vrijdag 31 mei 2013

In Memoriam

Julian Barnes trouwde in 1979 met Pat Kavanagh. Zij was zijn literair agent, en daarnaast ook van beroemde schrijvers als Ruth Rendell en Nicci French. Bijna dertig jaar later, in 2008, overleed zij na een kort ziekbed aan een hersentumor. Tussen diagnose en overlijden zaten maar 37 dagen. Dagen die hij bij haar doorbracht in het ziekenhuis, dagen die als in een droom voorbijgingen. Vier jaar na haar dood schreef hij met Levels of Life een 'in memoriam'. Het boekje is geen herdenking geworden in traditionele zin. Integendeel, Kavanagh komt in het grootste deel ervan niet eens voor.
Barnes wijdt het gehele eerste hoofdstuk aan enkele pioniers van de ballonvaart: Fred Burnaby, kolonel bij de Royal Horse Guards; Sarah Bernhardt, actrice en Felix Tournachon, journalist en fotograaf, beter bekend onder de naam Nadar. Zij ondernamen hun moedige vluchten in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het tweede hoofdstuk gaat over de vroegste fotografie vanuit luchtballonnen. Het is een prachtige beschrijving van hoe er met twee technieken die allebei nog in de kinderschoenen stonden een derde werd uitgevonden: de luchtfotografie.
Pas het derde en laatste hoofdstuk wijdt Barnes aan Kavanagh. Barnes schrijft openhartig over het verlies, de woede, de eenzaamheid, de te voorzichtige en onhandige reacties van de buitenwereld jegens de voortlevende. Hij analyseert wat hij het meeste mist: haar liefde, de kameraadschap of het gevoel dat je elkaar aanvult en dus samen meer bent. Ook overweegt hij zelfmoord, kiest er zelfs de methode voor. Maar hij ziet ervan af omdat hij daarmee ook zijn herinneringen aan haar van deze wereld zou laten verdwijnen, haar daardoor als het ware opnieuw laat overlijden.
De structuur van het boek is die van een zorgvuldig samengesteld mozaïek. Een structuur die je pas gaat ontdekken bij het lezen van het laatste hoofdstuk. Dan blijken zich in de eerste twee hoofdstukken talrijke toespelingen te bevinden op Barnes' huidige situatie. Hij refereert daar tijdens zijn overpeinzingen regelmatig aan. Voor mij geeft dit het boek iets speels: vanuit een lange aanloop die over iets heel anders lijkt te gaan kom je, vanuit de hoofdtekst, toch weer terug bij die aanloop die inmiddels een extra dimensie heeft gekregen. Mooi gedaan! Dat Barnes van een heel persoonlijk en ontroerend 'in memoriam' voor zijn vrouw een doordachte literaire tekst heeft gemaakt had zij, zelf verslingerd aan de literatuur, zeker gewaardeerd.

zaterdag 25 mei 2013

Verdreven uit Silezië

Silezië ligt in het uiterste zuidoosten van Duitsland, in het grensgebied met Polen en Tsjechië. Het is een landstreek die in het verleden steeds deel heeft uitgemaakt van een van die drie landen. De laatste honderd jaar gingen de wisselingen snel. Na de Eerste Wereldoorlog besloten de geallieerden het belangrijkste deel ervan, dat met de mijnbouw en industrie, bij het zojuist in ere herstelde Polen te voegen. Hitler nam het eind jaren dertig weer terug. Na de Tweede Wereldoorlog werd het opnieuw Pools. En toen gebeurde ook wat daarvóór nooit had plaatsgevonden: de Duitsers die er woonden werden beschouwd als vreemdelingen en moesten vertrekken. Degenen die toch bleven werden in Polen tweederangs burgers.

De voorouders van Laura Starink komen ook uit deze streek en ondergingen hetzelfde lot. Haar moeder trouwde in 1949 met een Nederlandse man en kwam in Nederland wonen. Silezië was thuis, in Arnhem, geen gespreksonderwerp. Zelfs wanneer Starink als kind bij haar Duitse familie ging logeren, die sinds de deportatie uit Silezië net over de grens in het Münsterland woonde, werd er niet over gesproken.

