Op een dag in het najaar van 1911 stond hij voor haar deur. Een niet al te grote jongeman, met dik zwart haar waar een slag in zat. Ze vond hem op een aantrekkelijke manier grofgebouwd, zo in zijn werkkleren. Hij was samen met een oudere man, en tussen hen in stond op de stoep een groot bureau van eikenhout. Degelijk, met bewerkte panelen en stevige sloten van smeedijzer. Te krullerig voor haar smaak, ook te traditioneel. Nadat de mannen het door haar echtgenoot bestelde meubelstuk op zijn plaats hadden gezet, vertelde ze hen wat ze ervan dacht. Dat het vakmanschap uitstraalde, maar niet Berlage was. Dat was meer háár stijl. De oudste van de twee mannen verdedigde zich, leek ietwat ontstemd. De jonge man wisselde een blik van verstandhouding met haar. Zij voelde dat hij haar begreep. Zijn blik zou ze nooit vergeten, vertelde ze later in haar leven aan wie het maar wilde horen. De oudere meubelmaker heette Jan Rietveld, zijn zoon Gerrit. De vrouw in deze scène was Truus Schröder.
Deze kennismaking zou het begin zijn van een relatie tussen Truus Schröder en Gerrit Rietveld die hun leven lang zou duren. Zij waren elkaars grote liefde. Maar in 1911 waren zij beide ook net getrouwd met een ander. Naast geliefden zouden zij ook in professioneel opzicht partners worden, samen huizen en interieurs ontwerpen. Het bekendste daarvan is ongetwijfeld het huis in Utrecht dat eruit ziet als een driedimensionaal schilderij van Mondriaan en dat bekend staat als het Rietveld-Schröderhuis.
Truus Schräder, zoals haar meisjesnaam was, trouwde in 1911 met Frits Schröder, een uit Brabant afkomstige jurist. Lang, hartelijk en knap, elf jaar ouder en welgesteld, leek hij haar een ideale echtgenoot. Dat hij aangaf geen kinderen te willen hebben sprak ook in zijn voordeel, vond zij. Zij was op zoek naar een vrij, ongebonden leven. Ook wilde ze studeren, zichzelf ontwikkelen. Na hun huwelijk betrokken zij een kapitaal pand aan de Biltstraat in Utrecht. Een huis met achttien kamers, hoge plafonds en zware donkerbruine eiken meubelen. Maar gelukkig zou ze daar alleen de eerste jaren van haar huwelijk zijn, daarna werd alles anders.
Gerrit Rietveld leerde het vak van meubelmaker van zijn vader. Meubelmakerij C.J. Rietveld te Utrecht was gespecialiseerd in historische neostijlen, ofschoon je ook iets in art nouveau kon bestellen. Maar liever dan zagen en schaven tekende Gerrit ontwerpen voor meubels. Tijdens een jarenlange avondstudie bij de Utrechtse architect en vormgever Piet Klaarhamer kwam hij in contact met het werk van Cuypers, Toorop en Berlage. Van de laatste beïnvloedde vooral diens helderheid van maatverhoudingen en soberheid hem. Daar ging zijn hart naar uit, zo wilde hij ook werken. Vooralsnog experimenteerde hij alleen wat in zijn vrije uren, want hij had een snelgroeiend gezin te onderhouden. In 1911 was hij namelijk getrouwd met Vrouwgien Hadders, een vijf jaar oudere gereformeerde verpleegster. Het zou met deze teruggetrokken, contactschuwe vrouw geen gelukkig huwelijk worden.
Jessica van Geel focust in I Love You Rietveld op de relatie tussen Truus en Gerrit. Het is niet duidelijk wanneer die precies begon, maar zij voelden zich vanaf het begin tot elkaar aangetrokken. Truus herkende in Gerrit het zoeken naar een nieuwe kunst, een frisse manier van uitdrukken. Gerrit vond in Truus iemand die hem begreep en met wie hij daar over kon praten. Zoals over de eerste versie van een nieuwe stoel die hij in 1918 had ontworpen, hij noemde hem de lattenstoel. Die was nu nog donker gebeitst, enkele jaren later zou hij hem in de kleuren rood, zwart, geel en blauw schilderen. Ze gaf hem af en toe ook opdrachten, liet hem in 1921 een van de achttien kamers in haar huis transformeren tot een ruimte in eenvoudige, horizontale grijstinten. Met een optisch verlaagd plafond. Haar echtgenoot liet het toe, maar was ‘not amused’. Dat deerde haar niet, ze hield tegen die tijd sowieso weinig rekening meer met zijn mening. Ze hadden inmiddels ook kinderen.
