maandag 1 september 2025

´De Humboldt van Java´

Er zijn van die wetenschappers die al tijdens hun leven wereldfaam verwerven. Alexander von Humboldt (1769-1859) was er zo een. Zijn inzicht in de relatie tussen natuurlijke verschijnselen op meerdere plekken op aarde, vooral opgedaan tijdens ontdekkingsreizen in Midden- en Zuid-Amerika en op voorbeeldige wijze gepubliceerd, betekende een grote stap voorwaarts in de natuurwetenschappen. Zijn wetenschappelijke precisie, filosofische diepgang én grote verbeeldingskracht waren voor Charles Darwin voldoende om hem  de  belangrijkste wetenschappelijke reiziger aller tijden te noemen. Humboldt maakte ook school, een hele schare jonge, enthousiaste studenten nam zijn ideeën en werkwijze over. Een van hen was Franz Junghuhn (1809-1864), Duitser van geboorte, maar sinds 1852 Nederlander. Junghuhn zou een groot deel van zijn leven door Sumatra en vooral Java trekken, onderzoek doen en ook publiceren. Het leverde hem wetenschappelijke roem op, maar ook de bijnaam ‘Humboldt van Java’. Over deze man en zijn fascinerende leven verscheen onlangs de biografie Leven op een vulkaan.

De vroege jaren van Franz Junghuhn gaven niemand van zijn familie of vrienden het idee dat hij zou slagen in het leven. Zijn vader, zelf een ongediplomeerd mijnarts, stuurde zijn zoon achtereenvolgens naar Halle en Berlijn voor een studie medicijnen. Maar daar lag niet de werkelijke interesse van Franz. In 1830 rondde hij het manuscript af van een naslagwerk over paddenstoelen in de Berlijnse regio, samengesteld in zijn vrije uren. De observaties waren degelijk, maar het waren vooral de schitterende tekeningen die de lezers opvielen. Door hemzelf vervaardigde illustraties zouden gedurende zijn gehele loopbaan een van de aantrekkelijkste facetten in zijn publicaties blijven. 

Een duel met een medestudent, waarbij hij een schotwond in zijn dij opliep, betekende voor de soms nogal opvliegende Franz het begin van een neerwaartse spiraal. Omdat hij inmiddels had getekend voor militaire dienst in het Pruisische leger, kreeg hij voor het duel – die waren strikt verboden - een  gevangenisstraf op van tien jaar opgelegd. Na een jaar wist hij uit de militaire gevangenis van Koblenz te ontsnappen, vluchtte naar Marseille en nam dienst in het Franse vreemdelingenlegioen. Na een expeditie in Algerije en zijn ontslag uit dienst vernam hij dat hem voor het duel inmiddels gratie was verleend. Dus lag de wereld voor hem open. Met een hart dat bij plantkunde lag. Hij besloot zich aan te melden voor het Nederlandse koloniale leger in Indië. Na een examen waarbij werd vastgesteld dat hij medisch voldoende was onderlegd stapte hij in de zomer van 1835 op de boot naar Batavia. Als legerarts, met voldoende vrije tijd om de natuur te bestuderen.

In de tropen ging een wereld voor hem open. Naast het bestuderen en beschrijven van de plantenwereld voelde hij al snel dat er een nóg interessanter onderwerp voor het grijpen lag:  de studie van de bodem, de geologie. Voor beide onderwerpen wist hij al snel, op basis van eerste publicaties daarover, de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en het ministerie in Den Haag ervan te overtuigen dat nader onderzoek wellicht zou kunnen leiden tot een beter begrip en mogelijk ook nog een onvoorzien economisch profijt. Zijn jaren als legerarts waren voorbij, hij was nu de officieel door de staat aangestelde wetenschappelijk functionaris. In rang hoger dan de meeste inlandse ambtenaren en bestuurders. 

Junghuhn plande zijn verdere onderzoekingen met een tweeledig doel: beantwoorden aan de opdracht van de regering, maar zeker ook bewerkstelligen dat hij antwoorden vond op zijn eigen vragen als wetenschapper, en dus kon publiceren en zo aanzien opbouwde in wetenschappelijke kringen.

Een voorbeeld van het eerste was een groot project om te testen of de kinineplant in Indië wilde gedijen. Kinine was een probaat middel tegen malaria – dat wil zeggen: iets beters was er in die tijd niet. Maar de totale wereldoogst kwam uit Zuid-Amerika, en Den Haag wilde graag onafhankelijk zijn van een buitenlandse, misschien niet geheel betrouwbare leverancier. Nadat eerdere pogingen waren mislukt, kreeg Junghuhn de klus toegeschoven. Met wisselend succes, overigens.

Een voorbeeld van het tweede was Junghuhns fascinatie voor vulkanen. Daarvan zijn er in Nederlands-Indië vele tientallen te vinden, zowel actieve als dode. Hoe het werkte, en waarom de meeste in een kaarsrechte lijn zijn gesitueerd, waren Junghuhns hoofdvragen. Het eerste was in kaart te brengen, en hij was overigens niet de eerste die zich op het verschijnsel stortte. De situering verklaren was lastiger. Dat het te maken zou kunnen hebben met de onderste aardlagen was wel een vermoeden, maar dat het verschuiven van aardschollen een rol speelde was omstreeks het midden van de negentiende eeuw nog net een stap te ver.

Maar goed, Junghuhn pakte zijn onderzoek grondig aan. Hij beklom alle vijfenveertig nog werkende vulkanen van Java, en tevens een dozijn dode. Bosma beschrijft met veel gevoel voor de couleur locale hoe een dergelijke beklimming verliep, wie en wat er allemaal mee naar boven moest, hoe de dragers van de tientallen zware wetenschappelijke instrumenten moesten worden overreed om een berg te beklimmen die in hun familiekring al vele generaties bekend stond als een heilige plek. De lokale bestuurders waren Junghuhn maar al te graag bereid tot bijstand: het betekende vaak een uitje in een verder wat monotoon bestaan.

Bosma is een wetenschapper bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en hoogleraar aan de VU. Hij schetst het leven van Junghuhn uiterst zorgvuldig. De bibliografie van geraadpleegde bronnen is omvangrijk, wat mede het gevolg is van het grote aantal invalshoeken dat hij hanteert; niet alleen Junghuhns persoonlijke en wetenschappelijke leven komt uitgebreid aan bod, maar bijvoorbeeld ook de internationale onderzoekspraktijk, zijn opvattingen over het koloniale systeem en de vaak wat moeizame – en vooral heel langzame – communicatie tussen de Indische bestuurders en het Haagse ministerie, alsmede de Nederlandse musea aan wie Junghuhn in de loop der jaren vanuit Batavia honderden kisten met gedroogde planten en bijzondere gesteenten stuurde. En dan jaren later moest constateren dat ze grotendeels nog ongeopend in de depots stonden, of werden geïnventariseerd door medewerkers die nauwelijks verstand hadden van de materie. Maar tegen het einde van zijn leven, gelukkig in Indië met zijn echtgenote, zette hij dat gezeur van zich af. Telde voor hem dat wat hij had bereikt, in een land waarvan hij was gaan houden en waar hij verkoos te sterven.

Ulbe Bosma / Leven op een vulkaan. Franz Junghuhn. Een biografie / 360 blz / Athenaeum-Polak&Van Gennep, 2025