Mijn kleine waanzin, verschenen in 2004, is een wonderlijk mooie terugblik op Brokkens jeugd in Rhoon. Hij slaagt erin de talrijke kleine en grotere gebeurtenissen in het leven van het gezin te vatten in een boeiend en overtuigend tijdsbeeld van de jaren vijftig en de vroege jaren zestig. Rhoon en het omringende landschap deden mij onwillekeurig de associatie maken met het slechts twintig kilometer verderop gelegen Maassluis, dat Maarten ’t Hart zo vaak heeft beschreven in zijn op jeugdherinneringen gebaseerde romans en verhalen. Bij ‘t Hart en ook hier bij Brokken speelt bovendien het geloof een grote rol, waardoor die vergelijking zich nog meer opdringt. Beide hoofdpersonen kunnen echter niet méér van elkaar verschillen, waardoor zo’n exercitie al snel mank gaat. En ontegenzeggelijk is Brokken veruit de betere stilist.
Het boek zit vol ijzersterke beelden: de muzikale Olga, die voor haar jongste zoon een pianoleraar helemaal uit Brabant laat komen, een schilderachtig figuur waardoor die lesmiddagen in de grote huiskamer van de pastorie ineens iets negentiende-eeuw Russisch krijgen; vader Han, die in zijn studeerkamer zwoegt om van iedere zondagse preek iets waardevols te maken, als schreef hij literatuur; diezelfde vader, die later niet zonder kalmerende pillen kan en regelmatig de mandfles sherry in de trapkast aan zijn mond zet; de streng gereformeerden die in hun zangronde door het dorp lang blijven stilstaan voor de pastorie, waarvan de bewoners met de lichten uit achter de gordijnen wegduiken; en de huisdokter die Jan meer dan eens adviseert dat het beste medicijn tegen zijn jeukende huidaandoening een reis om de wereld zou zijn. Want dat Brokken een reizende schrijver zou worden, ook daarvoor werd in die jaren de basis gelegd. Op stille middagen nam Han zijn zoon achterop de Solex mee naar de Nieuwe Waterweg, waar ze urenlang zwijgend – en dromend – de zeeschepen het ruime sop zagen kiezen.
Jan Brokken / Mijn kleine waanzin / 416 blz / Uitgeverij Atlas, 2004