Onlangs was Herman Brusselmans te gast bij Jeroen Pauw om zijn nieuwe boek te promoten. Dat is Zeik, zijn vierenzestigste titel in een schrijverschap dat al tweeëndertig jaar duurt. Een gemiddelde van twee boeken per jaar, stelden de heren vast. Vervolgens nodigde Pauw Brusselmans uit om een passage naar eigen keuze uit het boek voor te lezen, zodat de kijker er een indruk van kon krijgen. Dat werd de eerste bladzijde. Die staat bol van de onnavolgbare gedachtekronkels, zotte humor en en passant ook nog een vooroordeeltje. Kortom: Brusselmans ten voeten uit. Je zag de andere gasten hun wenkbrauwen fronsen of, in het geval van de cabaretier Emilio Guzman, vol herkenning grinniken. Dat is begrijpelijk, want Brusselmans' stijl is niets ieders smaak. Maar de liefhebber ervaart zijn boeken na al die jaren als een grote wijn waarvan vrijwel iedere nieuwe jaargang weer even goed en vertrouwd smaakt.
Dit keer probeert de meester iets nieuws uit, een thriller. Een politieroman in de beste traditie van Wallander, Maigret en Morse. De Sherlock Holmes van Brusselmans heet Jean-Pierre Zeik. Hij is hoofd van de Moordbrigade in Gent, het jaar is 1961. Zeik stuurt een klein team aan, dat bestaat uit inspecteur Mohammed El Bazaz, de eerste allochtoonse inspecteur in België, de jonge inspecteur Broekgat en een nieuwe aanwinst, Selma Compas. Er vindt niet iedere dag een moord plaats in Gent, dus de meeste dagen brengt de brigade door op kantoor met het lezen van de krant, romans van Harry Mulisch en het tijdschrift De Pingponger (Zeik), het eindeloos vijlen van de nagels (Selma) en het bezoeken van snackbar Blaffetuur voor een stevige warme lunch en een Vlaams biertje. Hun chef, de eenarmige commissaris Übertrut, is voortdurend in zenuwachtige afwachting van een moord en als die dan is gepleegd is hij nog veel zenuwachtiger doende de pers op afstand te houden. Die nervositeit is volstrekt onnodig, want zoals Brusselmans meldt is de Gentse moordbrigade 'een uitzonderlijke brigade, in die zin dat [zij] procentueel bekeken de meeste moorden van heel West-Europa oploste'.
Maar dan wordt Gent plots opgeschrikt door een brute moord op een jong meisje. En even later opnieuw. De moordenaar heeft op de ruggen van de naakte slachtoffers een cijfercode geschreven. Dat lijkt een uitdaging aan de moordbrigade, een signaal dat hij of zij eigenlijk wil worden gevonden, Er zijn vooralsnog geen verdere aanwijzingen. Een lastige klus, dus. Maar Zeik en zijn brigade gaan aan het werk, doen sporenonderzoek, laten autopsie op de lichamen verrichten en spreken met nabestaanden.
Het spreekt vanzelf dat de moorden worden opgelost. Dat mag je ook wel verwachten van de meest succesvolle moordbrigade van West-Europa. Maar de manier waarop is onconventioneel. Wanneer ik op televisie naar de gemiddelde Britse detectiveserie kijk zie ik inspecteurs die bedachtzaam opereren en lange tijd zo veel mogelijk opties openhouden voordat zij die één voor één wegstrepen. Verhoren nemen ze op intelligente wijze af. Zij hebben bij dat alles voortdurend hun antenne uitstaan om het kleinste 'signaal' op te vangen. Bij Zeik en zijn collega's gaat dat heel anders. Zij zijn niet zo van het ontvangen, zij zijn meer van het zenden. Bewijs is minder belangrijk dan wat zij zelf denken of hoe zij de sporen zelf interpreteren. Piëteit in de omgang met nabestaanden is hen vreemd. Eigenlijk doen ze maar wat, een onderzoeksplan bestaat alleen in zeer grove lijnen.
Zeik is een persiflage op het genre van de thriller. Dat had u hopelijk al begrepen. Een persiflage in de vertrouwde stijl van Brusselmans. Een groot deel van de tijd gaat het eigenlijk nergens over, maar dat dan wel op briljante wijze. Lees in de boekhandel gewoon de eerste bladzijde, dan weet u wat ik bedoel. Precies als de kijkers naar Pauw dat ook wisten toen zij Brusselmans diezelfde bladzijde hadden horen voorlezen.
Vond ik het leuk? Ja, uiteindelijk wel. Ik waardeer Brusselmans het meest in die romans waarin hij zelf het belangrijkste personage is, zoals recentelijk in Mogelijke memoires en Poppy en Eddie (beide op dit weblog besproken). Daar komen de chaos en stuurloosheid die zo kenmerkend voor hem zijn het mooist en meest oprecht tot uiting. In deze thriller doen die kenmerken soms wat geforceerd aan, lijkt het alsof Brusselmans te leuk wil zijn. Maar Zeik bevat zoveel geestig passages en vondsten dat ik mij er zeker mee heb geamuseerd. Misschien moeten de inspecteur en zijn collega's als karakters nog wat groeien. Brusselmans schrijft ook al een poosje aan een vervolg. Dat heet De poetsvrouw van Hugo Claus. Met zijn schrijftempo is dat er zeker volgend voorjaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten