vrijdag 20 september 2019

Zitten voor Freud

Sterren op het Doek van omroep Max is een bijzonder populair televisieprogramma. Het concept is eenvoudig. Iedere aflevering wordt een Bekende Nederlander door drie kunstenaars geportretteerd. Na enkele weken werken aan hun portret presenteren de kunstenaars het eindresultaat, waaruit de BN’er zijn of haar keuze maakt. Dat portret mag mee naar huis. De kunstenaars zijn zo geselecteerd dat er – idealiter - drie volstrekt verschillende portretten ontstaan, wat voor de geportretteerde de keuze meestal vrij eenvoudig maakt. Het is een onderhoudend en soms ook informatief programma, waarbij het vooral aardig is dat je een blik in de ziel van de BN’er mag werpen: tijdens de poseersessie, wanneer de presentator met hem of haar een gesprekje heeft, en tijdens het keuzemoment achteraf, wanneer de BN’er – zich meestal zichtbaar ongemakkelijk voelend – moet kiezen.

Wat ik jammer vindt is dat het poseren maar zo kort duurt. De kunstenaars kennen hun model niet, zien het tijdens die sessie voor het eerst in levende lijve en voor ze goed en wel een ruwe schets op het doek hebben is het alweer voorbij. Moeten ze het de weken erna doen met foto’s of film – die er natuurlijk in overvloed zijn. Maar een band tussen kunstenaar en model kan op deze wijze nauwelijks ontstaan. Of dat noodzakelijk is? Nou nee, het hoeft natuurlijk niet. Maar je kan je voorstellen dat een kunstenaar bij het maken van een portret niet alleen de uiterlijke trekken van het model in het portret wil leggen maar ook iets van het innerlijk, het karakter van de geportretteerde wil laten zien. Dat lukt veel beter wanneer er gelegenheid is om elkaar beter kunnen leren kennen. Dus meer poseersessies.

Toen de Britse kunstcriticus Martin Gayford in het najaar van 2003 aan zijn vriend Lucian Freud (1922-2011) vroeg of deze hem niet eens wilde portretteren, en Freud direct toehapte, wist hij niet dat hij daarmee zou tekenen voor zo’n veertig maal urenlang poseren. Maar dat is hoe de kunstenaar werkt, een schilderij ontstaat bij hem niet volgens een vooropgezet plan maar groeit als vanzelf, de ene sessie wat sneller en dan weer heel langzaam. Gayford krijgt dat pas echt door wanneer hij, nog vrij aan het begin, na afloop van het zitten aan Freud vraagt wat er ditmaal is bijgekomen en Freud hem wijst op een minuscuul stukje van de rechterwenkbrauw. Op Gayford komt dat toch enigszins over als verspilde tijd, maar in Freuds beleving is de sessie uiterst zinvol geweest omdat dat het stukje wenkbrauw de uitkomst is van een wezenlijke beslissing die hij heeft genomen over het vervolg van het proces.

Waarom stelde Gayford aan een van de grootste Britse kunstenaars van dat moment voor om hem te portretteren? Misschien kwam er een beetje ijdelheid bij kijken, de gedachte door middel van zo’n portret een zekere onsterfelijkheid te verkrijgen. Maar het was vooral nieuwsgierigheid naar het verloop van zo’n proces, schrijft hij in een kort voorwoord. Hij was al zo vaak op Freuds atelier geweest om recent werk of werk in uitvoering te bekijken dat hij zelf wel eens deel wilde uitmaken van dat creatieve proces. Die ervaring zou hij in overvloed krijgen.

Wat leverden de sessies nog meer op dan het gestage tot stand komen van een portret? De schilder en zijn model spraken over van alles, van hun voorkeuren in de kunst, wederzijdse vrienden, de kunstkritiek en het leven in het algemeen. Over andere kunstenaars heeft Freud uitgesproken meningen: de late Titiaan en Rembrandt bewondert hij, voor Da Vinci en Raphael geeft hij geen stuiver. In het werk van de laatste zit totaal geen leven, is zijn oordeel. Francis Bacon, de Britse kunstenaar met wie hij lang optrok, is een dankbaar en terugkerend onderwerp. De poseersessies bij avond sluiten Freud en Gayford regelmatig af met een etentje in de stad.

Het daagt Gayford langzaamaan hoe belangrijk die informele gesprekken zijn: ‘The talk is, I begin to realize, almost as much part of the sitting process as the drawing and painting. Portraiture requires observation of the subject, not just as an inert and motionless living-statue, but also moving, speaking, reacting in all manner of moods and circumstances – some characteristic of the sitter’s everyday behaviour, some more exceptional. It is precisely those movements of the eyes, mouth and the mobile topography of the face that make an image like a person, rather than a waxwork.’

En het eindresultaat, hoe ervaart Gayford dat? Het portret toont hem met een intense, doordringende blik. Hij verklaart die als ‘it is in part, I think, a painting of my own fascination with the whole process of being painted. I see that intensity of interest in the picture. It’s me looking at him looking at me’.

Het portret siert nu een wand bij John and Frances Bowes, een Californisch verzamelaarspaar. Anoniem, als ‘Man with a Blue Scarf’. Maar ook weer niet zo anoniem,  want Gayford ontmoette hen tijdens de Biennale in VenetiĆ«, kort nadat ze het portret hadden verworven. Hij maakt nu in zekere zin deel uit van hun leven. Ook dat is een fascinerende gedachte.

Martin Gayford
Man with a Blue Scarf. On Sitting for a Portrait by Lucian Freud
248 blz
Thames & Hudson