De campagne van Napoleon Bonaparte naar Rusland in 1812 is een van de bekendste veldtochten in de geschiedenis. De voorgenomen aanval op het immense Russische rijk vormde voor hem de bekroning van zijn ambities als heerser. Op die ambities stond sinds zijn kroning tot keizer in 1804 geen limiet meer. Het verhaal van de Russische veldtocht is al vaak verteld. De dramatische afloop, waarbij slechts een klein deel van de honderdduizenden manschappen erin slaagde levend terug te keren, spreekt tot de verbeelding. Maar nog niet eerder was beschreven hoe het de Nederlandse soldaten tijdens die veldtocht was vergaan. Bart Funnekotter, historicus, redacteur van NRC Handelsblad én nazaat van een van die soldaten, doet dat nu in De hel van 1812. Nederlanders met Napoleon op veldtocht naar Rusland.
Waarom besloot Napoleon eigenlijk om Rusland aan te vallen? Zelf noemde de Franse keizer als belangrijkste reden het feit dat Rusland zich niet hield aan het Verdrag van Tilsit dat Frankrijk en Rusland in 1807 sloten. In dat verdrag had Rusland toegezegd zich te houden aan het door Napoleon geïntroduceerde Continentaal Stelsel, dat de handel met Engeland onmogelijk maakte. Het was in feite een economische blokkade, erop gericht de Engelse economie te ontwrichten. Maar Rusland, dat van oudsher veel hout naar Engeland exporteerde voor de scheepsbouw, ontdook haar belofte. Dat Napoleon, tot het uiterste getergd, dan maar besloot de tsaar ‘een lesje te leren’ door hem met een snelle militaire campagne op de knieën te dwingen zegt iets over Napoleons zelfbeeld. Meerdere vooraanstaande adviseurs, waaronder de Franse ambassadeur in Rusland, ontraadden hem de veldtocht. Ze wezen op de enorme afstanden en de koude Russische winter. Maar de keizer zette door.
Vanaf juni 1812 trokken tussen de 550.000 en 600.000 soldaten in Franse dienst Rusland binnen. Een kleine 15.000 daarvan waren Nederlandse manschappen. Deels waren dit beroepsmilitairen, deels dienstplichtigen. Deze laatste groep was door Napoleon ‘opgeveegd’ nadat hij zijn broer Lodewijk Napoleon in 1810 het koningschap van Nederland had ontnomen. Tijdens de laatste jaren van het bewind van Lodewijk Napoleon waren geen dienstplichtigen opgeroepen, omdat de koning van mening was dat dit schadelijk zou zijn voor de toch al zwakke Nederlandse economie. Vanaf 1810 liet Napoleon de betreffende lichtingen met terugwerkende kracht alsnog oproepen.
Niet alle dienstplichtigen trokken met tegenzin naar Parijs. Diederik van Doodewaard, soldaat van het 123e Regiment: ‘Of het bijzonder lichtzinnig was, kan ik niet zeggen, maar ik zag weinig tegen de conscriptie (dienstplicht) op. Lootte ik vrij, dan trad ik op de een of andere manier toch in dienst, was mijn besluit. Ik had lust om de wereld te zien en daar gaf Napoleon gelegenheid toe.’ Hij zou als een van de weinigen de verschrikkingen overleven.
Wij zijn het inmiddels gewend via zenders als CNN oorlogshandelingen bijna live mee te maken. Met een druk op een knop kan een kwaadwillende leider een aanval beginnen die al binnen een dag een mondiaal gevecht kan zijn. In het begin van de negentiende eeuw lag het tempo iets lager. De eerste Franse troepen vertrokken in januari en februari 1812 vanuit hun kazernes in Frankrijk naar het oosten. Medio juni, dus zo’n vier maanden later, hadden zich ongeveer 450.000 manschappen verzameld aan de westelijke oever van de rivier de Niemen, die de grens vormde tussen Pruisen en Rusland. De meeste waren lopend gekomen. Daarnaast lagen zo’n 165.000 soldaten in reserve. Op 23 juni gaf Napoleon het sein tot de aanval.
Funnekotter laat in zijn verslag van de veldtocht de Nederlandse militairen zelf aan het woord. Hij citeert uit brieven die ze naar huis schreven, uit dagboeken en uit de herinneringen die officieren en soldaten na hun terugkeer schreven en soms ook publiceerden. Daardoor maak je als lezer de dagelijkse praktijk van de veldtocht van heel nabij mee, zowel de bloedige veldslagen die werden uitgevochten als de strooptochten voor voedsel en onderdak, waartoe de soldaten steeds meer overgingen naarmate de aanvoerlijnen vanuit de achterhoede langer werden.
Napoleons strijdplan was simpel: Hij wilde zo snel mogelijk de confrontatie met de Russische troepen zoeken, ze in een veldslag in de pan hakken en vervolgens de tsaar dwingen tot een vrede op Franse voorwaarden. Maar - het is bekend - de Russische generaals ontweken in eerste instantie zo’n grote confrontatie en trokken zich steeds verder terug. De Franse aanvoerlijnen werden daardoor steeds langer, terwijl het de Russen de gelegenheid bood een verdedigingslinie op te bouwen in het binnenland om daar met de Fransen slag te leveren.
