Voor de Spartaanse koning
Leonidas - de naam kennen wij tegenwoordig vooral als een Belgische bonbon -
reist hij af naar het Griekse Thermopylai.
Voor koning Arthur gaat zijn reis naar Zuid-Engeland, terwijl hij zich
voor Robin Hood naar het Midden-Engelse Sherwood begeeft en voor Macbeth naar
de Schotse Highlands. Midden-Europa blijkt een rijke voedingsbodem voor
literaire helden: Siegfried stamt uit het Zuid-Duitse stroomgebied van de Rijn;
herinneringen aan Faust zijn te vinden in het zuiden van Beieren; in het jaar
1307 schoot Wilhelm Tell met zijn kruisboog een appel op het hoofd van zijn
zoontje doormidden in het Zwitserse Altdorf; de legende van Rabbi Löw en
zijn Golem speelt zich af in Praag en de
baron van Münchhausen leefde in het noorden van Duitsland. Voor de historische
graaf Dracula begeeft Steinz zich naar Roemenië. Cyrano de Bergerac blijkt
niets met de gelijknamige Franse stad te maken te hebben, zijn sporen liggen in
Parijs. Voor Don Juan moet je in Sevilla zijn, voor Sint Brandaan op
verschillende plekken in Ierland en voor de middeleeuwse held Roeland in de
Pyreneeën. De herinneringen aan de enige vrouwelijke paus ten slotte, pausin
Johanna, blijken in Rome vakkundig onder het tapijt te zijn weggemoffeld. Maar
Steinz vindt ze.
Twee keer geboren worden, eerst
als sterveling en dan als mythe of literaire held, dat is wat de zestien
figuren in dit boek verbindt. Op zijn pelgrimages houdt Steinz meestal juist de
omgekeerde volgorde aan en werkt hij vanuit de literaire overlevering terug naar
de historische bronnen. Zo neemt hij bij Macbeth de ontmoeting tussen koning
Macbeth en de drie heksen na de veldslag op de hei als uitgangspunt. In 'A
desert place', zoals de regieaanwijzing van Shakespeare luidt. Een plek van
'thunder and lightning' en 'fog and filthy air'. Maar bij slecht weer zou dat
natuurlijk overal in de Schotse Highlands geweest kunnen zijn. Daarom zet hij
een route uit die hem langs de plekken voert waarvan bekend is dat de historische
figuur Macbeth, die tussen 1040 en 1057 als koning over Schotland regeerde, er
geweest is. Dat brengt hem bij kleine musea, kastelen en slagvelden waar de
herinnering aan de koning door enthousiastelingen levend wordt gehouden. Maar
ook bij het plaatsje Birnam, waar Macbeth zijn Waterloo vond. Birnam heeft tegenwoordig
weinig van een 'desert place'. De schrijfster Beatrix Potter bracht daar haar
zomervakanties door met als gevolg dat Steinz, op zoek naar de laatste momenten
van Macbeth, rondloopt door een parkachtig landschap waar de Beatrix Potter
Society vrolijk rondhuppelende konijntjes heeft uitgezet.
Waarom dit boek, waarom deze
reizen? Pieter Steinz is zijn leven lang al gefascineerd door Faust, de man die
volgens de legende in ruil voor kennis en macht zijn ziel verkocht aan de
duivel. Enkele jaren geleden wijdde hij al een boek aan hem. Faust is ook zo'n
held die we in de eerste plaats associëren met de literatuur - Goethe's
toneelstuk Faust - maar die daarnaast écht heeft bestaan. De historische Faust
overleed in 1540 en had bij zijn dood een reputatie als duivelsdoctor. Het was
zijn ambitie geweest om te begrijpen hoe de wereld in elkaar stak. Als dat niet
lukte via de reguliere wetenschapsbeoefening moest het maar via een
overeenkomst met de duivel. Die nietsontziende ambitie sprak latere generaties
aan. Schrijvers, componisten, toneelmakers en cineasten werden erdoor
geïnspireerd. Iedere tijd creëerde zijn eigen Faust, van de renaissance-Faust
via de romantische Faust tot de postmoderne Faust. Misschien is dat wel wat
Steinz vooral fascineert: de mens die van alle tijden kan zijn.
De reisreportages zijn steeds
aangevuld met twee beknopte historische overzichtjes: over de besproken persoon
in de letteren en in de kunsten. Daardoor zijn de stukken een mooie mix van
informatie, sfeertekening en historische context. Ze bevatten ook veel
verrassingen. Want wie wist dat Dracula en Faust elkaar ooit hebben ontmoet? En
dat ze tijdens die ontmoeting naar de gunsten van één en dezelfde vrouw dongen?
Dat was weliswaar in een stuk van de negentiende-eeuwse Duitse toneelschrijver
Christian Dietrich Grabbe, maar je zou dat toch direct opgevoerd willen zien. Wie
realiseert zich dat de zot Tijl Uilenspiegel tot leven is gebracht door zo
volstrekt verschillende schrijver als Felix Timmermans, Willy Vandersteen - van
Suske en Wiske - en Hugo Claus, om er maar enkele van een lange rij te noemen?
Steinz besluit zijn boek met de
‘jongste’ held, Carl Friedrich Hieronymus Freiherr von Münchhausen, de baron
die met de vertellingen over zijn wonderbare reizen een nieuw literair genre schiep,
de 'münchhausiade'. Net zoals hij door zijn gedrag het archetype van de
'leugenbaron' creëerde, een man in wiens leven verzinsel en werkelijkheid niet
meer van elkaar te onderscheiden zijn. Steinz trekt dan de lijn door naar het
heden en wijst er fijntjes op dat iemand als Boudewijn Büch, die zijn hele
verleden bij elkaar verzon - een ongelukkige jeugd, een academische titel, een
gestorven zoontje, de puntjes op de u van zijn achternaam - eigenlijk een
Münchhausen van onze tijd was. Waarin wij allemaal geloofden, zoals dat ook bij
de baron het geval was.