zondag 15 september 2019

De orgelstemmer en de Braziliaanse

De romans en verhalen van Maarten 't Hart worden met het klimmen der jaren vertrouwder. Hij was altijd al een herkenbare schrijver, met een regelmatig terugkerende ‘biotoop’ en variaties op vrijwel steeds dezelfde thema’s. Dat geldt in sterke mate voor zijn meer recente werk, de roman Magdalena en de mooie verhalenbundel De moeder van Ikabod. Maar ook met het zojuist verschenen De nachtstemmer is dat weer het geval. Het verhaal is gesitueerd in Maassluis, het leven van de hoofdpersoon draait om de muziek, hij is een stuntelaar waar het vrouwen en de liefde betreft en het boek wemelt van nogal kleurrijke gereformeerde figuren. Ziedaar de wereld van Maarten ’t Hart.

Het verhaal is overzichtelijk. Gabriel Pottjewijd, een brave Groningse orgelstemmer, reist eind jaren tachtig van de vorige eeuw naar een stadje aan de Nieuwe Waterweg – Maassluis, maar de naam wordt niet genoemd - om daar het orgel in de Groote Kerk te stemmen. Hij wordt ondergebracht in een pension en gaat de volgende dag aan het werk. Al gauw wordt hem gevraagd ook het orgel in de ImmanuĂ«lkerk onder handen te nemen. Na enkele dagen ontmoet hij Gracinha, een beeldschone Braziliaanse van omstreeks veertig, de weduwe van een Nederlandse scheepskapitein, en haar dochtertje. Het meisje, dat licht autistisch lijkt te zijn, is gefascineerd door Gabriels werk en komt hem helpen. Ze drukt graag heel lang een toets of pedaal in, wat Gabriel van pas komt. Haar moeder ontfermt zich over Gabriel, vraagt hem om mee te eten. Hij helpt haar om haar Nederlands te verbeteren. Een beginnende liefde lijkt onvermijdelijk. Wanneer Gabriel een anonieme dreigbrief ontvangt waarin hem de omgang met Gracinha wordt afgeraden, krijgt het verhaal een iets grimmiger wending, een onzekerheid en spanning die ’t Hart mooi weet uit te rollen over de tweede helft van zijn roman. 

Het verhaal wemelt van mannen met op zijn minst opmerkelijke namen. Nu is Pottjewijd al een vrij opvallende achternaam, maar wat dacht u van deze kleine selectie: Koster de Koeier, Broeder Koevoet, Hendrik Schoonbrood, IJzerhard Paalvast en Okke Hokke. Ik veronderstel dat ’t Hart hiermee een bepaalde sfeer wil scheppen, de lezer het gevoel wil geven dat het stadje een wereldje op zich is, niet het Nederland dat wij kennen. Op enig moment refereert Pottjewijd in een gesprek met een mannenbroeder aan de schrijver Bordewijk, die ook een voorkeur had voor veelzeggende namen – denk aan Bint. Veel van deze mannen zijn trouwens lid van de Mannenvereniging Schrift en Belijdenis. Kom je ook niet in iedere stad tegen.

Maar goed. Ofschoon dit soort details de leesvreugde verhogen en ’t Hart een verhaal vaart kan meegeven, kan ik niet spreken van een bijzondere leeservaring. Het is op zijn best onderhoudend. De voorspelbaarheid qua thematiek bezorgt het verhaal een flinke deuk, de neiging van ’t Hart om los te gaan op een van zijn stokpaardjes – de onbetrouwbaarheid van de bijbel, de vraag of een vrouw wel mooi moet willen zijn – is irritant, soms tenenkrommend. Voor de fans is dit boek natuurlijk een verplicht nummer, maar ik denk niet dat ik het met Kerst aan iemand cadeau zal geven.

Maarten ’t Hart
De nachtstemmer 
316 blz
De Arbeiderspers