woensdag 11 september 2019

Op zoek naar de Chinese ziel

Victor Segalen (1878-1919) was een Franse marine-arts en schrijver. Zijn oeuvre, dat bestaat uit romans, toneelstukken, gedichten en essays, werd tijdens zijn leven maar mondjesmaat gepubliceerd. Segalens grote passie was reizen. Tussen 1903 tot 1905 maakte hij zijn eerste grote tocht, naar Polynesië. Hij deed daarvan verslag in Journal des Iles. Daarin komt hij naar voren als een reiziger die zich grondig documenteert over het gebied dat hij bereist en de indrukken die hij opdoet zorgvuldig boekstaaft om ze later nog eens te kunnen gebruiken. Een in de Stille Zuidzee geschreven essay over Paul Gaugain, de Franse schilder die er zijn laatste jaren doorbracht, verscheen al in 1904 in het toonaangevende tijdschrift Mercure de France.

Al kort na aankomst in Polynesië onderzocht Segalen of hij er blijvend zou kunnen wonen. Dat kwam er niet van, maar de lange reis die hij vanaf 1909 ondernam naar China had opnieuw dit doel. Hij vertrok eind april 1910 vanuit Marseille per schip naar Shanghai, zijn echtgenote Yvonne zou hem pas een jaar later volgen. Aan haar schreef hij tijdens de reis zijn later befaamd geworden brieven. Zijn voorbereiding op de reis kun je grondig noemen. Nog in Parijs had hij maandenlang intensief Chinese lessen gevolgd, zodat hij de reis kon maken in de hoedanigheid van tolk-vertaler Chinees. Zijn reisgenoot was zijn vriend Graaf Auguste Gilbert de Voisins (1877-1939), die misschien nog wel enthousiaster was over de onderneming dan Segalen zelf. De Voisins was financieel onafhankelijk en betaalde een fors deel van de reis in China voor hen beiden, maar voor zijn overtocht – en die van Yvonne - en uitrusting had Segalen zelf fors moeten investeren. Hij had daarvoor geld geleend van zijn ouders, van de bank, én met bloedend hart zijn Gaugains verkocht.

De tocht van Segalen en De Voisins voerde hen door het hart van China. Het ‘oude’ China, welteverstaan. Anderhalf jaar later, in 1911, zou het Chinese keizerrijk door een revolutie ten onder gaan. Ze reisden zoals reizigers van stand dit eeuwenlang hadden gedaan, met een gevolg bestaande uit ruiters, dragers, gidsen, een kok en andere helpers. Ze hadden grote tenten bij zich voor het geval ze ergens geen onderdak konden vinden. En ze hadden geen haast, op 10 augustus 1909 vertrok de kleine karavaan uit Peking om pas eind januari 1910 in Shanghai te arriveren. Ze trokken door een keur aan landschappen, zakten in het laatste deel van de tocht de rivier de Yangtze af en ontmoetten kleurrijke figuren. Segalen deed er in zijn brieven aan Yvonne op bevlogen wijze verslag van. De hele reis was voor hem in artistiek en literair opzicht één grote bron van inspiratie. In de cultuur, eigenlijk de ‘ziel’ van het land, haar geschiedenis en bewoners vond hij talrijke zaken die leidden tot overpeinzingen, tot aanzetjes voor essays en verhalen. Ook deze stuurde hij soms als brief aan Yvonne, waardoor ook wij ze te lezen krijgen. Het zijn de teksten van een estheet, tegelijk intellectueel en zintuigelijk, van een auteur die de schoonheid van het leven beschrijft, de soms onbenoembare gevoelens die door een hem nieuwe, vreemde cultuur worden opgeroepen. Als kunstenaar voelde Segalen zich verwant aan grootheden als Joris-Karl Huysmans en Claude Debussy, aan stromingen als het symbolisme en impressionisme.

Het reizen door China was in deze jaren een hele onderneming, zowel door de afstanden als de onbetrouwbaarheid van de wegen. Langdurige regenval kon redelijk begaanbare routes veranderen in rivieren van modder die wekenlang onbegaanbaar bleven. Ook verdwaalde de gids weleens. Segalen schrijft uitvoerig over deze reiservaringen. Wat verbazend goed functioneerde waren de posterijen. Het is haast komisch om te lezen hoe hij en zijn Yvonne elkaar per brief wisten te bereiken terwijl de een zich in het diepste binnenland van China bevond en de ander aan boord van een schip dat op weg naar Shanghai havens als Aden, Colombo en Singapore aandeed.

In 1906, kort na terugkomst van zijn reis naar Polynesië, had Segalen verklaard: ‘Ik ben geboren om te zwerven, om alles te zien en te voelen wat er op de wereld gezien en gevoeld kan worden. Ik wil mijn collectie uitbreiden. Om te beginnen met het Verre Oosten’. Dat Verre Oosten, in dit geval China, beviel hem zo dat hij er na zijn trektocht een poos met Yvonne zou blijven wonen. Nog tijdens de reis schreef hij haar met de gedachte te spelen in Saigon of Peking een goedlopende huisartsenpraktijk over te nemen. Zo’n definitief thuis werd China niet voor hem en zijn gezin, maar hij zou er wel enkele jaren blijven. Het waren gelukkige jaren. Hij reisde rond voor archeologisch onderzoek, waarbij hij opzienbarende ontdekkingen deed. Daartussendoor gaf hij colleges aan de medische faculteit in Tianjin en werd hij in 1912 benoemd tot privé-arts van Yuan Shikai, de eerste president van de Republiek China.

In 1914 werd hij als militair arts opgeroepen voor dienst in de Eerste Wereldoorlog. De verschrikkingen van de loopgraven zouden hem diep aangrijpen. De laatste jaren van zijn leven leed hij aan depressies. In 1919 overleed hij door een ongelukkige val, tijdens een eenzame wandeling in het bos, niet ver van zijn geboorteplaats Brest. Zijn literaire werk, waarvan op dat moment slechts een fractie was gepubliceerd, zou pas een halve eeuw later meer bekendheid krijgen. Met Brieven uit China als zijn meest gelezen werk.

Victor Segalen
Brieven uit China
Vertaald, geannoteerd en van een nawoord voorzien door Maarten Elzinga en Mark Leenhouts
362 blz
De Arbeiderspers, privé-domein nr. 253