De meesten van ons zullen zich
dit beeld wel herinneren: David Attenborough die op zijn zij in het struikgewas
ligt en fluisterend vertelt over de groep berggorilla’s die elkaar enkele
meters verderop zit te vlooien. De imposante dieren lijken, zo dicht bij de
presentator, nog kolossaler dan ze in werkelijkheid zijn. We bewonderen Attenboroughs
moed, want als het mis gaat is hij er ongetwijfeld geweest. Maar het gaat goed,
de crew weet wat ze doet. Die
reportage is inmiddels uitgegroeid tot een van de bekendste
natuurdocumentaires. Attenborough filmde de gorilla’s – de groep van Diane Fossey
– in de bergwouden van Rwanda. In de voorbije decennia filmde hij voor de BBC op
veel meer plekken in de wereld, daarbij steeds de dieren van zo nabij als
mogelijk in beeld brengend.
De programma’s van Attenborough
en zijn vele collega’s hebben de natuur bij ons thuis gebracht, ons ermee
vertrouwd gemaakt. In dat opzicht zijn ze een geweldige promotie voor het
ongerepte dierenleven. Maar we zijn er ook door verwend geraakt. Zo intens als
je het leven op de Afrikaanse savanne vanuit je luie stoel kunt beleven, op een
groot scherm en haarscherp, benadert welhaast de werkelijkheid. Daarbij steekt
een bezoek aan een dierentuin, en dan vooral een traditionele dierentuin, toch
maar magertjes af.
Dat laatste is precies de mening
van Edo Morell, een jonge manager die door de Amsterdamse dierentuin Artis is
aangesteld als directeur. Zijn belangrijkste opdracht is om de teruglopende
bezoekcijfers weer op te vijzelen. Daartoe stelt hij een ambitieus masterplan
op: ouderwetse traliehokken zullen verdwijnen, mislukte woestijnzandbakken uit
de jaren zeventig worden omgebouwd en de stofkam gaat door het dierenbestand.
Dit plan zal een investering van ruim honderd miljoen euro vergen, maar hij
weet zijn bestuur mee te krijgen: ‘Branding,
daar gaat het tegenwoordig om, onze dierentuin is een merk dat steviger in de
markt verankerd moet worden. [….] De tijd van goedbedoelende zoölogie en
detaillistische liefhebberij ligt achter ons. [….] Vanaf vandaag verkopen wij
een product, handelen we in belevenissen, vermarkten we ervaringen. Niet het
beest, maar de klant zal centraal staan’.
Dergelijk taalgebruik doet een
pure manager vermoeden, maar Edo is wel degelijk een directeur die enthousiasme
kan opbrengen voor de inhoudelijke kant van zijn dierentuin, die kan genieten
van zijn dagelijkse wandelingen langs de dieren. Hij heeft echter besloten die
inhoud, het verhaal van de dieren, zo optimaal mogelijk te verkopen. Dat is
goed voor de dieren – die krijgen een prettige en meer natuurlijke leefomgeving
– én goed voor de organisatie, want dan komt er meer bezoek en stijgen de
inkomsten. Een tweesporenbeleid zou je het kunnen noemen.
De eerste beleving die wordt gerealiseerd
is Afrika. Voor de deskundige begeleiding daarvan huurt Edo een Zuid-Afrikaanse
neushoornspecialiste in, Sariah Malan. Voor zes miljoen euro koopt hij
vervolgens drie neushoorns, twee koeien en een bul. Die laatste is afkomstig
uit de Berlijnse dierentuin en heet Albrecht. Het trio moet in Amsterdam
bijdragen aan de redding van de bijna uitgestorven soort. Albrechts spectaculaire
aankomst in Artis – zie de omslag van het boek – markeert de voltooiing van de
eerste fase van het masterplan.
Albrecht en wij is opgebouwd rond
enkele actuele thema’s. De belangrijkste is natuurlijk de vraag naar de zin van
dierentuinen. Sariah, die voorheen in de Afrikaanse natuur werkte, ziet dat na
enkele jaren in Amsterdam het duidelijkst: ‘… de dierentuin is een menselijk
bedenksel waarin een volstrekt onhoudbaar verhaal wordt verteld. Het dier dat
wij u tonen, maken wij de bezoeker wijs, staat niet in Amsterdam maar in
Afrika. Dit is geen dierentuindier maar een echt wild dier. [….] Die
natuurlijke omgeving is in de praktijk weinig echter dan de set van een
goedkope film. [….] Het zijn de mechanismen die in het theater de dienst
uitmaken die ook bij ons in de dierentuin gelden.’
Het probleem van de dierentuin
speelt in meer algemene zin ook bij musea en andere erfgoedinstellingen: Hoe
verkoop je je product zo effectief mogelijk zonder daarbij je inhoudelijke
missie of opdracht geweld aan te doen? Hoe ver ga je om bezoekers, en dus geld,
binnen te halen. Dat is een vraag die in een tijd van bezuinigingen alleen maar
sterker wordt.
De uitvoering van het project
verloopt in de beginfase uiterst succesvol. Gesteund door Frank Rida, de
voorzitter van zijn bestuur, weet Edo veel sponsors binnen te halen. Ook bespeelt hij de media slim. Met
uitspraken als ‘Hippo’s in de Prinsengracht, dat lijkt me wel wat’ haal je
vanzelfsprekend de krant. Maar wanneer door tegenslagen het tweesporenbeleid
dreigt te verworden tot een bedrijfsmatige spagaat moet hij kiezen. Dat doet
hij vol overtuiging, maar met explosieve gevolgen ….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten