Wanneer
Pieter Waterdrinker en zijn echtgenote Julia op een herfstavond in 2016 in Sint-Petersburg thuiskomen van een opvoering van het ballet Giselle in het Mariinski-theater, vindt hij in zijn mailbox het volgende bericht van zijn uitgever: ‘
Hoi Pjotr, Vorige week kregen we hier op de uitgeverij een geweldig idee. Over een jaar is het honderd jaar geleden dat de Russische Revolutie plaatsvond. We waren zo’n beetje aan het brainstormen en nu dachten wij: is het niet aardig als je daar een boekje over maakt? Maar niet te dik. En hou het vooral persoonlijk. Tegen die tijd stikt het natuurlijk van de herdenkingsboeken. Willen we door die berg van publicaties heen komen – qua aandacht in de media – dan kan dat alleen als je het persoonlijk houdt. Persoonlijk, persoonlijk, persoonlijk. We moeten het trouwens wel snel weten, want hoewel de voorjaarsaanbieding nog niet geheel klaar is zijn we alweer bezig met die voor het najaar.’
In eerste instantie wijst Waterdrinker het voorstel af, omdat hij na een kwart eeuw zonder échte doorbraak heeft besloten te stoppen met schrijven. Maar als hij de volgende ochtend zijn zwager Aleksej op bezoek krijgt die hem vraagt om een lening voor een bedrijfje dat hij wil opstarten – geld dat Waterdrinker niet heeft liggen – neemt hij de opdracht om zo’n boek te schrijven toch aan. Op voorwaarde dat hij een voorschot van tienduizend euro krijgt, dat hij direct doorsluist naar zijn zwager. Het resultaat is
Tsjaikovskistraat 40, een wonderlijk boek over het oude én nieuwe Rusland. Ook een heel persoonlijk boek. Dat had de uitgever hem immers gevraagd.
Het persoonlijke karakter begint al met de titel van het boek. Die verwijst naar het adres van het appartement waar Waterdrinker en zijn vrouw wonen, in een statig neoclassicistisch pand. De Tsjaikovskistraat – genoemd naar een revolutionair, niet naar de componist - ligt in het historische hart van Sint-Petersburg, om de hoek vond de Russische Revolutie plaats. Het verhaal van die revolutie en de aanloop er naartoe krijgen van Waterdrinker ruime aandacht. Hij paart een degelijke historische benadering aan een gezonde mate van ironie in zijn stijl van schrijven. Als hij het heeft over de opstand van de bevolking van Sint-Petersburg in 1905, die door het leger bloedig werd neergeslagen, luidt het : ‘
De tsaar, in de weldadige warmte van zijn geliefde gezin dertig kilometer verderop in zijn buitenverblijf, gaf het bevel tot doden.’
Maar meer nog dan over de historie schrijft Waterdrinker over het Rusland van nu én over zijn eigen leven in het land. Dat laatste vangt aan in het najaar van 1988, als hij op verzoek van een wat schimmig zendingsgenootschap het transport per schip van zevenduizend bijbels in de Russische taal van Rotterdam naar Leningrad begeleidt. Het is een kennismaking met de absurde randjes van het zakendoen in het indertijd al snel veranderende Rusland. In de jaren erna runt hij samen met een partner een bureau voor reizen naar Rusland. Dat neemt een grote vlucht, de
glasnost creëert in het westen een enorme belangstelling voor het land. Waterdrinker is in die opzet ‘onze man ter plekke’ – in dit geval Moskou – en begeleidt ook zélf reizen. Hoe onzeker dit métier in die jaren soms is mag blijken uit zijn geestige beschrijving van een reis naar Tbilisi in Georgië. Hij arriveert daar met een groep Hollanders in april 1989, precies op het moment dat er in het land een opstand tegen de regeriing in Moskou uitbreekt. Na een vertraagde en geïmproviseerde vlucht in een aftands Antonov-propellervliegtuigje landt de groep op de luchthaven van Tbilisi, om vervolgens niet naar het geboekte chique hotel in de oude stad te worden gebracht maar naar een socialistisch congrescentrum in de bergen. Waar de enige douche voor de verwende en vermoeide reizigers de vorm blijkt te hebben van een gemeenschappelijke ruimte met zeven douchekoppen. Ga dat maar eens rechtbreien, in een uithoek en zonder mobiele telefoon. Na verloop van tijd specialiseren Waterdrinker en zijn compagnons zich in reizen voor Nederlandse zakenlui die contact willen leggen met Russische ondernemers. Dat is zeer lucratief, het maakt die Nederlanders weinig uit wat ze voor zo'n reis moeten neerleggen. Maar uiteindelijk wordt Waterdrinker door zijn partners aan de kant gezet, waarbij ze gebruik maken van 'afspraken' die te vaag zijn vastgelegd.