Midden jaren negentig nam Starink - journaliste bij de NRC en correspondent voor de krant in Moskou - haar moeder mee op een reis naar Silezië. Ze bezochten daar de plekken waar het leven van de familie zich had afgespeeld. Was die reis nog een min of meer vrijblijvende exercitie om iets meer te weten te komen over haar voorouders, sindsdien - en vooral sinds het overlijden van haar moeder in 2008 - heeft Starink haar speurtocht planmatiger opgezet. Meerdere lange verblijven in het gebied, gesprekken met ooms en tantes, archiefonderzoek en literatuur over het onderwerp hebben geleid tot een schat aan gegevens.

Daarmee vertelt ze een goed gedocumenteerd verhaal dat zowel de persoonlijke belevenissen van haar familieleden beschrijft als de grote gebeurtenissen. De gruwelijke ervaringen van haar grootouders in de Eerste Wereldoorlog, de moeilijke tijd tijdens de depressie erna, het langzaam maar zeker ingelijfd worden door de Nazi's, de Tweede Wereldoorlog: het komt allemaal langs. Maar het meest ingrijpend voor haar familie zijn de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog. Het communistische Polen wil hen niet, ze worden gedwongen alles wat ze bezitten achter te laten en in West-Duitsland helemaal opnieuw te beginnen.

Starink beschrijft de geschiedenis grotendeels door de ogen van haar familieleden. Daardoor, en door haar eigen verwerking daarvan, is het een heel persoonlijk relaas geworden. Waarin voelbaar wordt hoe de levens van individuen volledig ontregeld kunnen worden door gebeurtenissen waar ze zelf geen enkele invloed op hebben.

zondag 19 mei 2013

Malawi revisited

In 1963 vertrok de net afgestudeerde Paul Theroux vanuit Boston naar het Afrikaanse Malawi, om daar als vrijwilliger bij het 'Peace Corps' Engelse les te geven op een dorpsschool in het zuiden van het land. Hij deed dat twee jaar, daarna werd hij het land uitgezet omdat hij een politieke dissident hielp het land te ontvluchten. Die twee jaren waren het begin van een levenslange liefde voor Afrika.
Bijna veertig jaar later, in 2002, was zijn onbevangen idealisme omgeslagen in een sceptische houding. Theroux schreef daarover in Dark Star Safari, het fascinerende verslag van een reis dwars door het continent, van Caïro naar Kaapstad. De kern van zijn kritiek toen was dat Afrika het lot onvoldoende in eigen hand nam, ambitieuze plannen wel werden gemaakt maar nauwelijks gerealiseerd en dat de langdurige steun van internationale hulporganisatie's bijdroegen aan die passieve houding in veel Afrikaanse landen.
In The Lower River werkt hij dit gegeven uit in romanvorm. De hoofdpersoon is Ellis Hock, afkomstig uit Medford, Massachusetts. Na het afronden van zijn opleiding gaat hij naar Malawi om als vrijwilliger bij het Peace Corps - ja, inderdaad - les te geven aan een schooltje in het dorp Malabo, aan de Benedenrivier. Hij voelt zich er volledig op zijn plaats, is er zielsgelukkig. Na bijna vier jaar verlaat hij zijn post halsoverkop om zijn stervende vader op te zoeken. Na de dood van zijn vader neemt hij de leiding over diens herenmodezaak en kleermakerij in Medford. Dat doet hij bijna veertig jaar. Hij trouwt, krijgt een dochter, verdient lange tijd goed geld maar is niet gelukkig. Zonder dat hij zich daarvan echt bewust is. Wanneer door omstandigheden zijn huwelijk op de klippen loopt, zijn dochter voor de zekerheid haar erfdeel opeist en hij vanwege de slechte economische situatie zijn zaak moet sluiten en het pand verkoopt, besluit hij terug te gaan naar Malawi. Om te zien wat er is geworden van de hoopvolle ontwikkelingen waaraan hij indertijd meewerkte. En omdat hij zich dan realiseert dat zijn tijd in Malawi de gelukkigste periode in zijn leven was.
Malabo blijkt het tegendeel te zijn van wat Hock had gehoopt aan te treffen. Het schooltje wordt niet meer gebruikt, het gebouw is een ruïne. De leeftijdgenoten die hij kende zijn voor het merendeel overleden - in Afrika ben je eerder oud. De jongeren kennen Hock nog wel uit de verhalen van hun ouders, maar tonen weinig respect voor hem. Ze vinden vooral zijn geld interessant, blijkt gaandeweg. Om die reden bieden ze hem gastvrijheid, een situatie die langzaam maar zeker overgaat in een regelrechte gijzeling. Hock ontmoet in Malabo ook Gala, de vrouw op wie hij veertig jaar geleden verliefd was. Zij opent hem de ogen, waarschuwt hem voor de ware bedoelingen van de dorpsbewoners. Wanneer Hock probeert te vluchten, raakt het verhaal in een stroomversnelling.
Theroux schetst een behoorlijk zwart beeld van Malawi. Hij legt de schuld vooral bij de machthebbers, die in naam het beste voorhebben met hun land maar intussen vooral uit zijn op eigen gewin. Armoe, corruptie, honger, aids, weeskinderen: het is een opeenstapeling van slecht beleid en onrecht. Als lezer ontdek je het allemaal door de ogen van Hock, die het aan den lijve meemaakt. Dat levert een verrassend en ook spannend verhaal op. De passages over de kinderdorpen en de voedseldroppings vond ik verbijsterend. Maar het is de realiteit. Helaas.


