In onze musea van oude kunst hangen ze aan de wand: 17e-eeuwse en 18e-eeuwse portretten van adellijke of vorstelijke personen waarop naast de geportretteerde ook een zwarte man of vrouw is afgebeeld. Het zijn schilderijen die soms reacties uitlokken bij de bezoekers, zeker in een tijd als nu waarin de manier waarop we omgaan met verschijnselen als slavernij en zwarte Piet ter discussie staat. Voor de opdrachtgevers van die portretten was het tonen van hun donkere bediende, lakei of kamerheer echter de gewoonste zaak van de wereld. Ze waren rijk, konden kopen wat ze wilden en daar hoorden ook ‘Moortjes’ bij. Het waren vaak statussymbolen, om die reden geïmporteerd uit verre landen, die door hun uiterlijk een exotisch element toevoegden aan een vorstelijk hof. Ook in Den Haag liepen ze rond, in dienst bij de Oranjes.
Esther Schreuder heeft van twee van deze mannen, Willem Frederik Cupido en Guan Anthony Sideron, de geschiedenis nageplozen. Cupido was afkomstig uit Guinea in West-Afrika, waar de Hollanders aan de kust forten hadden van waaruit ze handel dreven met de bevolking. Ook handel in slaven. Sideron kwam van Curaçao, het Caribische hoofdkwartier van de West-Indische Compagnie. Sideron arriveerde in 1763 als kleine jongen aan het Haagse hof van prins Willem V, mogelijk als een cadeau van een koopman die tot gouverneur van Curaçao hoopte te worden benoemd en met dit geschenk Willem gunstig wilde stemmen. Cupido kwam drie jaar later aan in Den Haag, hij was iets jonger dan zijn lotgenoot. Ook hij was mogelijk een geschenk.
Beide jongens werden bedienden aan het hof. Ze werden in kleurrijke kostuums gestoken en kregen een opleiding zodat ze na enkele jaren konden lezen, schrijven in een mooi handschrift, rekenen, dansen en paardrijden. Ook leerden ze de Franse taal, die aan de Europese hoven de voertaal was.
Met de komst van de nieuwe echtgenote van Willem V, Wilhelmina van Pruisen, onderging het Haagse hof een wezenlijk uitbreiding. Dat bood Cupido en Sideron de kans op een positieverbetering. Van gewone bedienden werden ze eerst gepromoveerd naar het belangrijke staldepartement, om in 1782 door Willem te worden benoemd tot kamerdienaar. In die functie waren ze belast met de persoonlijke verzorging van de prins en zijn vrouw. Het inkomen dat ze daarmee verdienden was niet slecht, je kon er een gezin van onderhouden en een net huisje bewonen.
Schreuder schetst uitvoerig de historische context, zoals de politieke strubbelingen tussen de prins en zijn opponenten in de Nederlanden. Wanneer het prinselijk paar in 1795 in kleine sloepjes naar Engeland vlucht om aan de troepen van Napoleon te ontkomen, gaat een klein groepje getrouwen en bedienden mee, waaronder Cupido en Sideron. Het mini-hofje wordt gehuisvest in een vleugel van Hampton Court. Maar al snel besluit Willem V dat de Nassause erfgebieden in Duitsland zijn thuisbasis moeten zijn. Door de Napoleontische oorlogen, die ook in die streken worden uitgevochten, zullen ze in de jaren erna een zwervend bestaand leiden. Sideron sterft in 1803, Cupido in 1806. Beide mannen zijn bij hun dood dan precies veertig jaar in dienst van Willem V geweest. Cupido was in 1802 getrouwd met een Duitse en liet bij zijn dood zijn vrouw en twee kinderen achter. Willem V, die in ballingschap in Braunschweig woonde, was van slag nadat hij had gehoord van Cupido’s dood. Hij schreef aan zijn hofmaarschalk: ‘Ik ben ontdaan over het overlijden van de arme Cupido. Hij heeft me zo lang gediend dat ik zijn familie niet in de steek kan laten. Wat denkt u dat ik kan doen voor zijn kinderen?’ De mannen kwamen overeen dat een pensioen voor de weduwe en haar kinderen na zoveel jaren trouwe dienst het minste was wat ze konden regelen.
Het boek biedt een mooie inkijk in een opvallend aspect van de Hollandse hofgeschiedenis. Schreuder laat zich niet verleiden tot een stellingname in het debat over slavernij. Dat had ze zomaar wel kunnen doen, want Willem V was bestuurder van de VOC en de WIC, compagnieën die ook handelden in slaven. Dat hij de twee zwarte jongetjes accepteerde, deels vanwege het exotische element dat ze aan zijn hof toevoegden, past in het beeld van de tijd maar is in onze ogen natuurlijk niet geheel correct. Schreuder maakt daar enkele zijdelingse opmerkingen over, maar concentreert zich vooral op het levensverhaal van Sideron en Cupido. De ‘Moren’, zoals men ze heel soms nog noemde, werden toen ze eenmaal volwassen waren door hun omgeving zonder voorbehoud geaccepteerd als collega’s en gewaardeerd om hun loyale inzet. Hun kleur lijkt aan het hof geen onderwerp te zijn geweest. Het was immers het tijdperk van de Verlichting.
Esther Schreuder
Cupido en Sideron. Twee Moren aan het hof van Oranje
288 blz
Uitgeverij Balans
Geen opmerkingen:
Een reactie posten