Pas op 7 september vond bij het plaatsje Borodino die eerste grote slag plaats. De Fransen wonnen die en konden doorstoten naar Moskou, maar tegen een hoge tol: 30.000 soldaten van de Grande Armée sneuvelden. De Russen verloren die dag 45.000 man. De Russische generaal Michail Koetoezov schreef aan de tsaar dat hij ‘de bloedigste veldslag van de moderne tijd’ had gevoerd. Dat klopt, en dat twijfelachtige record zou pas worden gebroken op 1 juli 1916, de eerste dag van de Slag bij de Somme.
Begin september voelde in het binnenland van Rusland aan als december in Nederland, schreef een soldaat naar huis. En de kou zou snel toenemen. Toen de Franse troepen op 15 september het vrijwel verlaten Moskou binnentrokken scheen de zon maar was het koud. Een dag later, terwijl Napoleon zijn vertrekken in het Kremlin inrichtte, stichtten Russische saboteurs brand in enkele grote houden panden. Gedurende drie dagen, aangewakkerd door een harde wind, brandde Moskou. Veel voorraden en gebouwen gingen verloren. In de weken daarop werd het leven moeilijker, zeker voor de honderdduizenden manschappen die buiten de muren van Moskou bivakkeerden. Bovendien pleegden goed bewapende kozakken overvallen op de aanvoerlijnen. Toen begin oktober duidelijk werd dat de Russen niet waren geïnteresseerd in een bestand en tevens de eerste sneeuw viel besloot Napoleon zijn legers terug te trekken op hun vooraf bepaalde winterkwartieren in Smolensk en Wilna.
Waar Funnekotter in de beschrijving van de opmars naar Moskou zoals meegemaakt door de Nederlandse mannen je soms al kippenvel weet te bezorgen, schakelt hij in de aftocht een tandje bij. Dat doet hij niet met opzet, de terugtocht wás daadwerkelijk een hel. De kou nam toe, de wegen waren slecht begaanbaar, kozakken vielen voortdurend de achterhoede aan en er was vrijwel niets te eten. Paarden vielen bij bosjes neer langs de weg, uitgeput en letterlijk op. Die werden direct aan stukken gesneden en opgegeten. Iedere nacht vroren tientallen tot honderden soldaten dood. Napoleon voerde met zijn elitekorps de tientallen kilometers lange karavaan aan, maarschalk Ney was belast met de voortdurend opspelende achterhoedegevechten. Het oversteken van de rivier de Berezina mag je wel de climax van deze tocht noemen. Nadat Napoleon door een slimme manouvre de Russische troepen op het verkeerde been had gezet, wisten enkele honderden manschappen van de genie – waaronder veel Hollanders – in het ijskoude water twee negentig meter lange bruggen te bouwen. Daarna was het, bij een temperatuur van min 30, nog enkele weken lopen naar het veilige Koningsbergen in het oosten van Pruisen.
De brieven en aantekeningen in dagboeken van de Hollandse manschappen tonen de gruwelijke omstandigheden tijdens de terugtocht. Kapitein-adjudant-majoor Theodore Veeren schreef na een gevecht met de Russen aan zijn vrouw dat de ‘levenden nog maar weinig in getal zijn’ en drukte haar op het hart dit niet aan de overige regimentsvrouwen mee te delen. En Rode Lansier François Dumonceau beschreef in zijn memoires het tafereel dat hij aanschouwde vanaf de veilige oever van de Berezina: ‘Net als een dag eerder verzamelde zich een compacte menigte voor de bruggen die zorgde voor een vreselijk tumult […] Op een heuvel vocht het IX korps van Victor, dat onze achterhoede vormde, onophoudelijk met de vijand.’ De Russen hadden een kanon in stelling weten te brengen en vuurden op de mensenmassa. ‘We zagen de menigte als een onstuimige zee heen en weer bewegen, om aan het vuur te ontkomen, rennend van de ene brug naar de andere, in de hoop sneller te kunnen oversteken, waarbij ze werden teruggeduwd door degenen die net de andere kant opgingen. Granaten ontploften in hun midden en kogels sloegen grote gaten in deze compacte massa.’
Een glorieuze veldtocht die eindigde in een slachting. Van het half miljoen manschappen dat op 23 juni en de dagen erna de grens met Rusland overstak keerden er 120.000 terug. Ruim 70% sneuvelde dus. De Hollanders betaalden een nog zwaardere tol, van de 15.000 die vertrokken kwamen er voor zover we weten maar 500 weer thuis. Na het lezen van Funnekotters boek – gebaseerd op gedegen onderzoek en geschreven in een pakkende stijl – kun je je die ongelooflijke cijfers voorstellen. Want je bent met die mannen meegereisd.
Bart Funnekotter
De hel van 1812. Nederlanders met Napoleon op veldtocht naar Rusland
Prometheus
334 blz
Geen opmerkingen:
Een reactie posten