat Peeters die soms complexe materie weet te verwoorden in een roman die leest als een trein toont zijn vakmanschap.       

Koen Peeters
De mensengenezer
320 blz
De Bezige Bij

zaterdag 17 november 2018

Onze man in Rusland

De eerste jaren die volgden op de ineenstorting van de USSR waren voor de voormalige communistische heilstaat van een onbeschrijflijke chaos. De nieuwe tsaar, Vladimir Poetin, was nog niet opgestaan en de ‘tussenpausen’ deden wat ze konden maar het ontbrak hen aan de macht om een echt beleid te voeren. Dus grepen slimme mannen hun kans en vergaarden in korte tijd een vermogen. Industrieën die onder de communisten staatseigendom waren geweest werden door hen voor een schijntje overgenomen. De nieuwe rijken oriënteerden zich op het vrije Westen, kochten er grond en landhuizen, stuurden hun kinderen er naar dure scholen en investeerden er hun geld. Rusland en de andere staten van de voormalige USSR werden leeggeplukt. De modale Rus werd geconfronteerd met werkeloosheid, armoede en een uitzichtloosheid die soms groter was dan voorheen. Slechts voor jongeren lagen er kansen.

Dit is de maatschappij die de achtergrond vormt voor Pieter Waterdrinkers roman Lenins balsem. De hoofdpersoon, Olaf Weber, is lichtjes gemodelleerd naar Waterdrinker zelf. Hij is een Nederlander die min of meer bij toeval in Rusland terecht is gekomen en daar groepen buitenlandse toeristen rondleidt. Want dat is in die jaren de enige industrie die opbloeit, nu het veel gemakkelijker is geworden het land te bezoeken. Ook Weber pakt waar mogelijk wat extraatjes mee. Want waarom zou je je reisgezelschap urenlang in de rij voor het mausoleum van Lenin laten wachten, als de bewakers bereid zijn ze voor een relatief klein bedragje in roebels direct naar binnen te loodsen? Je vraagt dan zelf aan je reizigers vanzelfsprekend een wat hoger bedrag, in dollars. Iedereen blij.

Webers handelwijze is slechts een minuscuul schakeltje in de van corruptie doortrokken maatschappij. Dat verandert wanneer hij in contact komt met een louche zakenman, Alexander Perelman. En betrokken raakt bij een plan om achter de samenstelling te komen van de vloeistof waarin het gebalsemde lichaam van Lenin al sinds 1924 regelmatig wordt ondergedompeld. De artsen die dat werk verrichten, hebben ze opgemerkt, zijn wat oudere mannen die opmerkelijk jonge en zachte handen hebben. De handen waarmee ze Lenin van tijd tot tijd in zijn badje laten zakken. Zou die balsem hen, op de markt gebracht als antirimpelcrème, niet schatrijk kunnen maken?

Met de jacht op de formule, een staatsgeheim dat slechts bij enkele wetenschappers bekend is, begint een dolle en uiterst vermakelijke tocht door Rusland. Dat de zoektocht voor Waterdrinker vooral een vehikel is om ons het Rusland van het begin van de jaren negentig te schetsen mag de pret niet drukken. Dat Waterdrinker het gebalsemde lichaam van Lenin benut als hart van zijn vertelling, het lichaam dat door de communisten altijd is vereerd als een van de oersymbolen van de USSR maar dat in fysiek opzicht en na 1990 ook in figuurlijk opzicht een lege huls is geworden, is pure bravoure. Dat Weber in het verhaal en passant ook de beeldschone Masja ontmoet, en dat ze elkaar aan het eind krijgen, heeft iets té zoets maar accepteer je. Voeg daarbij het verhaal over Webers tante Felicia, die vanuit Parijs naar Rusland afreist en een gruwelijk oorlogsverleden blijkt te hebben, naast de vele andere personages, ontmoetingen en soms verbijsterende, dan weer komische situaties - die met Lenin in de badkuip is onbetaalbaar - en je realiseert je dat je met Lenins balsem een boek aan het lezen bent waarvan het enthousiasme en het schrijfplezier afspatten, dat is geschreven vanuit een grote verbondenheid met het huidige Rusland en dat als ondertoon een serieuze boodschap heeft. Een boodschap die onze man in Rusland sprankelend heeft verpakt. Wat wil je als lezer nog meer?

