De gekozen kaarten zijn alle afkomstig uit een heel bijzondere verzameling: de collectie Bodel Nijenhuis. Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis (1797-1872), opgeleid tot jurist, was uitgever-firmant bij de Leidse uitgeverij Luchtmans, die lange tijd nauw was verbonden met de nog steeds bestaande uitgeverij Brill. Na zijn pensionering, in 1850, legde Bodel zich met hart en ziel toe op zijn passie, het verzamelen van landkaarten. Bij zijn overlijden omvatte de verzameling tienduizenden kaarten, driehonderd atlassen en meer dan tweeduizend topografische prenten en tekeningen. Hij liet deze gigantische schat na aan zijn alma mater, de Leidse Universiteit.
De selectie die Freriks en Storms maakten, biedt een grote variƫteit. Naast de algemene landkaarten zijn er waterschapkaarten, ontginningskaarten, polder- en droogmakerijkaarten, militaire kaarten en ga zo maar door. Het grote aantal kaarten dat in opdracht van waterschappen is vervaardigd, is verklaarbaar: de basis van goed waterbeheer, de bescherming van laaggelegen gebieden tegen overstromingen, begint met een vakkundige inventarisatie en vastlegging door landmeters en kaartenmakers. In dit opzicht is dit boek ook een mooie kleine geschiedenis van drie eeuwen cartografie in de Nederlanden.
Oude kaarten bieden een fascinerende blik op het landschap, zeker wanneer je je realiseert dat de maker ervan niet in een luchtballon of vliegtuigje kon stappen om de werkelijkheid van bovenaf in ogenschouw te nemen. Terwijl hij dat gevoel met een geslaagd vogelvluchtperspectief wel weet op te roepen. Het bekijken van oude kaarten waarop met zorg talloze details zijn aangegeven, maken je tevens nieuwsgierig naar de huidige situatie. Wees onverzadigbaar nieuwsgierig naar de plek waar je bent, hanteert Freriks dan ook als motto voor zijn wandelingen.En het werkt, het wandelen door een gebied met de historische situatie voor ogen laat heel regelmatig de stukjes op hun juiste plek vallen, maakt inzichtelijk waarom een landschap eruitziet zoals het eruitziet. Freriks toont dat aan in alle provincies, van het uiterwaardenlandschap rondom kasteel Doorwerth bij Arnhem tot aan Sluis in Zeeuws-Vlaanderen, een grensstreek die in de loop der eeuwen zwaar bevochten is geweest. Van de helse Kollenberg bij Sittard, aan de grens met Duitsland, tot aan het Groningse Usquert, aan de rand van de Waddenzee, ‘in de grote leegte van het hoge noorden’ zoals hij het noemt. Zuid-Holland krijgt maar liefst zes kaartwandelingen, waaronder drie Leidse stadsplattegronden, het inmiddels welhaast mythische, door de zee overspoelde Romeinse fort Brittenburg bij Katwijk en, vanzelfsprekend, de land- of waterscheiding tussen Rijnland en Schieland, met de sluis bij Leidschendam als centraal punt.
En de meest opmerkelijke kaart? Dat is voor mij toch wel de ‘Klokslagkaart’ van Leeuwarden. Die dateert uit 1786 en geeft aan tot hoever inwoners van het gebied rondom de Friese hoofdstad bij gemiddelde weersomstandigheden de klokken van de majestueuze Oldehove, de kerk in het historische hart van de stad, nog konden horen. Binnen die grens leefde je ‘onder de klokslag van Leeuwarden’ en daarmee ook binnen het rechtsgebied ervan. Samen met de kaarthistorica van Tresoar, het Friese archief, fietst Freriks op 26 april 2021 langs de ruim dertig kilometer van die historische ‘audio-grens’. Hij wordt een dag lang ondergedompeld in de lokale cultuur en gebruiken, maar de klokken van De Oldehove zijn nergens te horen. Het moet in 1786, nu 236 jaar geleden, heel stil zijn geweest op het Friese platteland…Kester Freriks & Martijn Storms / Grensverkenningen. Langs oude grenzen in Nederland / 247 blz / Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2022