Onlangs verscheen Waak over mij. Het begin was veelbelovend, er was sprake van een oude man die in een klooster hoog in de bergen in zijn cel op sterven lag. Het was geen monnik, geen ingetredene. Het was wel een bijzondere man, een gewone burger die al bijna zijn hele leven van groot belang was voor de orde. Maar waarom precies, dat hield Andrea nog even tegen de borst.
Prima, wat mij betreft. Ik hou wel van een goed opgebouwd verhaal, van enige suspense. Maar wat volgde was teleurstellend. Een verhaal over een in de steek gelaten jonge jongen, zijn zich langzaam ontplooiende kwaliteiten als beeldhouwer en zijn relatie tot een meisje met bijzondere gaven. Een verhaal dat zorgvuldig was gecomponeerd, waarvoor Andrea zich de tijd had gegund het in detail op te schrijven. Maar halverwege bekroop mij het gevoel dat er niet iets wezenlijks gebeurde, dat ik niet tegen een bergmassief aankeek maar over een vlak landschap. Doorkabbelen is misschien een iets te sterk en negatieve omschrijving, maar zo voelde het voor mij wel.
Ik heb het boek met wat doorbijten uitgelezen, met groeiende tegenzin. Naarmate het slot naderde werd ik wel enigszins het verhaal ingetrokken, maar bij verre na niet voldoende om tegenwicht te bieden aan de eerste driehonderd of zo saaie bladzijden. De meeste critici beoordeelden het boek positief, zag ik ondertussen. Het ligt dus voornamelijk aan mij, denk ik dan. Soms is dat gewoon zo.
Jean-Baptiste Andrea / Waak over haar / Vertaald uit het Frans door Martine Woudt / 426 blz / Uitgeverij Oevers, 2024