Pieter Waterdrinker
Lenins balsem
400 blz
Nijgh & Van Ditmar

zondag 11 november 2018

Open all hours

In Japan is de convenience store een begrip. Een gemiddelde stadswijk heeft er al gauw tientallen. Ze zijn 24 uur per dag geopend en verkopen zo ongeveer alles wat je voor je dagelijkse leven nodig hebt. Sfeervol zijn ze allerminst, in de meeste hangt het plafond vol met witter-dan-witte neonbuizen, waardoor je ze bij avond al van ver kunt spotten. Op vakantie in Japan is het nooit langer dan een paar minuten lopen van je hotel naar de dichtstbijzijnde, wat handig is want na een dag stappen ben je wel toe aan een snack of glaasje sake. Het meest opmerkelijke aspect van deze winkels is voor mij het personeel, en hoe dat jou tegemoet treedt. Bij binnenkomst roepen de kassamedewerkers in koor ‘Irasshaimasé’! Met een lange uithaal van de laatste lettergreep, waardoor het klinkt als ‘Irasshaimaséeeeeeee’. Heel zangerig, best aardig zo’n welkom denk je dan. Maar als je er vijf minuten over doet om je keuze te maken en af te rekenen, en je hoort die begroeting – zeker wanneer het wat drukker is –  vrijwel continu, dan ervaar je bij het verlaten van de winkel de gewone stadsgeluiden als een weldadige rust.

Sayaka Murata (1979) is een bij ons onbekende Japanse auteur. Zij publiceerde een tiental romans en won meerdere prijzen. Naast haar schrijverschap werkt ze al jaren parttime in een convenience store. Met de korte roman Convenience Store Woman, haar eerste die in het Engels is vertaald, schetst ze ons die wereld zoals voor mijn gevoel alleen een insider dat kan. Murata’s verhaal reikt dieper dan de uiterlijk verschijning van zo’n winkel zoals ik die hierboven schetste, ze legt de filosofie achter het verschijnsel bloot.

Keiko is een vrouw van 36. Op haar achttiende, ze is net begonnen aan een universitaire studie, stuit ze op een zondagmiddag in een kantorendistrict in Tokio op een binnenkort te openen buurtsuper. Een convenience store dus. Vlakbij een metrostation waarnaar het is genoemd, de Hiiromachi Station Smile Mart. Op de ruit hangt een kaartje waarin wordt gevraagd om personeel. Keiko’s toelage van thuis is bescheiden, ze kan wel wat extra geld gebruiken en solliciteert. Na een grondige training, die er vooral op is gericht de klant dienstbaar te benaderen, gaat ze aan het werk. Al op de openingsdag realiseert ze zich dat ze haar bestemming heeft gevonden: ‘At that moment, for the first time ever, I felt I’d become a part in the machine of society. I’ve been reborn, I thought. That day, I actually became a normal cog in society.’ Een constatering die begrijpelijk wordt wanneer je weet dat Keiko door haar omgeving altijd is beschouwd als een wat zonderling meisje, dat zich gedroeg alsof ze geen benul had van ‘normale’ menselijke relaties.

Achttien jaar later werkt Keiko nog steeds in diezelfde convenience store. Tot haar eigen volle tevredenheid. Ze richt haar leven er helemaal op in, draait extra diensten als haar collega’s een zondag vrij willen hebben en gaat steevast vroeg naar bed om de volgende dag fris op haar werk te verschijnen. Ze koopt zelfs al haar maaltijden in de winkel. Het rafelrandje dat haar stoort is dat haar familie en kennissen haar loopbaan – of eigenlijk, het ontbreken daarvan – bekritiseren. Evenals het feit dat ze nog steeds niet tegen een echtgenoot is aangelopen. Als dan in de winkel een nieuwe collega verschijnt, de jongeman Shiraha, die evenals Keiko een wat onaangepast karakter heeft, neemt ze een gedurfd besluit.

Verpakt in een overzichtelijk verhaaltje legt Murata hier de vinger precies op de zere plek van enkele kwesties in de Japanse maatschappij. Het individu dat moeite heeft zich te voegen naar de groep is in het traditioneel op groepsgedrag ingestelde Japan al heel lang een thema. Zo ook de positie van de niet meer zo jonge, ongetrouwde vrouw. Conservatieve Japanse mannen noemen vrouwen die op hun 25ste nog geen partner hebben niet voor niets ‘Christmas girls’.

