Lang geleden, zo schrijft Huraki Murakami in Romanschrijver van beroep, ontmoette hij de Amerikaanse auteur John Irving. Die vertelde hem dat hij een grote groep trouwe lezers had die hij bij zich hield middels ‘hits in the main line’. Dat is Amerikaans slang voor injecties in de ader. Je maakt van je lezers als het ware verslaafden die eens in de zoveel tijd een shot nodig hebben, in dit geval je nieuwe boek. Ze kunnen niet meer zonder, de schrijver wordt de dealer van de lezer. De deal is dan: jullie kopen steeds mijn nieuwe boek, en ik garandeer het genot, sta ervoor in dat je niet teleurgesteld zal zijn. Murakami vindt de vergelijking met een 'shot' antisociaal, maar voelt wel iets voor het principe. Als beeld prefereert hij een ‘directe buis’ tussen auteur en lezers, via welke ze direct met elkaar kunnen communiceren, zonder dat daarbij marketinginstrumenten – reclame - een rol spelen: ‘Bovenal nodig is, het hoeft niet gezegd, een natuurlijk, spontaan ‘gevoel van vertrouwen’ tussen auteur en lezer. Voldoende lezers moeten denken: als het een boek van Murakami is, laat ik het dan meteen kopen en lezen, want het zal geen tijdverlies of weggegooid geld zijn.’
Het lijkt een methode die je eerder bij een formuleschrijver als Dan Brown verwacht dan bij twee serieuze literaire kopstukken. Maar toch, wanneer je beider oeuvres bekijkt, zit er wel iets in. Irving bereikte in 1978 met zijn vierde boek, The World According to Garp, een miljoenenpubliek en wist dat succes vast te houden met een reeks romans waarin hij grote thema’s ter hand nam en die vaak spectaculair uitwerkte. Voor de doorbraak van Murakami zorgde zijn in 1987 verschenen roman Norwegian Wood. Sindsdien schiep hij in een vijftiental romans en enkele verhalenbundels een eigen wereld die steevast heel karakteristieke en herkenbare ingrediënten bevat. De ‘verslaafde’ fan kan ze zo oplepelen: een alleenstaande man van omstreeks 30-35 jaar, jazzmuziek, simpele maar voedzame en zelf bereidde maaltijden en, meestal, enkele onverklaarbare bovennatuurlijke verschijnselen. In Kafka on the shore regent het op een gegeven moment haringen, om maar iets te noemen. Het werk ademt een heel herkenbare sfeer – dat is misschien wel de grootste aantrekkingskracht - en veel ervan is inmiddels in vijftig talen beschikbaar. Net als bij Irving is hier dus sprake van een wereldwijd succes.
Het toch wel uitgesproken karakter van Murakami’s werk maakt dat lezers ervoor vallen of het verafschuwen. Die indruk krijg je tenminste wanneer je de recensies van zijn werk en de uitingen op de social media een beetje bijhoudt. Ik ben een fan, dan weet u dat.
Liefhebbers van het werk van Murakami hebben een probleem als ze iets meer te weten willen komen over de schrijver. Die schermt zijn eigen persoon namelijk stevig af. Murakami geeft zelden interviews en houdt zich verre van literaire happenings. Dus blijft je kennis beperkt tot wat we al weten: eigenaar van een kleine jazzclub in Tokio, als schrijver autodidact, schreef zijn eerste romans ’s nachts aan de keukentafel. Zo’n tien jaar geleden gaf hij met What I Talk About When I Talk About Running een voorzichtig inkijkje, maar veel verder ging het niet. En dan geeft hij nu opening van zaken over zijn schrijverschap. Want dat is wat hij doet in de elf hoofdstukken met titels als: Hoe ik romanschrijver werd; Zijn romanschrijvers ruimdenkende mensen?; Over originaliteit; Nou, wat moet ik dan schrijven? en Welke personages voer ik op?. In een nawoord schrijft hij: ‘Ik had al veel langer het gevoel dat ik een overzicht wilde geven van wat ik te vertellen had over het schrijven van fictie en over de omstandigheden waarin ik als romanschrijver romans blijf schrijven. Als ik tussen het werk door wat vrije tijd vond, pende ik dat dus stukje bij beetje neer, fragmentarisch, per thema. Dit zijn dan ook geen teksten die ik in opdracht van een uitgever schreef. Ik begon er aanvankelijk spontaan aan, als het ware voor mezelf.’
Murakami schreef de teksten voor dit boek in de stijl van een uit te spreken lezing. Dat geeft ze iets informeels. Hij formuleert soms wat onhandig, zoals in het nawoord: ‘Tot slot wil ik nog benadrukken dat puur verstandelijk nadenken over dingen niet mijn sterkste kant is’. Hij legt vervolgens uit volgens welke methode hij wél kan nadenken – door het op te schrijven – en dan zie je dat die zin onderdeel is van een kort betoog. Maar door zo’n opmerking maak je je toch kwetsbaar. Connie Palmen wist er in de Volkskrant wel raad mee. Het was, schreef ze, na 250 bladzijden de eerste zin waarmee ze het eens was. Tja.
Maar dat informele van de tekst, het zich kwetsbaar opstellen en de oprechtheid waarmee Murakami hier zijn verhaal lijkt te doen vormen ook de sterke kanten van het boek. Je krijgt wat je ziet, meer is er niet. Het mooist is voor mij de tekst over hoe Murakami zijn eigen stijl vond, helemaal aan het begin van zijn schrijverschap. De eerste versie van Luister naar de wind zinde hem niet. Te wollig, te ‘mooi’. Op zijn oude Olivetti met een westers toetsenbord herschreef hij het manuscript in het Engels, een taal die hij toen nog maar nauwelijks beheerste. Daardoor werd de stijl haast vanzelf geknot. Vervolgens vertaalde hij de Engelse versie weer in het Japans en voilà! Hij won met het manuscript een prestigieuze debutantenprijs en zou die karige stijl trouw blijven.
Ofschoon Murakami met Romanschrijver van beroep verder gaat dan ooit in het uit de doeken doen van zijn schrijverschap, veel komt ook niét aan de orde. Hoe zit het bijvoorbeeld met zijn fascinatie voor het bovennatuurlijke, dat onlangs in De moord op Commendatore nog zo’n allesoverheersende rol speelde? De denkwereld van Haruki Murakami, dat lijkt me een mooi onderwerp voor een volgende ontboezeming.
Haruki Murakami
Romanschrijver van beroep
Vertaald uit het Japans door Luk Van Haute
254 blz
Atlas Contact