Een huis of appartement in het historische hart van Den Haag is voor de meesten van ons niet weggelegd. Te duur. En wanneer je ook nog een mooi uitzicht op je verlanglijstje hebt staan, kun je het helemaal vergeten. Onbetaalbaar. De achttiende-eeuwse courantier en schilder Jacob Campo Weyerman moet zich dan ook de koning te rijk hebben gevoeld toen hij eind 1738 een kamer betrok met bijgaand uitzicht op de Hofvijver, het Binnenhof en het Mauritshuis zou je denken. Maar nee, niets was minder waar. Die kamer bevond zich namelijk in de Gevangenpoort, en Weyerman werd daar ondergebracht omdat hij werd verdacht van meerdere misdrijven. Een half jaar later, na eindeloze verhoren, besloot de rechtbank hem ‘te confineren voor altoos’. Levenslang dus. Uit te zitten in diezelfde Gevangenpoort. Op eigen kosten.
Jacob Campo Weyerman (1677-1747) was onbetwist een van de meest kleurrijke figuren van zijn tijd. Hij kende een jeugd als zoon van een militair in het leger van prins Willem III en een moeder die als een soort marketenster de plaatsen in Brabant volgde waar haar man was gelegerd. Zijn eigen militaire loopbaan was kort, en weinig succesvol. Een leertijd bij een kunstschilder bracht zijn artistieke talent voor het schilderen van bloemstillevens aan het licht en opdrachten volgden, maar met vrijwel al zijn opdrachtgevers kreeg hij ruzie. De constante in zijn optreden lijkt te zijn dat hij maar moeilijk iemand boven zich kon dulden. Als kunsthandelaar maakte hij vervolgens een paar grote klappers, maar overtrad de grenzen van het metier en moest de benen nemen. Rondreizend, nu eens hier en dan weer daar wonend, rondhangend in de indertijd populaire koffiehuizen, las hij vaak de lokale krantjes die daar lagen. En zo ontstond het idee: zo’n krantje, dat kon hij veel beter! Actueler, smeuïger, meer de lezer aan zich bindend. En in 1720 begon hij met De Rotterdamsche Hermes.
Een lokale krant, een keer per week verschijnend, in het begin vier pagina’s folioformaat, later acht. Lokale nieuwtjes kon je er in vinden, maar de Rotterdamse lezers lazen ook graag nieuws uit andere steden en over landelijke onderwerpen. En, iets wat je misschien niet direct verwacht, opiniestukken over maatschappelijke kwesties. Weyermans balanceerde bij het schrijven van die laatstgenoemde artikelen heel subtiel op het verwachtingspatroon van zijn vaste lezers, dit waren immers de stukken waarover de heren in de koffiehuizen met elkaar in discussie zouden gaan. Gaandeweg verfijnde Weyerman hierin zijn techniek. Ook gaandeweg trad hijzelf meer op de voorgrond. Want als hij íets had, was het wel een mening.
De naam Weyerman werd een begrip. Steeds na twee jaargangen hief hij zijn krant op en begon een nieuwe, niet nadat de oude door zijn drukker en uitgever in een mooie gebonden editie was aangeboden. Ze bestaan dus allemaal nog. Steeds 104 afleveringen van acht bladzijden. Na
De Rotterdamsche Hermes volgden bladen als
Den Amsterdamschen Hermes, op haar beurt opgevolgd door
De Ontleeder der Gebreeken,
Echo des Weereldts,
De Doorzichtige Heremyt en
Den Vrolyke Kourantier. Steeds met een iets andere insteek, maar zorgvuldig de trouwe lezer aan zich bindend.
Hoe lang kun je doorgaan met zoiets? Wanneer raken je lezers verzadigd? Of jijzelf? Na ruim tien jaar, omstreeks 1730, bespeurde Weyerman bij zichzelf uitputtingsverschijnselen. Daarbij raakten zijn bronnen langzaamaan opgedroogd, over zowat alles had hij al eens of meermaals geschreven. Al enkele jaren nam hij veel over uit vooral Engelse kranten en boeken. Bijna niemand in Holland las Engels, dus dat was redelijk veilig en bovendien een min of meer geaccepteerde praktijk. Maar zelfs daarvoor ontbrak hem steeds vaker de energie. Zijn inkomsten liepen terug.
Weyerman was inmiddels bedreven in het journalistieke lospeuteren van informatie. Of anders in het logisch deduceren van informatie uit meerdere bronnen tot één gegeven. Met andere woorden: hij wist heel veel over de personen over wie hij schreef, die hij met zijn pen op de korrel nam. Kennis die hen chantabel maakte. Toen Weyerman eenmaal die grens was gepasseerd, met regelmaat zijn slachtoffers confronteerde met negatieve artikelen waarvan ze de verschijning konden afkopen, ging het vrij snel richting afgrond. Toen bleek ook dat hij in de jaren ervoor door zijn artikelen – die regelmatig onnodig kwetsend waren geweest – iets te veel vijanden had gemaakt. Een beschuldigend artikel over Holland´s nationale trots, de VOC, een stuk dat hij in opdracht schreef, als een huurmoordenaar met de pen, deed hem uiteindelijk de das om.
Die cel in de Gevangenpoort was niet eens oncomfortabel. Hij had een bed, een haard, kreeg dagelijks water en brood en kon bij de cipier wat extra´s kopen wanneer hij geld had. Dat moest hij dan wel zelf verdienen, want zijn vrouw en kinderen leefden inmiddels van de armenzorg. Dus schreef hij, stelde een bloemlezing samen en meer van dergelijk sprokkelwerk. Een verzoek om de tralies voor zijn raampje te verwijderen, omdat die hem hinderden bij het schilderen van het uitzicht, werd niet gehonoreerd. Na acht jaar opsluiting, weinig tot geen buitenlucht, slecht eten en een gebrek aan beweging doofde zijn kaars langzaam uit.
Peter Altena schreef met Nieuwsgier niet alleen een biografie met een uiterst toepasselijke titel, maar weet Weyerman ook uit het verdomhoekje te halen waarin hij door historici te lang is weggestopt. Je kan hem een charmante schelm vinden of een doortrapte boef, maar het is in ieder geval een man die voor honderd procent zijn eigen weg ging. De vele honderden kranten die Weyerman vulde, en die in de gebonden edities nog steeds zijn te lezen, vormen eigenlijk een monument dat hij, onbedoeld, voor zichzelf heeft opgericht en aan ons nagelaten.
Peter Altena / Nieuwsgier. Jacob Campo Weyerman 1677-1747 / 368 blz / Boom, 2024