Stephan Enter stelt in zijn korte roman Compassie (2015) een interessante vraag: Kun je van iemand houden uit medelijden? Is het mogelijk om, wanneer de ‘vonk’ er niet is maar je wel een diepe genegenheid voor je partner voelt, met die persoon door het leven te gaan? Die beslissing te nemen omdat je die ander, die in alles laat zien wél van jou te houden, niet wil kwetsen?
Het personage dat zich gesteld ziet voor deze vraag is Frank van Luijn. Hij is bijna veertig maar hij lijkt jonger: ‘Het gezicht dat zich in mijn spiegel vertoont, heeft niets van het doffe en vermoeide van veel van mijn getrouwde of samenwonende leeftijdsgenoten.’ Hij heeft een goede baan, ziet er aantrekkelijk uit en kan daarom gemakkelijk aan tijdelijke vriendinnen komen. Maar in dat stramien is verveling geslopen, daarom meldt hij zich bij een internetdatingsite.
Uit de vele reacties kiest hij Jessica. Ze is tweeëndertig, aan het promoveren en heeft een profiel dat hem trekt. Ze heeft een aantrekkelijk gezicht en kleedt zich geraffineerd. Ze spreken af, en nog eens, en ontdekken dat ze graag met elkaar over van alles praten. Langzaam ontstaat er een relatie. Voor Frank is er geen vuiltje aan de lucht, tot hun relatie lichamelijk wordt. Hij vindt haar, uit haar kleren, niet lelijk maar ook niet mooi. Specifieker: ze windt hem niet op. Bovendien geniet ze niet van de seks, doet een beetje alsof. Dat is een domper.
Over dát onderwerp met haar praten vindt hij moeilijk. Stelt het uit, terwijl hun relatie intussen steeds hechter wordt. Hoe langer hij wacht, des te pijnlijker zal de breuk zijn, voelt hij aan.
In honderdvijftig bladzijden toont Enter alle facetten van het probleem. Een simpele oplossing geeft hij niet ofschoon Frank, tijdens een nacht op het strand en met uitzicht op de Melkweg, wel tot een inzicht komt. Dat is mooi gedaan.
Stephan Enter
Compassie
154 blz
Uitgeverij Van Oorschot