vrijdag 4 januari 2019

Het Japan van Couperus

Op 1 oktober 1921 vertrokken Louis Couperus en zijn echtgenote Elizabeth Baud per schip vanuit Amsterdam naar Sumatra, om ruim een jaar later terug te keren. De reis voerde hen langs Nederlandsch Indië, Hongkong, Macao, Kanton, Japan en Singapore. Het was een reis in opdracht, Couperus zou voor de Haagsche Post reisbrieven schrijven. Het aantal en de onderwerpen mocht hij zelf bepalen. De vergoeding, een cheque van vijftienduizend gulden, maakte het mogelijk om te reizen met een zekere luxe. Indië werd een fantastische beleving - een feest der herkenning -, Japan viel ze over het algemeen tegen. Couperus had moeite de cultuur van het land te doorgronden en werd ook ziek, lag zes weken in een hospitaal. Maar het doel van de reis werd gerealiseerd en de reisbrieven verschenen nog in hetzelfde jaar onder de titel 'Oostwaarts'. Terug in Nederland trok Japan hem toch weer en begon hij te schrijven aan een serie Japanse legenden en verhalen. Die werden na zijn plotselinge dood in de zomer van 1923 postuum gepubliceerd onder de titel Het snoer der ontferming.

Onlangs verscheen een geïllustreerde uitgave van die bundel, met een inleiding en toelichtingen op de afzonderlijke teksten door H.T.M. van Vliet. Dat is een prachtige uitgave. Alleen al om de uitvoering, het mooie papier en de beeldschone illustraties is het een hebbeding. Maar ook de inhoud is zeer de moeite waard.

Om te beginnen de verhalen en legenden zelf. Daarvoor moet je wel van Couperus houden. Er zijn passages die voor de niet-fans wat doorzettingsvermogen vergen. Ik geef een voorbeeld, een citaat uit het verhaal ‘De dichteressen’: ‘Nu te toonen van twee dichteressen, zoo als er bloeiden in schoonheid en rythme van schoonste verzen aan het hof van Fujiwara, den fijnen adelstam, die te Kyoto rees en de bloeiende takken van pracht en heerschzucht uitbreidde wijd boven het paleis, waar de Mikado, zoon der Zonnegodin, school, troonde en heilig was.’ Dit is één zin, die uitsluitend loopt omdat er maar liefst zeven komma’s zijn gebruikt. Sommigen zullen dit geknutsel met woorden vinden, voor mij is het streven naar esthetiek dat uit zo’n zin spreekt een prachtig literair tijdsbeeld. De laatste restjes fin de siècle. Je ziet Couperus schrijven, aan zijn grote bureau, met violette inkt op crèmekleurig papier. In zijn appartement aan de Hogewal in Den Haag - met aan de achterzijde uitzicht op Paleis Noordeinde - het Japan van eeuwen her oproepend. En om eerlijk te zijn: ik heb natuurlijk een 'stevig' citaat uitgezocht ...

De uitvoerige toelichtingen die Van Vliet geeft bij elk van de 31 teksten van Couperus zijn uitermate verhelderend. Hij heeft steeds uitgeplozen wat de bron voor een tekst is geweest. Soms, bijvoorbeeld bij een landschapsbeschrijving, was dat wellicht eigen waarneming van de schrijver. Ook ontsproten verhalen aan zijn fantasie. Maar veel vaker gebruikte hij andere teksten als bron. Eigenlijk verbijsterend vaak, en soms onvoorstelbaar letterlijk. Hij plundert bij voorkeur zijn reisgids, maar ook bundels met Japanse legenden, in Engelse of Franse edities, moeten eraan geloven. Je kan dat als lezer zelf controleren, want die geleende teksten zijn door Van Vliet integraal opgenomen. Wel doet Couperus zijn best het gegeven of verhaal mooier of spannender te maken, kort hij het in of spint het juist uit. Maar toch zou je daar tegenwoordig als schrijver niet mee wegkomen.

Couperus zocht tijdens zijn reis door Japan naar prenten van beroemde kunstenaars. Ook die fungeerden als bron voor teksten. Zo vormde Hokusai’s iconische prent ‘De golf voor de kust van Kanagawa’ mede de inspiratie voor een kernachtig verhaal van twee bladzijden.  En inspireerde de prent ‘Gezicht op de landengte van Ama-no-Hashidate, de Ladder naar de Hemel’ van Utagawa Hiroshige (zie foto) hem voor het verhaal ‘De vuurvliegjes’. Ik heb de indruk dat dergelijke teksten, deels gebaseerd op prenten, leidden tot een vloeiender en poëtischer taalgebruik. Misschien kwam dat omdat die prenten hem het sprookjesachtige Japan toonden, dat van de shoguns en de eeuwenoude cultuur. Daar kon onze schrijver wat mee. Het Japan dat zich ontwikkelde tot een moderne industriële maatschappij boeide hem minder.

Dat Van Oorschot het heeft aangedurfd dit boek uit te geven verdient lof. Couperus en verzorgde boeken horen voor mijn gevoel bij elkaar. Dat was tenslotte ook de mening van de auteur zelf. Dat Van Vliet minutieus de herkomst en bronnen is nagegaan moet monnikenwerk zijn geweest. Maar daarmee is onze kennis over Couperus weer wezenlijk aangevuld. Hulde daarvoor!

Louis Couperus
Het snoer der ontferming
Geïllustreerde uitgave met toelichting en de door de auteur gebruikte bronnen, bezorgd door H.T.M. van Vliet
416 blz
Uitgeverij Van Oorschot