zondag 12 mei 2013

Liefde in de Goelag

Moskou, 1935. Twee jonge mensen met een passie voor techniek doen hun universitair toelatingsexamen aan de faculteit voor natuurkunde. Hij is Lev Mishchenko, zij heet Svetlana Ivanova. Ze worden toegelaten, leren elkaar kennen en worden verliefd. Zij komt uit een gegoede familie van intellectuelen, bolsjewieken van het eerste uur. Zijn achtergrond is een arbeidersmilieu, maar zijn naaste familie leeft niet meer. Tijdens de studiejaren wordt hun band steeds hechter.
Wanneer de Duitse troepen in 1941 Rusland binnenvallen, meldt Lev zich direct aan voor het leger. Hij wordt al na enkele maanden door de Duitsers gevangen genomen. Hij brengt de oorlog door als krijgsgevangene, in een kamp in de buurt van Leipzig. Omdat hij goed Duits spreekt proberen de Duitsers hem te ronselen voor spionage, maar hij weigert dat. Wel fungeert hij af en toe als tolk tussen zijn Russische medegevangenen en de kampleiding. Wanneer de Russen het kamp in 1945 bevrijden begint voor hem pas de echte ellende. Vanwege zijn werk als tolk wordt hij beschuldigd van hoogverraad. Na eindeloze verhoren en een schijnproces wordt hij veroordeeld tot tien jaar strafkamp. Door te brengen in het kamp Pechora, in het hoge noorden van Rusland.
Pechora ligt aan een rivier. In de drie tot vijf maanden per jaar dat de rivier niet is dichtgevroren wordt over het water hout aangevoerd, dat in het kamp wordt verwerkt tot meubilair. De eerste maanden van zijn verblijf is Lev ingedeeld bij de ploegen die de boomstammen uit de rivier halen en naar de zagerij slepen. Daarna wordt hij vanwege zijn technische opleiding achtereenvolgens tewerkgesteld in het laboratorium en de elektriciteitscentrale. Dat heeft het voordeel dat hij overdag in een verwarmde omgeving werkt, in de Siberische kou de beste garantie om het verblijf in het kamp te overleven. Het regime is streng, de kampbewakers slaan soms een gevangene dood omdat ze zin hebben in een verzetje, medische zorg is er vrijwel niet en het voedsel is uitermate slecht. Het sterftecijfer onder de gevangenen is hoog.
Een paar maanden nadat hij in het kamp is gearriveerd schrijft Lev een brief aan een tante van wie hij het adres nog weet. Om voor het eerst in vijf jaar te melden dat hij nog in leven is, maar ook - en vooral - om te informeren of Svetlana nog leeft. En om, zonder dat specifiek te vragen, erachter te komen of ze nog op hem wacht of intussen misschien een andere man heeft gevonden. Svetlana, die vijf jaar lang is blijven hopen dat hij zou terugkeren, schrijft hem direct terug. Dat is het begin van een briefwisseling die ruim 1.500 brieven zal opleveren.
Hun correspondentie, die begint in juni 1946 en eindigt kort voor zijn vrijlating in juli 1954, vormt de kern van het boek. Lev beschrijft in zijn brieven het harde leven in het kamp, de vernederingen die hij ondergaat, soms zijn wanhoop over de vraag of hij ooit nog vrijkomt. Svetlana's brieven zijn vaak persoonlijker. Zij verlangt naar hem. In de jaren dat hij in Pechora gevangen zit brengt zij hem vijf keer een bezoek, daarvoor vaak duizenden kilometers reizend per trein, soms zonder de vereiste papieren dus illegaal. Omdat zij als wetenschapper werkt op een instituut dat 'staatsgeheim' onderzoek doet naar rubber riskeert zij daarmee een zware straf wanneer zij zou worden ontdekt. Maar dat risico heeft zij over voor de - soms maar heel weinige - uren met haar man.
De brieven vormen een indrukwekkend monument. Enerzijds voor de mannen die terecht of onterecht in Stalins kampen terechtkwamen. De kampen waarin het leven meedogenloos kon zijn en waarin je als gevangene niet meer dan een nummer was. De brieven zijn anderzijds ook een prachtige weerslag van de liefde tussen twee mensen. Die, letterlijk vermalen door het politieke systeem, zichzelf wisten te blijven, hun waardigheid behielden en hun liefde als het belangrijkste op de wereld bleven beschouwen.
Orlando Figes ontdekte de brieven in 2007, kort nadat Lev en  Svetlana ze aan het Moskouse Memorial Archief schonken. In 2008 sprak hij zelfs nog met het paar. Het verslag daarvan is een mooie afronding van een ontroerend verhaal.