Wat bij mij vooral blijft hangen van deze roman is de eenzaamheid van Keiko. Tussen de regels door proef je soms dat ze zich dat realiseert. De laatste scène van de roman is onbetaalbaar. Daar maakt Keiko een levensbepalende keuze, en dat doet ze op een ontroerende wijze. Daar laat ze zien dat ze inderdaad de belichaming is van de convenience store woman.

Sayaka Murata
Convenience Store Woman
Vertaald uit het Japans naar het Engels door Ginny Tapley Takemori
164 blz
Portobello Books  

donderdag 8 november 2018

Oude en nieuwe goden

Goden horen op de Olympus. Of, wanneer dat niet mogelijk is, in een oeroude wereld van mythen en sagen. Of desnoods, maar lager mogen ze écht niet afdalen, in een religie. Goden zijn er sinds mensenheugenis, misschien nog wel eerder. In onze beleving zijn ze er in ieder geval altijd al geweest, hebben onze vroegste voorouders ze al aanbeden of vervloekt. Wij associëren goden dan ook met oude culturen. Wij associëren goden níet met de Verenigde Staten van Amerika, een maatschappij die in onze beleving heel jong is en die tot stand is gekomen door immigratie. Als je de oorspronkelijke bewoners even wegdenkt – wat in de praktijk ook het geval is geweest – hou je een samenleving over die is geworteld in het recente verleden. Goden komen daarin dan ook niet voor.

Neil Gaiman gaat in zijn roman American Gods (2001) uit van de aanname dat in de Verenigde Staten wél goden voorkomen. Die zijn meegekomen met de talloze immigranten die van over de hele wereld naar de VS zijn getrokken. Ze hebben vaak een menselijke gedaante aangenomen, waardoor je ze niet als zodanig herkent. Ofschoon ieder van hen de waarden van zijn of haar eigen cultuur koestert en ook verspreidt, zijn het voornamelijk ‘slapende’ goden. Hun aanhang slinkt, omdat steeds meer Amerikanen hun eigen cultuur minder waarderen dan de verworvenheden van hun nieuwe land. Ze laten zich verleiden nieuwe goden te volgen, of liever gezegd afgoden: het streven naar rijkdom en bezit, naar – inhoudsloos – vermaak door de media, naar invloed en macht. De oude waarden leggen het langzaam maar zeker af tegen de oppervlakkigheid en vluchtigheid. Die nieuwe goden besluiten dan ook, daarin gesterkt door hun succes, de oude goden voor eens en altijd te vernietigen. In een heuse veldslag.

Dit fascinerende gegeven heeft in American Gods een sprankelende uitwerking gekregen. Gaiman overdondert je met zijn verhaal, met zijn beelden en ideeën. Zijn afkomst als schrijver van comics en fantasy verloochent hij niet. De kern van zijn vertelling bestaat uit een tocht dwars door de Verenigde Staten die wordt gemaakt door Shadow, een man van begin dertig.  Op de dag dat Shadow na een gevangenisstraf van drie jaar vrijkomt, komt zijn vrouw Laura om bij een auto-ongeluk. Op weg naar huis ontmoet hij Wednesday, een oudere man die hem inhuurt voor ‘speciale klussen’. Die blijken te bestaan uit het assisteren en beschermen van Wednesday bij zijn grote project, het ronselen van de oude goden voor de strijd tegen de nieuwe goden. Wednesday is zelf namelijk zo’n oude god, die verschillende gedaanten kan aannemen.

Iedere verdere toelichting zou alleen maar spoilers opleveren, dus daar zie ik van af. American Gods is een roman, of eigenlijk een allegorie, die je moet ondergaan, waardoor je je moet laten verrassen. Wat in het begin misschien lijkt op niets meer dan een onafzienbare reeks spetterende scènes, afgewisseld met wat momenten van verstilling en inkeer, blijkt gaandeweg voor Shadow ook een persoonlijke louteringstocht te zijn. Dat geeft het verhaal diepgang. Vanzelfsprekend is de roman ook een subtiel verwoordde kritiek op de uitwassen van de Amerikaanse samenleving. Dat was bij verschijnen in 2001 het geval, en dat is ook vandaag de dag nog zo.

En de oude goden, overleven die het? Dat moet je zelf ontdekken, maar de veldslag tussen de oude en nieuwe goden is door Gaiman onvergetelijk weergegeven. Die strijd speelt zich trouwens – hoe kan het anders - af op een berg.

Neil Gaiman
American Gods
592 blz
HarperTorch

[Nederlandse editie: Amerikaanse goden]