Sindsdien verdient Waterdrinker zijn brood als journalist en correspondent voor Nederlandse dagbladen en andere media. Hij kent Rusland daardoor als geen ander. Enkele jaren geleden publiceerde hij zijn ervaringen in het boek
De correspondent. Een aanrader. Maar meer dan journalist voelt hij zich schrijver. In
Tsjaikovskistraat 40 laat hij zien dat hij dat wel degelijk is. Hij noemt het boek een roman, waarmee hij de vrijheid heeft om verhalen aan te dikken. Een mooi verhaal hoeft dan immers niet voor de volle honderd procent waar te zijn. Dat levert prachtige passages op, vooral wanneer het gaat over zijn samenwerkingen met de soms wat louche zakenlieden. Maar aan de kern van het boek, dat het Rusland laat zien zoals het was en is, doet die werkwijze naar mijn mening niet af.
Waterdrinker is een begenadigd schrijver, hij heeft een mooie, rijke stijl. Soms wat overdadig, maar dat gebeurt meestal wanneer hij zich door zijn enthousiasme laat meeslepen. Hij kan het ook klein houden. Een voorbeeld daarvan is de scène die volgt op het overlijden van een poes van het echtpaar, Ljolja. Nadat Julia wekenlang met het dier langs dierenartsen en klinieken heeft gezeuld, overlijdt het toch. Bij gebrek aan een datsja, en dus een tuin, moet er een grafplek in de stad worden gezocht. Ze besluiten het beestje dan maar te begraven in de Taurische Tuin, een park bij hen in de buurt. Het is winter, dus er waait een straffe poolwind door de stad. Tegen middernacht, en gewapend met een geleende schep, gaan ze op pad. Ze komen langs het huis waarin Lenin woonde, wat leidt tot een paginalange uitweiding over diens rol in de revolutie. In het park aangekomen, waar de sneeuw een halve meter hoog ligt en de bovenlaag van de grond stijf bevroren is, weten ze met veel moeite hun geliefde huisdier te begraven. Op de terugweg, in hun eigen straat aangekomen, merkt Julia op: ‘
Weet je dat ook de weduwe van Dostojevski bij ons in de straat heeft gewoond? Misschien is dat leuk voor je boek. Op welk nummer precies weet ik niet, maar zal ik het eens voor je uitzoeken?’ Een bescheiden en intiem verhaaltje, met een hoog Tjsechov-gehalte.
Met de term ‘roman’ stopt Waterdrinker het boek misschien in een te nauw hokje. Daarvoor is het toch te autobiografisch. Hij laat zien hoe het is om te leven en werken in het huidige Rusland. Maar ook hoe het is om dat te doen ver van je familie, in een land waar allerlei voorzieningen veel slechter zijn dan in Nederland. Dat je alleen kunt overleven door allerlei klussen aan te nemen om wat geld te verdienen. Waarvan het schrijven van boeken niet het meest lucratief is. Tijdens zijn schrijfdip heeft hij uitgerekend dat zijn oeuvre van tien boeken, bijeen geschreven in een periode van twintig jaar, hem gemiddeld een inkomen heeft opgebracht van driehonderd euro per maand. Misschien dat dit bedrag na dit boek wat omhoog gaat …
Pieter Waterdrinker
Tsjaikovskistraat 40
432 blz
Nijgh & Van Ditmar