donderdag 9 mei 2013

Haagse stemmen

Hoe zing je de lof van je eigen stad? Dat wordt nu veelvuldig gedaan met prachtige fotoboeken, gefilmde portretten of apps. Constantijn Huygens deed het in 1643 met gedichten. Met 'puntdichten' om precies te zijn. Korte, trefzekere typeringen in rijmvorm. Stemmen van Den Haag bevat gedichtjes over honderd Haagse straten en vijftig Haagse gebouwen: Plein, Binnenhof, Poten, Kneuterdijk, Voorhout, Mauritshuis, Gevangenpoort etc. Het aardige is dat hij die straten en gebouwen over zichzelf laat vertellen. Het zijn gedichtjes in de ik-vorm. Hij schreef ze in het Latijn, de internationale taal van zijn tijd. Voor de moderne lezer zijn ze nu vertaald door Ilja Leonard Pfeijffer en Frans Blom. Pfeijffer schreef bovendien een prachtige inleiding over Constantijn als dichter van deze reeks, Blom leverde een toelichting op de cultuurhistorische aspecten.
De vertaling is zonder meer geslaagd. Constantijns Latijn is spitsvondig, maar zijn gedachtesprongen zijn soms ingewikkeld. Er is voor gekozen om, wanneer dit nodig was, bij de vertaling te kiezen voor een hedendaags equivalent. Zo lees je in een van de inleidende gedichten: 'Treed binnen in een stad vol ongehoorde klanken / waar Haags talent een show van fonkeling en moois  / Spraakmakender vertolkt nog beter dan The Voice / ....'
Vaak bieden de namen van straten of gebouwen Constantijn een handvat voor een fonkelende dichterlijke weergave. Maar wat moet je met een straatnaam als de Poten? Een chique straat, om de hoek van het Binnenhof. Pfeijffers vertaling toont dat Constantijn op zijn best was wanneer het lastig werd: Poten / Geen boersere naam was gegeven / Aan een straat zo charmant en verheven / Maar met klinkers van waarde / Bepoteld door paarden / Heb ik toch met mijn naam leren leven.
Naast het boek is er ook een app. Zodat je met de iPhone door Den Haag kunt slenteren, luisterend naar de gedichten, voorgelezen door echte Hagenezen. Waaronder Pfeijffer zelf. Een 'rand-Hagenees', uit Rijswijk.

