woensdag 15 september 2010

Peddelend door het paradijs

Lang voordat de BBC en Michael Palin hadden bedacht dat reizen rond de wereld en daar verslag van doen mooie televisie zou opleveren, bracht Paul Theroux dat concept al in de praktijk. Hij reisde echter niet in gezelschap van een productieteam en cameraploeg, maar ging in zijn eentje op stap en schreef er boeken over. De reis die hij omstreeks 1990 maakte langs de eilanden in de Stille Oceaan en die hij beschreef in The Happy Isles of Oceania is voor mij een van zijn mooiste. Niet alleen vanwege het idyllische karakter van het gebied, maar ook omdat Theroux ervoor koos een groot deel van zijn tocht per opvouwbare kano af te leggen. Grote afstanden overbrugde hij per boot of vliegtuig, met de kano in een rugzak, maar zodra hij rondreisde binnen een eilandengroep en de oversteek tussen eilanden niet langer was dan zo'n twintig kilometer waagde hij het in zijn kano. Na eerst lokale vissers te hebben uitgehoord over gevaarlijke stromingen en de aanwezigheid van haaien.
Theroux begint in Nieuw Zeeland en Australiƫ, waar hij moet opdraven voor een boekpromotie. Daarna gaat hij te water en doet hij de meeste eilanden van achtereenvolgens Melanesie en Polynesiƫ aan: de Trobiand Islands, de Solomons, Fiji, Tonga, Samoa, Tahiti, de Marquises, de Cook Islands, Paaseiland en Hawaii. Mijn beeld van de Stille Oceaan, of Stille Zuidzee zoals ze vroeger zo mooi werd genoemd, is dat van een ongerepte natuur: blauwe zee, kleine eilanden, witte stranden, palmbomen. Dat beeld is deels nog correct. Maar omdat Theroux zijn eigen route uitstippelt komt hij ook op eilanden waar de touroperators hun gasten niet naar toe brengen. Dat zijn de plekken waar werkloosheid, armoede, verwaarlozing, milieuvervuiling en criminaliteit het leven bepalen.
Theroux is in het fragiele bootje kwetsbaar. Ook is hij geheel op zichzelf aangewezen. Dat realiseer je je wanneer hij over de soms woelige zee een stuk van de kust verkent, of laverend tussen stromingen en afgaand op zijn kompas van eiland naar eiland peddelt. Hij heeft weinig bagage bij zich, alleen dat wat in de kano past: een tentje en slaapzak, wat kleding en klein gereedschap, voedsel voor een paar dagen en water. Zijn enige contact met de buitenwereld is een kleine transistorradio, waarop hij hoort hoe in de echte wereld de Golfoorlog begint. Zijn proviand vult hij aan bij de lokale bevolking of in kleine winkeltjes, vis eet hij uit de zee. In de kano ligt altijd een reservepeddel klaar om er haaien mee op hun kop te slaan. Dat is de beste verdediging wanneer je niet beschikt over een geweer.
Zoals op veel van zijn reizen legt Theroux gemakkelijk contact en probeert hij door gesprekken meer te weten te komen over het leven ter plekke. Een van de mooiste passages in het boek is die waarin hij, bij hoge uitzondering gebruik makend van zijn bekendheid, de koning van Tonga een interview afneemt. Maar tegelijkertijd zoekt hij ook bewust de eenzaamheid. Vlak voor de reis is zijn huwelijk gestrand en heeft hij gehoord dat hij mogelijk kanker heeft. De afzondering is voor hem in die omstandigheden een weldadige ervaring.
Voor mij is dit het ultieme reisboek. Waarschijnlijk zal ik dit gebied nooit bezoeken, dus het boek is de reis. Een beetje zoals in de negentiende eeuw, toen de meeste mensen geen verre reizen maakten en daarom het reisverslag zo populair was. Theroux weet het gebied beeldend te beschrijven. Of het nu de maatschappelijke ontwikkelingen op Samoa zijn, de sprookjesachtige natuur op de Marquises of de intrigerende cultuur op Paaseiland, hij beleeft het en als lezer ben je erbij. De reis eindigt op Hawaii, waar de Stille Zuidzee en de moderne westerse samenleving met elkaar zijn versmolten. Theroux is er gaan wonen.