In het najaar van 1923 overleed Frits Schröder. Dat was voor Truus het moment om haar leven om te gooien. Met de erfenis en de verkoop van haar kapitale huis was dat financieel ook mogelijk. Ze vroeg Gerrit om een huis voor haar te bouwen. Dat moest alles zijn wat haar oude huis niet was geweest: klein, laag en licht. Een huis waarin je contact had met buiten, en waarin zij op de eerste verdieping kon wonen. Onafhankelijk van elkaar fietsten ze door Utrecht, op zoek naar een plek. Ze kozen dezelfde. Daar ontwierp hij een huis naar haar wensen, hoewel haar rol daarin van wezenlijk belang was. In de tekenfase kwam hij aanzetten met schetsen en maquettes, die naar aanleiding van haar opmerkingen aangepast en verbeterd werden. Een voorbeeld daarvan: zij vond de eerste indeling van de woonverdieping te hokkerig, vroeg of hij de wanden niet gewoon weg kon laten. Waarop hij met de lumineuze oplossing van de schuifwanden kwam.
Het huis was gereed in 1925. Tegenwoordig grenst het aan een drukke ringweg met geluidswanden, maar toen was het de rand van Utrecht, liep je zo de weilanden in. Behalve een woning was het een tijdlang ook hun liefdesnestje. Truus woonde met haar drie kinderen boven, beneden was het kantoor van hun gezamenlijke architectenbureau gevestigd.
De rest is geschiedenis. Het huis werd wereldberoemd, groeide uit tot een van de iconen van De Stijl. In de ruim veertig jaar waarin Truus en Gerrit nog zouden samenwerken aan projecten, bleef dit huis voor de buitenwacht het hoogtepunt. Ook voor Truus. Nadat Vrouwgien eind jaren vijftig overleed, zouden zij en Gerrit er zelfs nog samen wonen.
Jessica van Geel beschrijft op levendige wijze, met gevoel voor understatement en een prettige focus op de essentie, het lange leven dat Truus en Gerrit na 1925 nog zouden delen. Gerrit werd een wereldberoemde architect, die gaandeweg steeds meer zonder Truus werkte. Ofschoon hij haar oordeel bleef vragen, en zij met grote regelmaat op zijn uitdijende kantoor in het centrum van Utrecht verscheen. Hij lette er zijn leven lang op, ook in zijn latere overzichtstentoonstellingen in Amsterdam, Rome, New York en andere steden, dat Truus bij hun gezamenlijke ontwerpen werd genoemd.
Het huis was haar alles. Zij zou er blijven wonen tot haar dood in 1985. Gerrit overleed twintig jaar eerder. Journalisten, architectuurhistorici en andere belangstellenden bleven komen, wilden dit wereldwonder met eigen ogen zien. Zij ontving ze vriendelijk. Sprak vrijuit, behalve als de vragen naar de aard van haar relatie met Gerrit te dichtbij kwamen. Voor die situaties bedacht zij standaard antwoorden. Jessica van Geel maakt, naast het grondige bronnenonderzoek dat zij uitvoerde, ook dankbaar gebruik van deze interviews met Truus. Een van de aardigste passages daaruit is voor mij de volgende.
JOURNALIST: ‘Wat was uw inbreng bij het proces van de totstandkoming van het huis?’
TRUUS: ‘Dit huis was ons kind. Bij een kind vraag je dat toch ook niet?’
Het huis is nu UNESCO Werelderfgoed. En een museum dat je kan bezichtigen. Een aanrader.
Jessica van Geel
I Love You Rietveld
464 blz
Lebowski Publishers