zaterdag 4 mei 2013

Nostalgie

Sunset Park van Paul Auster is een boek over nostalgie en de dingen die voorbijgaan. Het verhaal, waarover zo dadelijk meer, vormt natuurlijk de kern van het boek maar is tegelijk - en misschien vooral - een kapstok waaraan Auster zijn werkelijke thema ophangt. Ik ervoer de roman tenminste als een hartstochtelijke lofzang op het verleden. Een van de personages, Alice, schrijft een dissertatie over de film The Best Years of Our Lives, een klassieker uit 1947. Auster laat die film op allerlei momenten terugkomen in het verhaal. De hoofdpersoon van het boek, Miles Heller, weet alles over de geschiedenis van baseball, net als zijn vader. Auster laat hen bladzijden lang mijmeren over de grote 'pitchers' uit de jaren dertig, veertig en vijftig en hun levens. Miles' vader is uitgever van het betere literaire boek en ervaart dat voor zo'n uitgeverij de beste jaren misschien ook wel voorbij zijn. Auster neemt de tijd zijn personages te introduceren, je raakt vertrouwd met hun levens en hun dromen. Daardoor ligt het tempo laag. Dat werkt goed én is wellicht ook een verwijzing naar vroeger, toen het leven minder jachtig en vluchtig was.
De plot is overzichtelijk. De hoofdpersoon Miles Heller is 28 jaar. Hij werkt in Florida bij een firma die verlaten huizen leegruimt. Vóór het uitruimen maakt hij foto's van die verlaten interieurs, om een beeld te bewaren van de levens die zich daar hebben afgespeeld. Hij woont samen met zijn Cubaanse vriendin, Pilar. Zij is pas zeventien en dus nog minderjarig. In Florida overtreedt je daarmee de wet. Wanneer hun relatie bekend dreigt te raken geeft hij haar zijn creditcard, laat haar achter in zijn appartement, verlaat de staat en reist naar New York, om daar de zes maanden te overbruggen tot Pilar meerderjarig is.
In New York trekt hij in bij zijn jeugdvriend Bing. Die woont met twee jonge vrouwen in een kraakpand in Sunset Park in Brooklyn. Ze wonen daar gratis, de gemeentelijke woningdienst weet niet dat zij daar zijn ingetrokken. Bing heeft in Manhattan een winkel waar hij kapotte objecten repareert, The Hospital for Broken Things. Dit zijn meestal spullen uit de jaren vijftig tot zeventig: schrijfmachines, cassettedecks, platenspelers en dergelijke. Fantastische uitvindingen en vaak mooie apparaten, maar door de digitale revolutie ingehaald en nog slechts door een enkeling gebruikt. In New York wonen ook de vader en stiefmoeder van Miles. Die heeft hij zeven jaar eerder verlaten. Sindsdien heeft hij niet meer van zich laten horen. De oorzaak van deze vlucht is een schuldcomplex dat Miles heeft over de dood van zijn stiefbroer. Die kwam om toen hij door een auto werd aangereden. Dat Miles zijn broer tijdens een ruzie op straat een duw gaf waardoor deze voor de auto terechtkwam heeft hij nooit iemand verteld. Miles heeft zich voorgenomen tijdens zijn verblijf in New York weer contact te leggen met zijn vader en stiefmoeder.
De zorgvuldig uitgewerkte verhaallijn en het verlangen naar het verleden zijn in deze roman mooi met elkaar in evenwicht. En zoals vaak bij Auster vormt New York een sfeervol en passend decor. Deze roman levert geen spectaculair vuurwerk. Maar nostalgie heeft dan ook meer iets van een smeulend vuurtje. Ook daar kun je warm van worden.