Hoe zing je de lof van je eigen stad? Dat wordt nu veelvuldig gedaan met prachtige fotoboeken, gefilmde portretten of apps. Constantijn Huygens deed het in 1643 met gedichten. Met 'puntdichten' om precies te zijn. Korte, trefzekere typeringen in rijmvorm. Stemmen van Den Haag bevat gedichtjes over honderd Haagse straten en vijftig Haagse gebouwen: Plein, Binnenhof, Poten, Kneuterdijk, Voorhout, Mauritshuis, Gevangenpoort etc. Het aardige is dat hij die straten en gebouwen over zichzelf laat vertellen. Het zijn gedichtjes in de ik-vorm. Hij schreef ze in het Latijn, de internationale taal van zijn tijd. Voor de moderne lezer zijn ze nu vertaald door Ilja Leonard Pfeijffer en Frans Blom. Pfeijffer schreef bovendien een prachtige inleiding over Constantijn als dichter van deze reeks, Blom leverde een toelichting op de cultuurhistorische aspecten.
De vertaling is zonder meer geslaagd. Constantijns Latijn is spitsvondig, maar zijn gedachtesprongen zijn soms ingewikkeld. Er is voor gekozen om, wanneer dit nodig was, bij de vertaling te kiezen voor een hedendaags equivalent. Zo lees je in een van de inleidende gedichten: 'Treed binnen in een stad vol ongehoorde klanken / waar Haags talent een show van fonkeling en moois / Spraakmakender vertolkt nog beter dan The Voice / ....'
Vaak bieden de namen van straten of gebouwen Constantijn een handvat voor een fonkelende dichterlijke weergave. Maar wat moet je met een straatnaam als de Poten? Een chique straat, om de hoek van het Binnenhof. Pfeijffers vertaling toont dat Constantijn op zijn best was wanneer het lastig werd: Poten / Geen boersere naam was gegeven / Aan een straat zo charmant en verheven / Maar met klinkers van waarde / Bepoteld door paarden / Heb ik toch met mijn naam leren leven.
Naast het boek is er ook een app. Zodat je met de iPhone door Den Haag kunt slenteren, luisterend naar de gedichten, voorgelezen door echte Hagenezen. Waaronder Pfeijffer zelf. Een 'rand-Hagenees', uit Rijswijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten