Met de oude bovenbuurman van haar ouders, de heer Apfelschnitt, heeft ze het beste contact. Hij is na de oorlog teruggekeerd naar het Joodse geloof en kan Chaja haarfijn uitleggen waarom. Hun discussies vormen inhoudelijk de kern van het verhaal. Bij de familie Kalman treedt ze enkele uren per dag in dienst als kindermeisje. Het gezin is streng orthodox Joods, wat zich onder meer uit in reeksen terechtwijzingen van de vader aan het adres van Chaja. Met hun zoontje, de kleuter Simcha, ontwikkelt ze een hechte band. Het appartementengebouw waar de Kalmans wonen is ook de plek waar ze te maken krijgt met fel antisemitisme, in de persoon van de conciërge. Chaja’s ouders tenslotte vertegenwoordigen twee vrij extreme manieren van omgaan met het recente verleden. Beiden hebben Auschwitz overleefd. Haar moeder drukt dat weg in een manie voor koken, zo als het ware het kamp ontkennend. Haar vader is koortsachtig op zoek naar twee koffers met persoonlijke bezittingen die hij in de oorlog in het centrum van Antwerpen heeft begraven. Die terugvinden is voor hem uitgegroeid tot een zoektocht naar de heilige graal. Uitleggen waarom hij dat doet kan hij niet. Zijn echtgenote wel, zij interpreteert dat zoeken naar de koffers als een zoektocht naar zichzelf.
Het verhaal is vernuftig opgezet, maar blijft naar mijn smaak iets te afstandelijk. Ik werd nergens naar binnen gezogen. Ontroerend is wel de scène waarin Chaja een brief schrijft aan Albert Einstein. Is ze in de veelheid aan indrukken en de daaruit ontstane chaos op zoek naar bewijsbare stellingen?
Carl Friedman / Twee koffers vol / 175 blz / Van Oorschot, 1993