Op 14 februari van dit jaar werd voor het eerst de J.M.A.
Biesheuvelprijs uitgereikt, de prijs voor de beste bundel korte verhalen. De
prijs is een initiatief van een groepje van zes mensen die werkzaam zijn in het
boekenvak en de literaire wereld. Het bedrag dat de winnaar ontvangt zal jaarlijks
verschillen, want het prijzengeld wordt via crowdfunding bijeengebracht. Rob
van Essen had de eer de eerste winnaar te zijn, met zijn in 2014 verschenen
bundel Hier wonen ook mensen. De jury
prees hem voor ‘zijn rijke register aan personages en vertellingen: van
realistisch tot absurd, van hilarisch tot diep ontroerend en zo nu en dan dit
alles tegelijkertijd’. Dit etiket past precies op de verhalen in deze bundel,
maar is opvallend genoeg ook een rake omschrijving van het oeuvre van Maarten
Biesheuvel.
Hier wonen ook mensen bevat vijftien verhalen, in lengte variërend van ruim
drie tot veertig bladzijden. Mijn favoriet is het titelverhaal, tevens het
langste verhaal. Dat begint als volgt: ‘Een terugkerend droombeeld, dat mij
steeds weer meeneemt naar die vakantie in Portugal met oom Evert en mijn
vader’. Het is het relaas van een twaalfjarige ik, een jongen, die in het begin
van het jaar zijn moeder heeft verloren. Zijn oom Evert, een broer van zijn
moeder, stelt in mei aan de vader van de jongen voor om met zijn drieën op
vakantie naar Portugal te gaan. Om het verlies te verwerken, om er even uit te
zijn. Tijdens de lange rit naar Portugal observeert de jongen vanaf de
achterbank van de auto zijn vader en oom: ‘Daar zitten ze, twee mannen die
aardig voor elkaar proberen te zijn terwijl ze eigenlijk niet goed weten wat ze
met elkaar aan moeten (ze hebben nog nooit zoveel tijd met elkaar
doorgebracht), en in hun aan de horizon vastgehechte blik lees ik hun twijfel
aan de hele onderneming’. In Portugal neemt de tot dan toe misschien wat
ongemakkelijke maar verder toch vrij normale trip een bizarre wending. De vader
wordt door veel Portugezen herkend en uiterst
vijandig bejegend, terwijl hij toch een
wildvreemde voor ze is. In hotels en restaurants, maar ook op straat voelen de
jongen, vader en oom zich al snel niet meer veilig. De climax is verrassend,
evenals het naspel dat veertig jaar later plaatsvindt.
In het verhaal Dit is wat ik je
beloof is de ik-figuur een student in Amsterdam. Tijdens een fietstocht
langs de Amstel komt zijn voorwiel in een scheur in het wegdek terecht en gaat
hij over de kop. Wanneer hij weer bijkomt denkt hij te dromen. Boven hem zweven
de gezichten van vier jonge vrouwen, die zich bezorgd over hem heen buigen: ‘En
daarna hun gezichten, boven me, alsof er één gezicht was dat voortdurend van
vorm veranderde, en van haarkleur, van oogkleur, van stem, van positie.
Wimpers, sproeten, vochtige lippen, witte tanden, donkere neusgaten, stevige
blote armen, vingers op mijn huid. En daar overheen, nog sterker, de geuren:
zweet en opwinding, warm en fris tegelijk, als zeewater waar de zon op heeft
geschenen, als lichamen die hebben gewerkt: meisjes die hebben geroeid’. De
dames hebben het ongeluk zien gebeuren en zoeken hem ’s avonds in het
ziekenhuis op. Maar niet alleen dat. Een week later komt een van de vrouwen hem
opzoeken in de bar waar hij als bijbaan barkeeper is. Ze verleidt hem. Kort
daarna volgt de tweede. En zo door. De ik-figuur gaat in op hun avances, eerst schuchter,
later gretig. Maar wat betekent dit? Hebben de dames iets afgesproken? De
ik-figuur weet het niet, jij als lezer evenmin. En weer is de ontknoping
verrassend.
Ik lees eigenlijk niet graag korte verhalen. De lange baan van de roman
of de biografie ligt me meer. Dat zal wellicht voor meer lezers het geval zijn,
een van de redenen waarom de instelling van de J.M.A. Biesheuvelprijs samenvalt
met een vrij nieuw fenomeen, de Week van het Korte Verhaal. Het genre gaat
zichzelf beter in de markt zetten.
Deze bundel heb ik echter verslonden. De thematiek van de verhalen is
heel divers. En steeds is er die verrassing, het onverwachte. Vrijwel alle
verhalen worden verteld door een ik-figuur. Sommige verhalen krijgen daardoor
iets van een vertrouwelijk gedane bekentenis: de verteller is zich ervan bewust
dat het gebeurde een beetje absurd kan zijn, maar daarom vertelt hij het je ook
één op één. Ik heb hierboven alleen mijn twee favoriete verhalen belicht, maar
er is veel meer moois te lezen. Het verhaal bijvoorbeeld over de jongen die
gefascineerd is door spinnenwebben, en dan vooral die welke zijn gesponnen
tussen twee geparkeerde fietsen. En dan te fietsen, en ervoor te zorgen dat het
web intact blijft. Een sprookje.
De bundel opent met een verhaal – het kortste – waarin de schrijver
Richard Dawkins een ontmoeting heeft met God en met hem van identiteit ruilt. Een
schrijver die God wordt, waar zagen we dat eerder? Ja hoor, bij Maarten
Biesheuvel. In het eerste verhaal in diens debuut uit 1972, In de bovenkooi, is de schrijver
getransformeerd in God en derhalve opgenomen in een inrichting. Daarmee wil ik zeker
niet zeggen dat Rob van Essen een navolger is van Maarten Biesheuvel, maar het
lijkt er wel op dat beide auteurs zich bij het schrijven soms dezelfde
creatieve vrijheden veroorloven. Met heel bijzondere verhalen als resultaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten