‘Nu moet ik goed
opletten, dacht Jonathan. Nu. Het begint nu. Hij legde zijn trillende handen in
zijn schoot en wreef met de duim van zijn rechterhand langzaam over het kootje
van zijn linker, in de hoop dat het hem kalm zou maken. Het was de laatste
ochtend van zijn gevangenschap’. Zo begint Muidhond, de debuutroman van Inge
Schilperoord. Jonathan, dertig jaar, heeft de dag ervoor bericht gekregen dat
het gerechtshof hem in hoger beroep heeft vrijgesproken. Er was te weinig
bewijs, de verklaringen van zijn slachtoffer konden niet worden gestaafd. De
gevangenisstraf waartoe Jonathan was veroordeeld en de opgelegde tbs waren
daarmee van de baan. Hij mocht naar huis.
Dat ‘thuis’ is bij zijn
bejaarde moeder, in een vissersdorp ergens in Nederland, achter de duinen. De
wijk met oude visserswoninkjes waar zij wonen is op twee huizen na afgebroken,
de overige bewoners zijn al verhuisd naar een aangrenzende nieuwbouwwijk.
Jonathan komt thuis tijdens een vreselijk warme dag, het begin van een
hittegolf. In het kleine, benauwde huis kan hij voor zijn gevoel nauwelijks
ademhalen. Voor zijn astmatische moeder moet dat nog lastiger zijn, hij hoort voortdurend
haar moeizame, piepende ademhaling. Zo snel als hij kan verlaat hij het huis om
met de hond in de duinen te gaan wandelen. Voor hem is dat duinlandschap het
mooiste dat hij kent, de plek die hij nooit zal verlaten. Hij is er één met de
natuur, voelt zich er volkomen op zijn gemak: ‘Hier had hij elke smerige
seconde van die eindeloze dagen en nachten op gewacht. Om hier weer te zijn,
vertrouwd, alleen met de hond’.
Jonathan werkt overdag
in het visverwerkingsbedrijf bij de haven, waar hij aan de lopende band vissen
schoonmaakt en aan stukken snijdt. Contact met zijn collega’s vermijdt hij, hij
heeft daar geen behoefte aan. In de lunchpauze leest hij het Natuurblad. Na
zijn werk verricht hij volgens een strak, door hemzelf opgezet tijdschema,
allerlei klusjes: de hond uitlaten, boodschappen doen, eten koken, samen met
zijn moeder eten, samen met haar een uurtje koffiedrinken, op zijn
zolderkamertje zijn oefeningen maken. Dat
laatste heeft hij de gevangenispsycholoog beloofd. Omdat hij tot tbs was
veroordeeld had hij, vooruitlopend op zijn hoger beroep, alvast een begin
gemaakt met de zogenaamde pre-therapie. Jonathan maakt dagelijks een of twee
van de oefeningen in zijn werkboek. Hij leert daardoor hoe hij zich moet
gedragen, wat goed is en wat niet. Hij vindt het soms lastig om zonder
begeleiding de bedoeling van de oefeningen te doorgronden, maar denkt dan maar
aan de psycholoog die termen gebruikte als terugvalpreventieplan en
signaleringssysteem.
Het buurhuis, het enige
andere huis dat nog niet is afgebroken, wordt bewoond door een alleenstaande
vrouw en haar dochtertje van tien, Elke. Het meisje liet dagelijks de hond uit
in de maanden dat Jonathan in de gevangenis zat. Dat wil zij graag blijven
doen, desnoods samen met Jonathan. Elke is zoals de meeste meisjes van haar
leeftijd ongecompliceerd, heel direct in haar uitingen. Ze is gefascineerd door
de vis die Jonathan in een duinmeertje vangt en in een aquarium op zijn
kamertje houdt. Een muidhond, een karperachtige soort. Die komt ze dagelijks
bekijken. Op die momenten is Jonathan in verwarring. Net zoals de eerste keer
dat hij haar zag: ‘Ze was erg jong, dacht hij, nog geen tien. Hij zag nog wat
dons in haar hals. Ze had kleine, lieve, ontroerende oren. Niet doen, dacht hij.
Niet zo denken. Voor je het weet heb je gedachten die niet goed zijn.
Cognitieve vervormingen. Of goedpraters. Of iets anders. Hij wist even niet
meer precies wat wat was, maar hij zou het zometeen opzoeken’.
Je bent als lezer dan
op nauwelijks éénderde van het boek, je ziet wat eraan komt maar hebt het
spannendste deel van het verhaal nog tegoed. Schilperoord beschrijft
meesterlijk wat er in Jonathans hoofd omgaat, zijn gevecht met zichzelf en met
de omstandigheden. Zijn omgang met Elke is vergelijkbaar met de situatie die
leidde tot zijn eerdere misdrijf en zijn arrestatie. Hij probeert oprecht
zichzelf in de hand te houden, vlucht keer op keer in de oefeningen in zijn
werkboek, ziet die als zijn reddingsboei. Maar hij staat alleen, hij heeft
niemand die hem helpt. Ik had met hem te doen.
Inge Schilperoord werkt
als forensisch psycholoog bij onder andere het Pieter Baan Centrum. De
deskundigheid waarmee ze beschrijft wat zich in Jonathans hoofd afspeelt is
griezelig overtuigend. Ook laat ze zien wat de therapeutische oefeningen beogen
te bewerkstelligen, en waarom die voor Jonathan in zijn specifieke
omstandigheden niet het optimale effect hebben. Pedofilie kiezen als onderwerp
voor je debuutroman is dapper, dat kan eigenlijk alleen wanneer je het
verantwoord kunt uitwerken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten