Soms heb ik dat, tijdens het lezen van een boek. Ik word dan langzaamaan heel blij. Omdat het verhaal me boeit, omdat de schrijver me verrast of inhoudelijk uitdaagt, omdat het boek is geschreven in een pakkende stijl. Dit alles gebeurde ook bij het lezen van De goede zoon van Rob van Essen. Maar het werd nóg beter. Want na 250 bladzijden laat Van Essen zijn hoofdpersoon – zijn naam komen we niet te weten – in een zelfrijdende auto stappen en aan een dagenlange rit naar het zuiden beginnen. In vergelijking met de oerversie die wij daarvan kennen zijn die auto’s in de wereld waarin Van Essen zijn verhaal situeert intussen flink doorontwikkeld. Jêrome heet dit exemplaar. Hij converseert met zijn gast, is uiterst voorkomend, aangesloten op Google en kan in enkele seconden een boek lezen. De gesprekken die de auto en zijn passagier voeren doen denken aan die van een psychiater en zijn patiënt: de hoofdpersoon vertelt over zijn leven en Jêrome stelt op het juiste moment de juiste vraag, waarna ze een laagje dieper afdalen. Jêrome blijkt ook te beschikken over gevoel, hij lijkt een zwak te ontwikkelen voor zijn passagier en heeft uiteindelijk zelfs seks met hem – Jêrome in de gedaante van de passagiersstoel, voor wie behoefte heeft aan een beeld. Als de hoofdpersoon honderd bladzijden later de auto verlaat ben je niet alleen ondergedompeld in diens leven en in de soms wat akelige wereld van de nabije toekomst, maar heb je ook een van de mooiste, grappigste en bij vlagen meest poëtische tekst uit de hedendaagse Nederlandse literatuur gelezen.
Die autorit voert dus door een wereld die in de toekomst ligt. Een wereld waarin steden gigantische afmetingen hebben, waarin er sprake is van ‘regenzones’ en landstreken die juist zijn uitgedroogd, waarin iedereen een ‘palio’ heeft, een supersonische versie van onze smartphone, waarin iedereen in Europa een basisinkomen geniet en de meesten dus weinig meer doen, waarin oudere mensen op terrasjes de speciaal voor hen gedrukte papieren krant lezen en waarin robots de zorg en de horeca hebben overgenomen. Voor ons herkenbaar omdat de meeste van die ontwikkelingen al in gang zijn gezet, maar wij de echte gevolgen ervan nog niet kennen. Of willen weten.
In De goede zoon vertelt Van Essen meerdere verhalen. Dat van de hoofdpersoon, de goede zoon uit de titel, is het eigenlijke verhaal. Kort ervoor is zijn moeder op honderdjarige leeftijd overleden. Als een goede zoon bezocht hij haar de laatste twintig jaar van haar leven wekelijks, in de instelling waar zij vanwege haar toenemende dementie verbleef. De zoon zit nog volop in het verwerkingsproces, gedurende de hierboven aangehaalde autorit komt die tot een soort afronding.
Een tweede verhaallijn is die van de hoofdpersoon als jonge man, veertig jaar geleden. Na een gestaakte studie kunstgeschiedenis had hij tal van tijdelijke baantjes. Tijdens een daarvan, het verhuizen en herinrichten van een nieuw depotgebouw van ‘Het Archief’ – te herkennen als het Amsterdamse gemeentearchief - ontmoette hij twee mannen die zijn leven zouden bepalen, Lennox en de man bijgenaamd De Meester.
Een derde lijn is een wat schimmige, met criminele kantjes. Er is sprake van een slechts besmuikt genoemde ontvoering van ‘De Batavier’ - Heineken? - waarbij Lennox en De Meester betrokken zouden zijn geweest. Na afloop daarvan heeft onze hoofdpersoon, van beroep schrijver van onder andere de zogenoemde plotloze romans, geholpen een nieuwe identiteit voor De Meester te bedenken. En omdat daarmee nu, twintig jaar later, een probleem is ontstaan wordt de hulp van de hoofdpersoon opnieuw ingeroepen.
Wanneer in het eerste hoofdstuk Lennox na jaren afwezigheid ineens opduikt in het leven van de hoofdpersoon, en hem vraagt met hem op reis te gaan, brengt dat bij deze een stroom aan herinneringen teweeg. Daardoor, en door de gebeurtenissen en gesprekken tijdens de reis krijgt hij meer inzicht in zichzelf en zijn relatie tot zijn moeder. Van Essen vermengt al die elementen subtiel met elkaar. In de mix die zo ontstaat kan hij op soepele wijze de vele lagen kwijt die hij in zijn verhaal heeft aangebracht. Dat doet hij uitermate knap.
De roman is in recensies wel een road novel genoemd, de term voor een roman over een reis waarop de reiziger zichzelf en de wereld anders gaat zien. Van Essen zinspeelt daar een enkele keer ook op, in de talrijke subtiele hints en toespelingen op identiteit, geheugen en zelfbeeld die hij door zijn verhaal weeft. Je zou het ook een psychologische roman kunnen noemen, of een ideeënroman. En zelfs, als je persé wil categoriseren en het in een hokje stoppen, een fantastische roman. Waarom dat laatste? Nou, bijvoorbeeld omdat in de slotscène van het boek twee mannen het hoofd van een derde binnengaan. Letterlijk. Verder zeg ik niets, maar dat tafereel is van een nachtmerrie-achtige onheilspellendheid. En het is, na die vrijpartij met Jêrome, de zelfrijdende auto, opnieuw uitzonderlijk ongewoon. Zoiets bedenk je eigenlijk niet …. Tenzij je Rob van Essen heet.
Maar misschien moeten we De goede zoon in de eerste plaats een gelaagd en rijk geschakeerd verhaal noemen dat zich onttrekt aan iedere vorm van etikettenplakkerij. Dat doet het meer recht.
Rob van Essen
De goede zoon
382 blz
Atlas Contact