zondag 9 februari 2025

52 museumbezoekjes

Nu bijna 35 jaar geleden verscheen een roman over een veertienjarig Noors meisje dat per post brieven met raadsels ontving. Denkoefeningen is misschien een betere term. Door die op te lossen - de anonieme afzender daagde haar daartoe uit – leerde ze iets over de fundamenten van de Westerse en Oosterse filosofie. Dat boek was De wereld van Sofie. De auteur, Jostein Gaarder, verwierf er eeuwige roem mee. Nu tien jaar geleden, in 2015, publiceerde Anthony Doerr Als je het licht niet kunt zien. Een roman over een twaalfjarig blind meisje dat in de Tweede Wereldoorlog spannende avonturen meemaakt wanneer ze met haar vader een object uit het Parijse Museum voor Natuurlijke Historie in veiligheid probeert te brengen. Beide boeken werden een wereldhit, verschenen in tientallen vertalingen, wonnen prestigieuze prijzen en werden verfilmd. En bleven nog lang hangen in de herinnering van veel lezers. Ook bij mij. En het zou zomaar kunnen dat dezer dagen een nieuwe roman aan zo’n zelfde zegetocht bezig is. 

Dat is het vorig jaar verschenen De ogen van Mona van de Franse kunsthistoricus Thomas Schlesser. Zijn hoofdpersoon is Mona, een tienjarig meisje dat plots blind wordt. Dat duurt gelukkig maar kort, en wanneer ze weer kan zien wordt er een traject opgestart waarin ze medisch binnenstebuiten wordt gekeerd. Naast allerlei lichamelijke onderzoeken wordt ze ook verwezen naar een kinderpsychiater, die een jaar lang wekelijks met haar een gesprek zal hebben. Om Mona’s ouders, die al wekelijks met hun dochter naar de oogarts gaan, wat te ontlasten biedt haar grootvader, Henry, aan om zijn kleindochter wekelijks te begeleiden naar de psychiater. Zegt hij, maar hij heeft een ander plan.

Henry is gepensioneerd en heeft alle tijd van de wereld. Al zijn leven lang is hij een liefhebber van kunst en cultuur en kan daar bevlogen over praten. Ook hij vindt de medische onderzoeken voor Mona heel belangrijk, maar die kinderpsychiater? Is dat nu zo zinvol bij een meisje van tien? Is het niet effectiever om wekelijks met haar op stap te gaan, voor haar een programma op te stellen waarbij ze nieuwe dingen ziet, wordt geprikkeld om te kijken, om na te denken? Dat geeft haar wat afleiding, iets wat prettiger is om naar uit te kijken dan een afspraak bij de psychiater. Hij besluit haar iedere woensdagmiddag mee te nemen om een kunstwerk te bekijken. Ze wonen in Parijs, dus ze beginnen met het Louvre. Na twintig bezoekjes vervolgen ze met Musée d’Orsay en eindigen dan in Centre Pompidou. Een chronologische reis langs 52 hoogtepunten van de Westerse kunstgeschiedenis. Mona moet hem beloven niets aan haar ouders te vertellen, Henry zal hen wekelijks verslag doen van hun ‘bezoekje aan de psychiater’. 

Je zou die bezoekjes aan de musea interactief kunnen noemen. Schlesser beschrijft steeds hoe ze naar het kunstwerk lopen, waar Mona eerst goed moet kijken, het schilderij, beeld, foto of installatie in zich opnemen. Tijdens dat kijken beschrijft Schlesser het kunstwerk voor de lezer. Wanneer Mona is uitgekeken, moet ze iets benoemen dat haar is opgevallen. Dat is de opmaat voor een uitweiding door Henry of, in toenemende mate gedurende het project, een gesprekje tussen hem en Mona. Ze sluiten af door samen te bepalen wat het meest wezenlijke is wat ze uit het kunstwerk hebben geleerd.

Dit lijkt misschien een beetje suf, zeker als je weinig hebt met kunst. Maar Schlesser heeft van die 52 bezoekjes een speels geheel gemaakt. De chronologische aanpak is fijn, dat biedt een structuur. Naast een tiental overbekende werken – de Mona Lisa ontbreekt niet – heeft Schlesser zorgvuldig een reeks onbekende, vaak verrassende objecten gekozen, daarmee aangevend dat het hem niet gaat om de grote namen en grote werken, maar om wat een kunstwerk je kan vertellen.

De selectie is dus breed. In het Louvre verkeer je te midden van Botticelli, Rafaël, Michelangelo, Rembrandt, Vermeer, Poussin, Friedrich, Turner en nog wat anderen. In Orsay zijn het vooral de negentiende-eeuwers en de vroeg-twintigste-eeuwse vernieuwers, waaronder Courbet, Bonheur, Whistler, Degas, Cézanne, Klimt, Hammershoi en Mondriaan. Echt avontuurlijk wordt het in Pompidou waar na de nog vertrouwde namen als Kandinsky, Duchamps, Malevitsj en Pollock een duik in de moderne en hedendaagse kunst volgt, met Hans Hartung, Anna-Eva Bergman, Basqquait, Soulage en anderen. 

Naast dit pact met haar grootvader heeft Mona natuurlijk ook haar dagelijkse leven: haar wat oudere vader, die een brocante runt;  haar moeder, die uitzendwerk doet en daarnaast vrijwilligerswerk; en haar school. Schlesser heeft beide verhaallijnen mooi met elkaar verweven, al krijg je de indruk dat schrijven over kunst hem net iets gemakkelijker afgaat dan het schrijven van een familieroman. Doorheen het verhaal speelt dan ook nog de voorgeschiedenis van Henry, en het verhaal achter zijn lang geleden overleden vrouw, Mona’s oma. 

Dit boek lezen was een feestje. Maar ik heb iets met beeldende kunst, dus dat scheelt. Het enige wat ik me afvraag is het volgende. Mona is tien jaar wanneer ze opeens wekelijks wordt geconfronteerd met het beschouwen én bevatten van kunstwerken. Nu doseert Schlesser de opbouw van de museumbezoekjes heel zorgvuldig en is hij in de gesprekjes tussen Mona en Henry inhoudelijk en didactisch verantwoord bezig, maar toch. Tien jaar. De enige verklaring is dat Mona een héél slim meisje van tien is…   

Gaat dit boek de weg van de romans van Jostein Gaarder en Anthony Doerr, waarmee dit blogje begon? Waarmee het opvallende overeenkomsten vertoont? Ik hoop het, want dat zou betekenen dat veel lezers, waaronder young adults, die misschien niet eerder in contact kwamen met beeldende kunst, daar plezier aan beleven.

Thomas Schlesser / De ogen van Mona / Vertaald uit het Frans door Gertrud Maes / 414 blz / Wereldbibliotheek, 2024 / Alle kunstwerken zijn in kleur opgenomen